Recensie

Justus van Effencomplex gerestaureerd

De feestelijke oplevering van het Justus van Effencomplex in de Rotterdamse wijk Spangen viel niet toevallig samen met de jaarlijkse Open Monumentendag afgelopen september. Nadat de planvorming voor dit rijksmonument rond 2000 was gestart is de restauratie nu voltooid en is de oorspronkelijke architectuur weer in volle glorie te bewonderen.

Voor het grote publiek moet het een verrassing zijn, om in zo’n beruchte wijk als Spangen zo’n revolutionair complex galerijwoningen te vinden. Voor de meeste architecten en kunsthistorici is Spangen verplichte kost. Behalve de bijzondere stedenbouwkundige opzet komt na de restauratie ook de oorspronkelijke architectuur weer prachtig tot haar recht. Via een boek en publicaties in tijdschriften wordt het vakpubliek voldoende geïnformeerd over de restauratie, de vernieuwde plattegrondopzet en de technische verbetering van de woningen. Daarom wil ik hier aandacht vragen voor een ander aspect van het project: de vernieuwing van de stadsvernieuwing. Restauratie in plaats van renovatie.

Vriend en vijand zijn het er inmiddels over eens dat de renovatie van het Justus van Effencomplex eind jaren tachtig een mislukking was. Met name het witkalken van de binnengevels bleek op termijn dramatisch voor het uiterlijk. Gemakshalve wordt de laatste tijd de hele Rotterdamse stadsvernieuwing verketterd. En inderdaad zijn al die gevels met trespapanelen, stalen balkons, duiventilachtige optoppingen en kunststof kozijnen geen succes gebleken. Met een gemakkelijke woordspeling wordt van stadsvernieling gesproken. Vanuit architectonisch oogpunt moet inderdaad de conclusie getrokken worden dat veel straten en wijken er niet op vooruit zijn gegaan en er ronduit armoedig uitzien. Maar op woontechnisch gebied was de stadsvernieuwing wel degelijk succesvol. Woningen kregen fatsoenlijk sanitair, warmte- en geluidsisolatie werden aangepakt en er werden betaalbare woningen voor de laagste inkomens gerealiseerd. En het bestaande stedenbouwkundige weefsel bleef zoveel mogelijk behouden. Het alternatief was grootschalige sloop. Het Oude Westen had in de oorspronkelijke plannen plaats moeten maken voor grootschalige terrassenflats of gebouwen voor de Erasmus Universiteit en Crooswijk zou worden doorsneden door een verkeersweg omzoomd met grootschalige bebouwing.

Voor het Oude Westen en Crooswijk, de laboratoria van de Rotterdamse stadsvernieuwing, werd sloop afgewend. Ook bij andere wijken is veelal gekozen voor instandhouding van het stratenpatroon, renovatie van technisch goede casco’s en aangepaste nieuwbouw. Het is jammer dat daarbij totaal geen oog was voor de kwaliteiten van de bestaande architectuur. Deels is dit het gevolg van de eenzijdige aandacht voor de technische verbetering van de woning. Maar er was in die tijd ook domweg vrijwel niemand die oog had voor de kwaliteit van de architectuur van de late negentiende eeuw en de eerste decennia van de twintigste eeuw. Anonieme woningbouw met standaard plattegronden, door bouwondernemers in hoog tempo volgens vaste regels weggezet. Nu is die waardering er wel. De architectuur van de negentiende eeuw en traditionalistische architectuur in het algemeen kregen een herwaardering. Maar ook de plattegronden van de verguisde alkoofwoningen bleken verrassend flexibel en bruikbaar.

Op veel plekken in Rotterdam wordt de stadsvernieuwing opnieuw vernieuwd; restauratie in plaats van renovatie. Het Burgemeester Hoffmanplein op het Noordereiland was een van de eerste plekken waar het oorspronkelijke straatbeeld werd hersteld. Het Deliplein op Katendrecht volgde. En in de Van Speykstraat in het Oude Westen werd in 2010 de ernstig vervuilde trespa-beplating in een gewaagde kleurstelling met rode, blauwe en paarse verticale banen vervangen door baksteen. De architecten van De Nijl corrigeerden hiermee zelf de stadsvernieuwing.

Met name in de voormalige probleemwijk Spangen is een aantal bouwblokken weer in oorspronkelijke staat teruggebracht. En dan blijkt die traditionele architectuur van architecten als Meischke & Schmidt, Granpré Molière en Buskens ineens uitstekend te passen in het huidige modebeeld. En blijkt ook hoe eeuwig zonde het is dat die sobere solide blokken die J.J.P. Oud voor de Gemeentelijke Woningdienst ontwierp zo zijn toegetakeld. Juist in Spangen is de laatste jaren veel bereikt. Door de verticale splitsing van de woningen op te heffen werden herenhuizen van drie verdiepingen met kap gecreëerd aan het Aagje Wolff-Betje Dekenplein. Plukjes individuele woningen zijn als kluswoningen door particulieren of collectief particulier opdrachtgeverschap vernieuwd. Door deze aanpak worden de oude wijken weer aantrekkelijk voor nieuwe bewoners en krijgt de zo gewenste sociale vernieuwing een impuls. Mogelijk is in navolging van Katendrecht ook in andere delen van Rotterdam-Zuid iets dergelijks mogelijk, want daar staan ook nog heel wat fraaie woningen te verkommeren.

Een recent voorbeeld van de ouderwetse sloop/vernieuwing à la de jaren zestig is te zien bij de wijk Nieuw-Crooswijk. Er is daar veel met Spangen vergelijkbare woningbouw gesloopt. Met in deze stagnerende woningbouwmarkt desolate lege plekken tot gevolg. De nieuwe retro-architectuur poogt vruchteloos karakter en identiteit te brengen. Mensen willen wonen in een betekenisvolle omgeving en architecten proberen daar op allerlei manieren gestalte aan te geven. De bouwblokken in Spangen en het Justuskwartier in het bijzonder zijn betekenisvol en dragen de geschiedenis met zich mee. Bovendien sluiten de baksteenarchitectuur en de gesloten bouwblokken goed aan op de wensen van de hedendaagse woonconsument. Bij Justus van Effen is zelfs door de hofvorm en de hekken bij de poorten een moderne variant op de tegenwoordig geliefde gated community gecreëerd.