Opinie

Een overbodig beroep?

Architect Jasper de Haan over het beroep architect: nut, noodzaak, status en scholing.

Duitse hyperinflatie: torens bouwen met geld

Het is niet best.
Het is crisis, de bouw ligt zo goed als plat, er gebeurt nauwelijks meer iets. En het schijnt nog erger te worden. Het aantal architectenbureaus in Nederland is sinds 2008 verdubbeld. De hoeveelheid werk in de sector is sinds 2008 gehalveerd. De toename van het aantal architectenbureaus lijkt recht evenredig met het aantal ontslagen architecten. Managers, adviseurs, doelgroependeskundigen, stakeholders, makelaars, marketingstrategen, projectleiders, “partners”, adviesbureaus, woningbouwcorporaties en investeerders spreken openlijk hun aversie uit tegen architecten en ontwerpers. Architecten zijn lastig, vervelend, veroorzaken vertraging, zijn te eigenwijs, kosten geld, kortom voegen niets toe, sterker nog, je kan ze er beter niet bij hebben. En het lekt ook nog. Ze zijn ook niet nodig. Als een particulier een huis wil, gaat die naar een catalogusbouwer en zoekt iets uit. Als een bedrijf een gebouw nodig heeft gaat het naar een hallenbouwer en neemt de goedkoopste per m2. En als het dan echt moet is er altijd wel ergens een HTS-er te vinden die de door MBA strategen bedachte kubieke meters wil tekenen. En als er dan werkelijk niet te ontkomen valt aan het inhuren van een architect, dan doen we gewoon een Voodoo contractje (enkel het Voorlopig Ontwerp en Definitief Ontwerp) met een clausule dat de architect dan ook maar meteen verplicht afziet van alle auteursrechten. En dus nooit meer iets over zijn of haar ontwerp te zeggen heeft.

En er is nog meer ellende. Het NAi moet verplicht fuseren en wordt “creatieve industrie”, het Berlage Instituut is opgeheven en gaat als een soort merknaam door in Delft, de Architectuurbiënnale in Rotterdam staat onder druk en het Stimuleringsfonds voor Architectuur is ook al gefuseerd met een gedeelte van het Fonds BKVB tot het Stimuleringsfonds voor wederom de creatieve industrie. Je zou kunnen stellen dat een beetje opruiming en opschoning in het architectuurveld een goede zaak is. Maar het wordt nu wel heel kaal en karig. Vooral omdat architectuur nog slechts een onderdeel is van veel sexyer en snellere disciplines als e-culture, design, games en videoclips.

Kortom: we zijn overbodig en gemarginaliseerd. We zijn niet meer nodig en doen er niet meer toe. En het ergste is misschien wel dat we het zelf gedaan hebben. We kunnen kennelijk niet uitleggen wat we doen en waar we goed in zijn. Wat we kunnen bijdragen. Waarom mensen ons in moeten huren. Waar ons vak over gaat. En er is meer dat we verprutst hebben. Zo helpt het bijvoorbeeld niet dat we altijd en overal collega’s afvallen. Dat er geen goede architectuurkritiek meer is. Ook is er geen vertegenwoordiger van de beroepsgroep. Wie schuift er aan tafel bij DWDD of Pauw en Witteman als het over architectuur gaat. De Rijksbouwmeester? De voorzitter van de BNA? Hertzberger? Koolhaas? De hoogleraar Ontwerp en Politiek in Delft? Advocaten hebben dat beter voor elkaar. Net als hun uurtarieven overigens.

Het onderwijs dan. Wie is er nog zo gek om architectuur te gaan studeren? Helemaal niemand zou je verwachten, maar dat blijkt mee te vallen. De universiteiten hebben nog hele respectabele aantallen eerstejaars. Maar gaan die het vak redden? Ik ben bang van niet. Want van Eindhoven en Delft hoeven we voorlopig niet veel te verwachten. In Eindhoven staat sinds enige tijd een volbloed bouwtechneut aan het roer zonder enige affiniteit met architectuur en in Delft is de decaan afkomstig uit de Real Estate and Housing hoek met een civiele achtergrond. Het heeft het er overigens de schijn van dat de bouwmanagers in Delft de hele faculteit hebben overgenomen. Talloze hervormingen van het Bachelor curriculum hebben nog steeds niet geleid tot de zo noodzakelijke kwaliteitsverbetering. Al jaren komen Delftse afstudeerders dan ook nauwelijks meer voor op de erelijsten van de Archiprix.

Is er dan geen enkel lichtpuntje in deze barre tijden? Misschien wel.
De ex-directeur van het NAi, waarvan alleen Lars Spuybroek zich bij zijn benoeming openlijk durfde af te vragen hoe het nou in godsnaam mogelijk was dat iemand die de Archis om zeep had geholpen als beloning dat nog een keer met het NAi mocht proberen, lijkt vlak voor zijn vertrek tot inkeer gekomen. Net voordat het instituut inderdaad wordt opgeheven en over gaat in iets anders was er eindelijk weer een normale goede architectuurtentoonstelling te zien in het NAi, weliswaar door Vitra gemaakt, maar toch. En ook nog een nieuw boek dat een poging doet om de fantastische collectie van dat NAi te ontsluiten. Veel te laat, maar toch.

We hebben eerder economische crisissen gehad. De grootste in Europa was misschien wel die in Duitsland, die grofweg begon na de Eerste Wereldoorlog, en in 1922-1923 leidde tot spectaculaire hyperinflatie. Je moest met een kruiwagen vol geld naar de bakker om daar voor een miljard een brood te kopen en bankbiljetten in de kachel verbranden leverde meer warmte op dan voor dat bedrag aan kolen op te stoken. De beurskrach van 1929 in Amerika was de definitieve domper die, helaas zo weten we inmiddels, uiteindelijk leidde tot de opkomst van Nazi Duitsland met alle afgrijselijke gevolgen van dien. Maar in datzelfde interbellum werd in Duitsland, in Weimar en Dessau, vanaf 1919 tot 1933 (nog geen 15 jaar!!) door een uiterst internationaal gezelschap, de basis gelegd voor de architectuur zoals we die nu kennen. De toenmalige directeur, Walter Gropius schrijft in het oprichtingsmanifest van het Bauhaus het volgende:

“Architekten, Bildhauer, Maler, wir alle müssen zum Handwerk zurück! Denn es gibt keine “Kunst von Beruf”. Es gibt keinen Wesensunterschied zwischen dem Künstler und dem Handwerker. Der Künstler ist eine Steigerung des Handwerkers. Gnade des Himmels läßt in seltenen Lichtmomenten, die jenseits seines Wollens stehen, unbewußt Kunst aus dem Werk seiner Hand erblühen, die Grundlage des Werkmäßigen aber ist unerläßlich für jeden Künstler. Dort ist der Urquell des schöpferischen Gestaltens.”

En even verderop heeft hij het over de werkplaats:
“Architekten, Maler, Bildhauer sind Handwerker im Ursinn des Wortes, deshalb wird als unerläßliche Grundlage für alles bildnerische Schaffen die gründliche handwerkliche Ausbildung aller Studierenden in Werkstätten und auf Probier- und Werkplätzen gefordert. Die eigenen Werkstätten sollen allmählich ausgebaut, mit fremden Werkstätten Lehrverträge abgeschlossen werden.
Die Schule ist die Dienerin der Werkstatt, sie wird eines Tages in ihr aufgehen.”

Hier kan je bijna één op één Richard Sennetts ambachtsman overheen leggen en ook Peter Sloterdijks werkplaatsen waar geoefend moet worden. Natuurlijk zullen de hedendaagse werkplaatsen wat digitaler zijn dan in 1919. Met een boel scanners en 3D printers, zodat we van virtueel/digitaal naar analoog en weer terug kunnen gaan. Je zou zeggen dat het dan mogelijk moet zijn om na bijna honderd jaar opnieuw een crisis te gebruiken om het vak aan zijn eigen haren uit het moeras omhoog te trekken. Alleen nog even een onderwijsinstituut vinden waar dat zou kunnen.