Recensie

Lelé – architect van geluk en gezondheid

Een architect, een Braziliaan, die ziekenhuizen bouwt en voor geluk en gezondheid staat. Van mijn eigen ervaring met ziekenhuizen heb ik vooral een enorme hekel aan systeemplafonds overgehouden. Liggend in een ziekenhuisbed heb je uren de tijd om naar het plafond te staren, slordige aansluitingen of onderhoudsonvriendelijke afwerkingen te bestuderen. Geluk en gezondheid zijn ver te zoeken.

Ik heb mij altijd afgevraagd waarom iemand daar nooit iets beters op kon verzinnen, iets waardoor je je misschien wat minder ziek, geïsoleerd en machteloos voelt. Zo iemand blijkt al heel lang te bestaan, ik heb hem ontdekt op de derde verdieping van het NAi. João Filgueiras Lima (1932), Lelé genoemd, verdiende zijn sporen op de bouwplaats van Brasilia waar hij in 1957, twee jaar nadat hij afgestuurd was aan de Escola Nacional de Belas Artes, begon als een soort ‘troubleshooter’ voor projecten van Oscar Niemeyer. Werkend voor Niemeyer maakte hij niet alleen kennis met betekenisvolle bogen maar ook met prefab methodes, die hij vervolgens in Oost-Europa nader bestudeerde.
Zijn bemoeienis met ziekenhuizen begon volgens het verhaal in 1963 toen zijn vrouw door een ongeluk in een ziekenhuis terecht kwam. De erge toestanden die Lelé tegenkwam leidden ertoe dat hij samen met de bevlogen arts Campos da Paz een eenvoudig ruimtelijk systeem bedacht dat gebaseerd was op natuurlijke ventilatie en licht. Hij ontwierp een bioklimatisch ziekenhuis. In het totaal heeft Lelé negen van deze ziekenhuizen in Brazilië gebouwd. De retrospectieve tentoonstelling in het NAi geeft door middel van interviews, nieuwe en oude tekeningen en foto’s van de projecten een goed overzicht van de verschillende projecten en Lelés werkwijze.

Ondanks dat de ziekenhuizen, die vooral horizontaal georganiseerd zijn, er op de luchtfoto’s en in de maquettes als fabrieken uitzien, blijken de binnenruimtes van een bijzondere kwaliteit te zijn. Door natuurlijke belichting, hoge ruimtes en oriëntatie op de tuinen, die integraal onderdeel zijn van het ontwerp, creëert hij ruimtes die niet direct aan een ziekenhuis doen denken. De ruimtes zijn op een slimme manier langs een centrale as georganiseerd en kennen een duidelijke scheiding tussen de meer privé en publieke gedeeltes, wat het geheel overzichtelijk maakt. Ondanks dat alle ziekenhuizen op dezelfde eenvoudige constructiesystemen gebaseerd zijn en met de speciaal daarvoor ontwikkelde prefabelementen zijn gerealiseerd, blijkt de sfeer die Lelé daarmee weet te creëren overal anders. De flexibele systemen spelen in op het omliggende landschap en maken deze onderdeel van het gebouw. Door zijn experimenten met constructies wist hij niet alleen de grens tussen architectuur en ingenieurvak op een virtuoze manier te bespelen, maar ook slimme ontwerpen te ontwikkelen, en bovendien de energiebehoefte en bouwkosten tot een minimum te beperken.

Deze goedkope en bovendien ‘duurzame’ manier van bouwen heeft hij niet alleen voor ziekenhuizen ingezet maar ook voor publieke gebouwen als scholen en gemeentecentra, voor infrastructuur zoals voetgangersbruggen, busstations en voor een eenvoudig maar slim trappensysteem dat in de favelas tegelijkertijd dienst doet als regenwaterriool. Voor dit laatste maakte Lelé, net als voor het schoolgebouw, een eenvoudige bouwhandleiding. Zoals bij IKEA kunnen de onderdelen die ter plekken met ferrocement gefabriceerd worden eenvoudig en zonder groot gereedschap in elkaar gezet worden. Vanaf 1979 begon Lelé ook fabrieken op te zetten voor de productie van prefab elementen voor ziekenhuizen en ‘urban equipement’. Al deze projecten zijn geboren uit de noodzaak om met weinig middelen eenvoudig en goedkoop publieke gebouwen te creëren en om zo directe, goed doordachte oplossingen te kunnen bieden voor vraagstukken van maatschappelijk belang.

De tentoonstellingen over Lelé maakt de bezoeker weer bewust wat het inhoudt om architect te zijn. Dat architect zijn niet alleen gaat over het produceren voor een markt maar om het hebben van een houding – en daarmee bedoel ik niet ego. Dat juist nood en beperking je uitdagen om goede ideeën te ontwikkelen. Dat gedegen vakmanschap en het doordenken tot in het kleinste detail belangrijk is, het belang van integraal denken en handelen. En dat duurzaamheid niet meer, maar ook niet minder, hoeft te zijn dan het slim gebruik maken van natuurlijke hulpbronnen. De tentoonstelling over Lelé gaat dan ook over meer dan geluk en gezondheid, het gaat om idealisme, gedrevenheid en om een passie voor het maken, en voor de mensen.