Feature

Halbe’s erfenis

Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie organiseerde vorige week dinsdag in Pakhuis de Zwijger een ‘informatie- en inspiratiebijeenkomst’ voor de ontwerpsector. Het was een bijeenkomst met veel opsommingen, cijfers en Engelstalige managementspeak, artisticiteit kwam nauwelijks aan bod. ‘Halbe zal trots zijn’, twitterde Ira Koers na afloop van de bijeenkomst.

Het doel van de middag was de aanwezigen te informeren over de nieuwe subsidieregelingen van het fonds. Dat er nieuwe regelingen nodig waren, is grotendeels terug te voeren naar 2010: met het aantreden van een gedoogkabinet bestaande uit de niet bepaald cultuurminnende partijen VVD, CDA en PVV, én het gegeven dat de overheid moest bezuinigen. In juni 2011 presenteerde toenmalig staatssecretaris OC&W Halbe Zijlstra de nota Meer dan kwaliteit, een nieuwe visie op cultuurbeleid. Dat het hem om meer dan kwaliteit ging valt af te leiden uit de woorden die de sectoren architectuur, vormgeving en nieuwe media beschrijven: creatieve industrie. Het lijkt te verwijzen naar het gedachtegoed van Richard Florida die in zijn bestseller The rise of the the creative class (2002) creatievelingen als een groep definieert en ze in die hoedanigheid op overtuigende wijze een belangrijk onderdeel laat zijn van de stadseconomie. Florida’s gedachtegoed is ook terug te vinden in het kabinetsbeleid ter stimulering van de Nederlandse economie. In februari 2011 benoemde het kabinet negen topsectoren aan die beroep kunnen doen op overheidssubsidies, een daarvan is de ‘Creatieve Industrie’. Volgens hun website zorgen “De creatieve sectoren […] ervoor dat steden aantrekkelijk worden voor toeristen, bedrijven en bewoners” – let op de volgorde waarin de doelgroepen worden benoemd – én is de creatieve sector een van de snelst groeiende sectoren van de Nederlandse economie is – zonder dat dit met cijfers wordt onderbouwd. Weten zij wat wij niet weten? Lucas Hendricks, projectleider Topteam Creative Industies was uitgenodigd om hier iets over te vertellen. Zijn presentatie stond bol van Engelstalige managementspeak met daaroverheen een neo-liberale saus. Het gaat bij het topsectorenbeleid van de Creatieve Industrie om: professionalisering van het cultureel ondernemersschap, marktverruiming, internationalisering, om actieagenda’s, innovatieagenda’s, human capital agenda’s, talent en ondernemersschap, ambitie, extra aandacht voor bedrijven met opschalingsambitie, groeiambities, economische validatie, etc. etc. Vilein zou men zich kunnen afvragen wat hier ‘creatief’ of zelfs cultureel aan is, afgezien van het bijvoeglijke naamwoord voor het woord ‘industrie’.

De ambitie van het Topteam Creative Industries is hoog: in 2020 moet Nederland de meest creatieve economie zijn van Europa. Bij het horen van zoiets kan men natuurlijk in schaterlachen uitbarsten en goede argumenten aanvoeren waarom dit om meerdere redenen mogelijk iets te hoog gegrepen is – het tijdschrift Monocle publiceerde onlangs een lijst met landen met de meeste invloedrijke soft power, Nederland was gezakt naar plaats 15. Maar tussen neus en lippen door noemde Hendricks een mogelijkheid om hun ambitie toch te verwezenlijken: Nederland is erg streng in de leer met betrekking tot de definitie van cultuur, Engeland, Frankrijk en Denemarken hanteren een veel ruimere definitie. Een verruiming van de definitie dus, ‘meer dan kwaliteit’.
Hendricks sprak voorts zijn verbazing uit dat creatievelingen zo weinig gebruik maken van sommige regelingen en subsidies. Dat zij nog nooit hebben gehoord van ClickNL, de Federatie Dutch Creative Industries, van het Support programme for Europe’s cultural and creative sectors, of van het Dutch Centre for International Cultural Cooperation. Maar misschien is dit wel minder vreemd dan Hendricks denkt. Er zijn nu eenmaal creatievelingen die geen interesse hebben in opschaling, bewust niet actief willen zijn in het ‘European Level Playing Field’, of gewoon geen zin hebben in een Kafkaiaans doolhof met adviseurs en organisaties die – tegen betaling uiteraard – voor jou subsidie aanvragen. Voor hen is er gelukkig het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Sinds de nota van Zijlstra en de afgedwongen opsplitsing van het Fonds BKVB, daardoor een deel van de subsidiegelden zijn ondergebracht bij het Stimuleringsfonds voor Architectuur is er wel het een en ander veranderd bij het fonds. De doelstellingen zijn, zoals fondsdirecteur Janny Rodermond vertelde, door het ministerie van OC&W gegeven. Het resulteerde in een compleet nieuw fonds waar, zo benadrukte Rodermond, cultureel ondernemerschap een afgeleide is en geen doel op zich. De missie van het nieuwe fonds luidt: “de kwaliteit van de disciplines architectuur, vormgeving en e-cultuur bevorderen en vanuit een culturele invalshoek hun maatschappelijke en economische meerwaarde vergroten. Daarbij gaat het ook om de versterking van de sectoroverschrijdende aanpak en de samenwerking tussen private partijen, particulieren en overheid, zowel in Nederland als in het buitenland. ”  De doelstellingen die daarbij horen: stimuleren van innovatie en kennisverdieping; bevorderen talentontwikkeling en ondernemerschap; bevorderen van goed opdrachtgeverschap; versterken internationale positie ontwerpsector; bevorderen publieke belangstelling; bevorderen crosssectorale samenwerking. Nadat de kaders waarbinnen het fonds moet opereren waren geschetst, presenteerde Martijn Oskamp (hoofd subsidies van het fonds) beknopt en zakelijk het nieuwe subsidiehuis – een term van het fonds. Het voert te ver om de regelingen in dit artikel uit te leggen, maar opmerkelijk was dat men sprak over crosssectoraal, maar binnen de sector culturele industrie weinig valt te crossen; ieder onderdeel (architectuur, vormgeving en e-cultuur) heeft een eigen aanvraagformulier en adviescommissie.

Een informatiebijeenkomst over subsidieregels tot een inspirerend event te maken, is niet eenvoudig. Ook de dertien pitches van subsidieontvangers oude stijl brachten daar geen verandering in, misschien lag het aan de presentaties zelf, de keuze van projecten, en/of het 8-minuten-per-presentatie-format. ‘Het artistieke’, bromde mijn buurman ter rechterzijde, ‘is de meest opvallende afwezige deze middag’. Een andere punt van kritiek dat die middag te beluisteren viel, was het ogenschijnlijke gebrek aan durf bij het fonds om de grenzen van de beleidskaders op te zoeken. Maar misschien is dat iets te vroeg geoordeeld, hoe subversief het Stimuleringsfonds is zal blijken als de fris benoemde adviescommissies hun werk hebben gedaan; tot die tijd kan Halbe trots zijn op het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.