Recensie

Enjoy Ecology!

Ecologie als thema is – eindelijk! – terug. Hoewel regelmatig dubieuze ideeën en producten met behulp van de marketingtermen ‘Duurzaam’ en ‘Groen’ worden aangeprezen, leidt deze ontwikkeling ook tot het verschijnen van een groeiend aantal publicaties over het thema. Zoals het recente nummer Het Ecohuis van het architectuurtijdschrift DASH. De diversiteit van de achtergronden van de auteurs belooft een veelzijdige benadering.

Toen ikzelf als ontwerper werkte lag er jarenlang één boek op mijn tafel, net als op de tafel van een zeer gewaardeerde collega: Density van Javier Mozas en Aurora Fernández Per (Vitoria-Gasteiz, 2006). We keken er bijna elke dag in, lieten ons inspireren door de voorbeelden, de typologieën en de geobjectiveerde informatie per project. Je kon je ontwerp toetsen aan de voorbeelden en anderen de consequenties van beslissingen laten zien. We noemden het Onze Bijbel. Kan Het Ecohuis ook zo een onmisbare inspiratiebron worden?

Het tweetalige tijdschrift (Nederlands-Engels) bestaat uit twee gedeelten: een essaygedeelte en een plandocumentatie van 11 voorbeeldprojecten, op één uitzondering na ruime eengezinshuizen. De afbeeldingen laten projecten zien van de afgelopen 70 jaar.

Vier levendig geschreven essays belichten een aantal inspirerende aspecten van het denken over ecologische architectuur: de typologie en de ecologische betekenis van overgangsruimten, de ontwikkeling van het Solar House in de VS in de jaren 1940–45 als een ecologische én maatschappelijke naoorlogse visie, het inrichten van vernieuwende ontwerpprocessen bij het demonteerbaar bouwen of het hergebruiken van tweedehands materialen en de vraag naar de samenhang tussen duurzaam wonen en leefpatronen. Hier bestaat wellicht interessante overlap  met de onderzoeken van het kenniscentrum Sustainable Solutions RDM te Rotterdam.

Geheel anders zijn de laatste twee teksten, die in tegenstelling tot de eerdere essays geen brede reflectie bieden, maar juist de nadruk op twee individuele (ontwerp-)filosofieën, van Lacaton & Vassal en van Steve Bear, leggen. De hierbij horende afbeeldingen laten ontwerpen zien die later in de plandocumentatie ook nog uitgebreid worden voorgesteld. Het blijft onduidelijk waarom de nadruk zo sterk op deze twee ontwerpen gelegd wordt.

De essays met bijbehorende afbeeldingen bieden door hun wijde blik veel stof tot nadenken. Het is een hernieuwde kennismaking met oude bekende, zoals met de mooie trapsgewijze oranjerie in Chatsworth (UK). En ik zag projecten waarvan ik nog nooit had gehoord, zoals de woningen met geïntegreerde (moes-)tuin van Ralph Rapson.

En dan de plandocumentatie. Elk project krijgt volop de ruimte. Onder de projecttitel worden de projectdata en de specifieke ecologische hoofdprincipes met klimaataspecten genoemd. Naast een omschrijvende tekst en vele uitstekende foto’s biedt het boek heldere plattegronden en doorsneden plus een aparte doorsnede met de ecologische principes. De tekeningen zijn voor alle projecten opnieuw getekend, zorgvuldig gereduceerd tot de echt belangrijke informatie.

Een klein minpuntje is dat de schaal van de tekeningen niet in het gehele boek consequent gelijk is en soms zelfs binnen een projectomschrijving verschilt. Plattegrond en doorsnede zijn daardoor moeilijker leesbaar. Om de projecten onderling vergelijkbaar te maken, zijn de doorsneden op de binnenzijden van de omslag nog een keer afgebeeld, hier wel allemaal op de zelfde schaal.

Het boek wil volgens de redactie ‘verschillende basisprincipes en mogelijkheden van de ecologische architectuur’ laten zien, waarbij de focus ligt op de ‘architectonische interventie’. Dit is zeker gelukt. Het is bijzonder dat ook hier oudere voorbeelden opnieuw onder de aandacht worden gebracht, zoals de Baumhäuser van Frei Otto of de op een iglo geïnspireerde woning van Ralph Erskine.

De plandocumentatie toont indrukwekkend de bandbreedte van het ecologische bouwen; onder andere: benutten van klimaatgegevens en oriëntatie (Frank Lloyd Wright), bouwen met de jaargetijden (Lacaton & Vassal), nastreven van autarkie (Steve Baer), dubbel grondgebruik (DAAD Architecten et al) en hergebruik van materialen (2012Architecten). Door inzet van architecten én opdrachtgevers zijn inventieve typologieën en prachtige ruimten ontstaan – én uitstekend  studiemateriaal voor ontwerpers.

Het boek, dat ons toen zo inspireerde, had een voor ons bijzonder belangrijke rubriek: behalve het aantal woningen werd ook de woningdichtheid per hectare vermeld. Dit is informatie waaraan je als ontwerper en in het gesprek met je opdrachtgever echt iets hebt! Dergelijke geobjectiveerde gegevens over de ontwerpen mis ik in Het Ecohuis. Hoe hoog zijn de bouwkosten per m2? Welke interventies werken? Welke niet en waarom? Hoe hoog is het energieverbruik en de CO2-uitstoot? En tot slotte: hoe verhoudt zich de ecologische voetprint van deze huizen, dus de impact van productie, vervoer, bouw en gebruik op het milieu, tot die van een conventioneel (vrijstaand) huis?

Beste DASH-mensen, is dit misschien een idee voor een vervolgonderzoek? De combinatie van inspirerende voorbeelden met geobjectiveerde data? U zou velen heel gelukkig maken.