Recensie

Privaat Geld in de Nieuwe Stad

Het International New Town Institute organiseerde op 27 september de conferentie New Towns | New Territories. ‘New Players in Urban Development’ beloofde de ondertitel. En die kregen we. Niet de planners of stedenbouwkundigen maken de dienst uit in de nieuwe stad, maar elektronica- en meubelfabrikanten. Maar wat willen zij? Wat voor ambities hebben zij, en wat zijn hun strategieën? En wat verandert er echt aan de verhoudingen tussen privaat, publiek en politiek?

Waarom zou Cisco, een van de grootste fabrikanten wereldwijd van routers en switches, investeren in de new town Songdo in Zuid-Korea? Jean Louis Massaut, director Smart+Connected Communities bij het bedrijf geeft het eenvoudige antwoord: Cisco is op zoek naar steden die zijn verbonden met het internet. En in Songdo is alles verbonden met het internet: je huis, je auto, je koelkast en je kinderen. Letterlijk. “Cities like Songdo are run on networked information.” Massaut vertelt in de eerste lezing van de dag enthousiast over de common area telepresence, linksys routers, digital signs, IP Video en access control points, die Cisco kwijt kan in de nieuwe stad. (Excuus, maar vertaald naar het Nederlands wordt het niet begrijpelijker). Terwijl Massaut doorgaat met de enorme voordelen van deze linked city voor haar burgers (wie wil nu geen automatische controle op de veilige aankomst van de kinderen op school), natuurlijk alles aangestuurd en gemonitord vanaf een gigantisch controlecentrum, gaat er een rilling door de zaal. Maar Massaut noemt het creating islands of happiness: wij mogen hier misschien wat kritisch tegenover staan, de Koreaan vindt het geweldig. Senior Executive Vice President en Chief Investment Officer Jonathan Thorpe van Gale International, de projectontwikkelaar van Songdo, doet er nog een schepje bovenop. In een videoboodschap licht hij toe wat voor Gale de belangrijkste uitdaging was: de opgedane ervaring te kapitaliseren, het systeem aan te passen en te repliceren op een manier die nog beter werkt. Het was duidelijk: de City in a Box is een consumptieproduct dat kan worden bedacht, verkocht, verbeterd en nogmaals worden verkocht.

Ole Bouman, als directeur van het NAi gastheer van de dag, verwoordt even later het inmiddels groeiende gevoel van ongemak in de zaal. Wat er op het spel staat volgens Bouman zijn verschillende ideeën over wat de stad eigenlijk is. Is de stad een ‘management job’, zoals ons werd voorgespiegeld met het voorbeeld in Zuid-Korea, of is de stad een cultureel product? Is de stad het resultaat van een investeringsbeslissing, optimalisatie en replicatie, of is de stad het resultaat van een collectieve inspanning, van het maken, van verschillende ambities en geduld. Is de stad een nieuwe realiteit, slechts gebouwd uit marketing en visualisaties, of drukt de stad ook een mate van beschaving uit? Met andere woorden: gaat het om ‘making city’ of om ‘running a city’? Maar Bouman is ook realistisch. Want het zou kunnen dat er simpelweg nieuwe tijden aanbreken en de stad als ‘managable package to be sold’ onontkoombaar is. Daar moet het bewijs dan wel voor worden geleverd. En het debat over gevoerd.

JaapJan Berg zet met zijn opening van de volgende sessie de zaak al iets meer op scherp: is hier niet sprake van een falende overheid waardoor private investeerders denken ‘laat ons maar, dat kunnen wij beter’? En zo ja, lukt het hen dan ook om daadwerkelijk een gemeenschap te creëren? Aan Thomas Hattig om die vraag te beantwoorden. Hattig is director of development bij Landprop Services, onderdeel van InterIKEA, het moederbedrijf van de Zweedse meubelfabrikant. Landprop heeft enkele jaren geleden 26 hectare grond gekocht ten zuiden van het Olympisch Park in Oost-Londen. Daar wordt de komende jaren een nieuw deel van de stad ontwikkeld met 1200 woningen en 58.000 m2 werkruimte: Strand East. Waarom Landprop dit doet? Om meubeltjes van de moedermaatschappij af te zetten, zou je denken, met Cisco nog in het achterhoofd. Maar nee, het gaat om, ‘creating a desirable place to be, not building a large residential scheme, a place where people come to the cafes, with independent shops, in other words: creating a neighbourhood.’ In een video wordt duidelijk hoe het afgelopen jaar aan het gebied is gewerkt door eerst alleen een sympathieke uitkijktoren te bouwen. Hier geen gelikte beelden van de prachtige wijk die het zal worden. Gefilmd tegen de achtergrond van een groezelig bakstenen muurtje, leggen de initiatiefnemers uit welke wijk ze hopen te gaan maken. Het contrast met de gladde renderings van Songdo kan niet groter. Na afloop legt Hattig uit hoe het werkt voor InterIKEA en Landprop. Het eenvoudige doel is om een bescheiden rendement op het eigen kapitaal te behalen. En precies dat eigen kapitaal onderscheidt Landprop ook van vele andere ontwikkelaars. Hierdoor hoeft ze niet eerst bij investeerders langs om hen met glossy folders te overtuigen in te stappen. Het geld is er, en daarmee ook de rust en de tijd om langzaamaan te bouwen aan de wijk.

We zijn halverwege de dag en de eerste lijnen worden helder. Aan de ene kant Cisco, wereldmarktleider in de productie van switches en routers, maar ook een aan de Nasdaq genoteerde multinational die ieder kwartaal moet rapporteren aan de aandeelhouders, die een stad maakt in Zuid-Korea. Aan de andere kant InterIKEA, de beheerder van het over tientallen jaren vergaard familiekapitaal, die stad maakt in Londen. Les één: het ene private kapitaal is het andere niet. Maar ook les twee: wat in Londen kan, zou in Zuid-Korea nooit kunnen. En vice versa. Je kunt er dus wat van vinden, maar een echte vergelijking gaat vooralsnog mank op de gigantische culturele verschillen.

’s Middags komt in een van de parallelsessies een volgende case aan de beurt: Lavasa, een new town bij het Indiase Pune, op zo’n honderd kilometer van Mumbai. Scot Wrighton, de City Manager van de stad lijkt te hebben aangevoeld welke kant het op zou gaan en had zijn verhaal de titel The Future of New Cities, or Capitalist Opportunism meegegeven. En hij draaide er ook niet om heen: demografisch gezien is het de beste plek om zo een nieuwe stad te bouwen, democratisch gezien misschien wel de slechtste plek daarvoor. Hij beschrijft het werken aan de stad als een proces van trial and error met alle succesjes maar ook mislukkingen die daarbij horen. Wordt hier stedenbouw nog wel eens omschreven als sleutelen aan een draaiende motor, Wrighton gaat voor de overtreffende trap: ‘building an airplane while flying’. Zonder de allergrootste beloften dus, maar wel met de vaststelling dat Lavasa vooralsnog het beste is dat de megacity regio Mumbai-Puna te bieden heeft. In een gebied met enkele tientallen miljoenen inwoners waar zestig procent van de bevolking in sloppenwijken leeft, waar zelfs de door projectontwikkelaars nieuw gebouwde stadsdelen niet zijn aangesloten op water en riool en afval vaak niet wordt opgehaald, lukt het hier om een stad te maken die functioneert. En niet alleen voor de happy few: uit welbegrepen eigenbelang wordt de helft van de woningen onder de kostprijs verhuurd aan de minder bedeelden.

Dat neemt niet weg dat de stad volledig wordt georganiseerd als een bedrijf. De Hindustan Construction Company investeert tientallen miljarden dollars in de stad en doet dat niet uit liefdadigheid: er moet geld worden verdiend. De Lavasa Corporation Ltd. heeft voor de ontwikkeling van de stad niet alleen de grond in handen maar ook het volledige planningsstelsel. Door de grond voor 999 jaar in erfpacht te geven aan de bewoners – en het eigendom dus te behouden – zullen bewoners en bedrijven tot in lengte van jaren moeten betalen voor de geleverde diensten. Hiervoor is binnen de Corporation een aparte tak met City Management Services opgericht. Deze CMS’s verzorgen de diensten die je normaal gesproken van een gemeente zou verwachten: beheer van de openbare ruimte, riolering, parkeren, et cetera. Het businessmodel van de Lavasa Corporation krijgt daarmee alle trekken van een alternatief belastingstelsel. De grenzen tussen publiek en privaat lijken te vervagen. De Lavasa Corporation is met haar verregaande autoriteit ten aanzien van ruimtelijke planning, regelgeving en uitgifte van vergunningen feitelijk een quasi-overheid. De Corporation legt weliswaar verantwoording af aan de regering van India maar dit gaat niet zonder slag of stoot. En de inwoners van Lavasa zijn uiteindelijk gewoon klant: als ze het niet bevalt, kunnen ze vertrekken, maar iemand om weg te stemmen is er niet. En mocht de Corporation de planningsautoriteit op den duur uit handen moeten geven, dan blijft het businessmodel overeind. Door het bezit van de grond behoudt ze ook in dat geval de zeggenschap over wat daarmee gebeurt.

Luc Speisser van Landor Associates geeft met zijn presentatie een volgende dimensie aan het vraagstuk ten aanzien van publiek en privaat. Voor Lavasa bedacht dit wereldwijde bedrijf op het gebied van merk- en designconsultancy de naam en huisstijl. Volgens de filosofie van Landor is de elementaire functie van branding, ervoor zorgen dat je als bedrijf ‘doet wat mensen willen’. En dat natuurlijk verpakt in een boodschap en vorm die mensen daarmee ook identificeren. Maar meer dan om de verpakking, de uiteindelijke identiteit die wordt gecreëerd, gaat het Speisser om de gedachte erachter: ‘make the promise, and then keep it.’ Onmiddellijk valt op hoe in die definitie van branding feitelijk de private tegenhanger van de ontbrekende lokale democratie wordt gecreëerd. Als aanbeveling aan een politicus zou het niet misstaan tenslotte.

Een tweede moment om de balans op te maken. Het doel van de private investeerders moge helder zijn: geld verdienen. De nieuwe stad is een money machine en wordt op die manier ingericht en bestuurd. Maar dat betekent niet automatisch dat de investeerders de enige zijn die profiteren. Wat te denken van de miljoenen Indiërs en Chinezen die naar de stad trekken en in die nieuwe stad hun felbegeerde woning vinden? En bovendien betekent de komst van het private kapitaal niet per se dat publieke verantwoording verdwijnt. Het lijkt wel ingewikkelder geworden, maar de vraag is niet van tafel. Zoals Scot Wrighton van Lavasa zei: ‘infrastructuur is niet het probleem, betaalbare woningbouw voor minderbedeelden ook niet, en zelfs het geld is niet ingewikkeld. Wat ingewikkeld is, is governance en land.’

In het slotdebat benoemde Wouter Vanstiphout, hoogleraar Ontwerp en Politiek, nog een opmerkelijke historische parallel. Waar zelfs de sociaaldemocraten de laatste jaren overtuigd zijn geraakt van het belang van de vrije markt, en vrijwel iedereen is gaan geloven dat staatsgestuurde, topdown geplande ontwikkelingen gedoemd zijn om te mislukken, zien we nu we de markt volop hebben binnengelaten, de meest grootschalige, hiërarchische, rigide en deterministische structuren ontstaan. Voor wat we bouwen lijkt het helemaal niet uit te maken of het publiek of privaat is gefinancierd of gestuurd. En in die observatie zit misschien ook wel meteen de belangrijkste vraag vervat: gaan deze nieuwe steden werken? Zelfs als we het democratisch tekort even voor lief nemen (wat sommigen in de omstandigheden rond Pune ongetwijfeld verdedigen) blijft staan dat de nieuwe stad is ontworpen als een gecontroleerd en beheerst systeem om rendement te genereren. Was dat in de westerse wereld in de jaren vijftig en zestig nog een sociaal rendement, nu is dat een financieel rendement. En het blijft de vraag of de stad zich op die manier laat sturen. En daarmee blijft Ole Boumans verlangen naar een overtuigend bewijs een beetje knagen. Want nee, niet geleverd. Maar een geloofwaardig alternatief om met de demografische explosie in Azië om te gaan is er ook nog niet. Tot dat moment houden we elkaar scherp op dagen als deze. Dat is wél gelukt.