Recensie

Voort met Cuypers. Het vernieuwde Rijksmuseum

Er is de afgelopen jaren wat afgemopperd over het Rijksmuseum: Het duurt te lang, het is te duur, we willen er onderdoor fietsen. We willen er onderdoor fietsen. We wíllen er onderdóór fietsen! Maar eindelijk is het dan toch zover, de bouw is zo goed als voltooid en de ongekend rijke museumcollectie kan weer naar huis terugkeren. Het Rijksmuseum opende voor de pers heel even de deuren van het hoofdgebouw om volgend jaar volledig ingericht, in volle glorie definitief te heropenen. ArchiNed nam alvast een kijkje – bij deze een verslag, met lekker veel beeld.

Het hoofdgebouw van het Rijksmuseum is jaren langer gesloten geweest dan op voorhand was verwacht. Dit werd hoofdzakelijk veroorzaakt door de vondst van asbest. Op het moment dat in april volgend jaar de deuren weer open gaan voor het publiek is het museum in totaal tien lange jaren dicht geweest. Maar wat is het dat wachten waard geweest… Wie in de tussentijd de hard hat tour volgde kreeg al een tipje van de sluier opgelicht. Maar stampte je toen nog tussen de stempels door de modder en zag je hoog boven je hoofd in het donker de plafondschilderingen schemeren, nu baadt het museum in het licht, zijn de kleuren fris en oogstrelend en vergeet je op slag dat het zo lang heeft geduurd.

De plannen voor de nieuwbouw zijn gemaakt door het Spaanse architectenbureau Cruz y Ortiz. Antonio Cruz en Antonio Ortiz openden tien jaar geleden een Amsterdamse dependance waar zij maandelijks de voortgang van de projecten komen bespreken. Op het hoogtepunt van de bouw werkten hier twaalf mensen, om de plannen van de naamgevende architecten bouwtechnisch en naar de Nederlandse regelgeving te vertalen en ten uitvoer te brengen. Naast de renovatie van het hoofdgebouw behelsde de opdracht het ontwerpen van het aan de overzijde van de straat gelegen nieuwe ateliergebouw van 9000 m2 en twee nieuwe paviljoens. Het Aziatisch paviljoen van 670 m2 en het Entreegebouw van 2800 m2, beide verbonden met het hoofdgebouw. Het Aziatisch paviljoen, dat op 12 maart jl. al door ArchiNed beschreven werd, huisvest 365 Aziatische kunstobjecten. Het Entreegebouw bevat naast de personeelstoegang, servicegerichte ruimtes en kantoren ook het op ruim 9 meter diepte gelegen energiecentrum.

Muriel Huisman, partner en architect bij Cruz y Ortiz Amsterdam, leidt me rond. Zij vertelt dat Cruz y Ortiz Arquitectos niet houdt van narratieve architectuur. Voor deze architecten geen grote contrasten tussen oud en nieuw. Dus niet door middel van vormgeving en materiaal duidelijk maken wat een toevoeging is aan het oorspronkelijke gebouw, maar nieuw bouwen in de geest van het bestaande. De hoog in de gevels van de binnenhoven aanwezige rondbogige nissen zijn nu bijvoorbeeld gevuld met roodbruine akoestische panelen, voorzien van een verticaal streepmotief. De vormgeving en het kleurgebruik sluiten aan op de architectuur van Cuypers, maar oorspronkelijk waren de nissen grijs gepleisterd. “Het geeft niet als bezoekers denken: is dit nu wel of niet origineel?” aldus Huisman. Dat betekent overigens niet dat er sprake is van historiseren, maar van bouwen met een vanzelfsprekendheid die maakt dat het lijkt of de nieuwe toevoegingen er altijd al geweest zijn. Het ontwerpmotto voor zowel het hoofdgebouw als de tuinen is dan ook: “Voort met Cuypers”. Om dit te verwezenlijken neemt ambachtelijk handwerk tijdens de bouw een belangrijke plaats in, getuige de Italiaanse en Portugese handwerklieden die jaren op de bouwlocatie werkzaam zijn geweest.

Of deze ontwerphouding ook is toegepast op de paviljoens valt te bezien. De gebouwtjes zijn weliswaar aan de zuidzijde van het terrein gepositioneerd, net als de door Cuypers ontworpen uitbreidingen, de Philipsvleugel, de Directeursvilla en Teekenschool. Maar de paviljoens van Cruz y Ortiz wijken in massaopbouw behoorlijk af van het hoofdgebouw. De architecten hebben in de plattegronden bewust contrasterende hoeken opgezocht om zo autonome gebouwtjes te realiseren die zich als ‘juweeltjes’ manifesteren in de museumtuin. In hun materialisatie zoeken de paviljoens wel aansluiting bij het hoofdgebouw, de gevels zijn namelijk bekleed met hetzelfde Portugese natuursteen dat ook voor de afwerking van de binnenhoven is gebruikt.

Eén van de meest in het oog springende ingrepen is het toegankelijk maken van deze overdekte binnenhoven. In de jaren zestig zijn de hoven uit ruimtegebrek volgebouwd. Door de bebouwing te slopen en de binnenhoven toegankelijk te maken vanuit de passage is er niet alleen een nieuwe, veel ruimere entree ontstaan, maar heeft het museum tevens een nieuw hart gekregen dat baadt in het daglicht. Ondergronds, onder de passage, bevinden zich de ticketbalie en de garderobe, deze zone verbindt de twee binnenhoven tot één groot openbaar plein. Ook mensen die niet de collectie willen bezichtigen kunnen hier vertoeven, een kop koffie drinken of de museumwinkel bezoeken. Het enorme plein, bekleed met Portugees natuursteen, ligt drie meter onder het entreeniveau van de passage. Vanaf hier is het zicht op de binnengevels vergelijkbaar met de manier waarop je de Amsterdamse grachtenpanden ervaart als je op een bevroren gracht staat. De grote schaal wordt gebroken doordat per binnenhof een enorm kunstwerk is toegevoegd dat vanaf negen meter hoogte de ruimte vult. Pas in de loop van het project is dit kunstwerk een abstracte kroonluchter geworden waarvan de lamellen de akoestiek helpen regelen.
Onder de verdiepte pleinen bevinden zich vervolgens nog een ondergrondse laag met ruimtes als het auditorium en de restaurantkeuken.

Het onder de passage door verbinden van de binnenhoven bracht als complicatie met zich mee dat er een overgang ontstond tussen oude en nieuwe funderingen, waarbij bestaande krachten op de bestaande fundering afgedragen moesten worden en nieuwe krachten op de nieuwe fundering. Als gevolg daarvan heeft men inventief moeten omgaan met het afdragen van de krachten van de passage en zijn de grijze sokkels onder de enorme steunberen slechts decoratie, aangezien de werkelijk krachten verlegd zijn naar de kolommen daarachter. Dit waren poeren uit de jaren 50/60 die verjongd zijn om zo de verbinding tussen oost en west te garanderen. Cruz y Ortiz pleitte er in eerste instantie voor de restanten van de steunberen te verwijderen omdat ze geen dragende functie meer hebben. Maar de monumentencommissie vond de beeldbepalende functie doorslaggevend en daarom zijn er, om de steunberen niet boven de grond te laten zweven, drie meter hoge sokkels toegevoegd.

De restauratie van het hoofdgebouw waarvan Cruz y Ortiz het basisplan opstelde, is uitgevoerd onder begeleiding van Van Hoogevest Architecten. De Stichting Restauratie Atelier bracht de uitbundige geschilderde decoraties in de galerijen terug die tientallen jaren door een witte verflaag volledig aan het oog onttrokken waren. Het was Cuypers’ oorspronkelijke idee dat de decoraties de constructieve beeldtaal van de gewelven zouden versterken. De samenwerking tussen Cruz y Ortiz en Van Hoogevest toont zich het succesvolst in de oplossingen die zijn gevonden om de benodigde installatietechniek een plaats te gunnen in de oorspronkelijk architectuur en decoraties. Want dat is wellicht de grootste uitdaging geweest: het wegwerken van de enorme kluit techniek die nodig is om de kwetsbare kunst te kunnen tonen en preserveren tegelijk.

Zo zijn doeken van Georg Sturm, die ooit de Voorhal opsierden, uit de kelder opgeduikeld, gerestaureerd en teruggebracht, maar nu met het nodige akoestische materiaal erachter. Dienen de messing bovenlichten in de ramen van de binnenhoven nu als overstort van lucht. Is een rond trappenhuis waar eens een diensttrap doorvoerde een schacht geworden. En bevat de door Italiaanse ambachtslieden steentje voor steentje gereconstrueerde vloer in de Voorhal kleine tableaus die uit de vloer gelicht kunnen worden om zo toegang te bieden aan kabels en leidingen.
De hoofdinfrastructuur voor al deze techniek, waarmee onder meer 450.000 m3 museale lucht per uur rond wordt gepompt, is de ondergrondse ‘energiering’ in de tuin rondom het museum. De op vijf meter diepte gelegen, 500 meter lange rondgang, herbergt indrukwekkende buizen met diameters van soms wel 80 centimeter. De benodigde roosters zijn opgenomen in het nieuwe tuinontwerp: hier en daar staan ronde en halvemaanvormige objecten van een meter of tien in doorsnede.

In het komende jaar worden de expositieruimten voltooid naar ontwerp van het Parijse bureau Willmotte. De kleuren van de wanden zullen ingetogen zijn en afkomstig uit de kleurenschema’s van de tentoongestelde schilderijen. Als je ziet wat een indrukwekkende klus hier is geklaard, is het gênant om te bedenken dat tot op heden de meeste aandacht uit is gegaan naar die vermaledijde fietspassage. Aan de andere kant is het wellicht een bliksemafleider geweest voor de ingrijpende bouwwerkzaamheden die hier de afgelopen jaren in betrekkelijk rust plaats hebben kunnen vinden. Ik kan niet wachten tot volgend jaar het Rijksmuseum weer opengaat en in volle glorie te aanschouwen zal zijn. Een gesamtkunstwerk zoals Cuypers het voor ogen had.