In de Capita Selecta-reeks, getiteld The Cycle of Japan die de Academie van Bouwkunst in Amsterdam in februari en maart organiseerde, was het 21 februari de beurt aan architecte Moriko Kira. De titel van haar lezing was Finding Architecture. Aan de hand van een aantal projecten besprak Moriko Kira haar bevindingen over de Nederlandse en de Japanse bouw- en ontwikkelpraktijk.
Bouwen in Japan is een directe weerspiegeling van de economische toestand. Wanneer iemand een kavel ziet en de kans grijpt om te bouwen, realiseert hij/zij dat project zonder zich al te veel aan te trekken van anderen. Er is geen overheidscontrole, waardoor steden zich aldoor transformeren. Zo verschenen in Tokio in tien jaar tijd driehonderd nieuwe wolkenkrabbers. Er is geen wederkerigheid. De gemeente zorgt alleen voor de infrastructuur en probeert veranderingen te stimuleren. De Nederlandse situatie – waar een plan, tegenstrijdige verwachtingen en een planning de nodige inspanning vergen – is dan ook echt anders te noemen.
Moriko Kira voltooide haar studie aan de Waseda University in Tokio en studeerde daarna twee jaar bouwkunde in Delft. Sinds 1992 werkt zij vanuit Amsterdam aan projecten in Nederland en Japan en doceert zij aan de Kobe Design University.
Japan heeft nog altijd geen weg gevonden om de gevolgen van de geklapte zeepbeleconomie het hoofd te bieden. De spanning tussen oudere en jongere generaties als ook die tussen rijke en arme lagen van de Japanse bevolking is inmiddels voelbaar. Doordat de staat de uitgaven beperkt, moet de bevolking zich verregaand zelf redden.
Kira’s grootmoeder startte met een groep oudere vrouwen het initiatief om een groepshuis te realiseren in Manazuru, waar ze hun oude dagen kunnen doorbrengen. Het project illustreert een interessante benaderingswijze om kleine initiatieven van de grond te krijgen. De ouderen organiseerden zichzelf (bottom up) om zonder van een instituut afhankelijk te zijn de door hen gewenste levensstandaard na te streven. Volgens Kira is een sterk punt van de Japanse ontwikkelpraktijk dat er ontzaglijk veel initiatieven zijn. De keerzijde is wel dat de Japanse overheid geen overkoepelende rol speelt. Sterk beïnvloed door het landschap en de opdrachtgevers, realiseerde Kira op de aanzienlijke locatie een houten gebouw met tien appartementen. Het omringende landschap bepaalde de sfeer van de ruimtes.
Kira kreeg de kans om op IJburg ook een dergelijk groepsproject te realiseren. Een ontwikkelaar vroeg de architecte een ontwerp te maken voor een woongebouw. Lang leefde het idee dat het gebouw een soort dorpskarakter moest krijgen waar mensen met elkaar zouden leven. Het dorpse idee transformeerde naar een meer gemeenschappelijk, stedelijk wonen. Het werd een opgave om een dorp en een stadsblok te laten samengaan. Dat een gedreven ontwikkelaar die ambitie ondersteunde, was erg behulpzaam bij de realisatie van het bijzondere woongebouw. Kira vertelt dat het ontwerpproces haar zeer interesseert. Door de dialogen met de opdrachtgever transformeert een idee langzaam totdat een soort consensus wordt bereikt. Het zeer opengewerkte stadsblok toont Kiras ambitie naar alzijdige woningen, waardoor er veel gevarieerde woningtypes, veel licht en ruimte in voorkomen.
Het collectief opdrachtgeverschap vindt Kira een bevredigende werkvorm voor een project. In het plan Europapark in Groningen pakte het echter iets anders uit dan ze tot nu toe gewend was. Het project voor achttien gezinnen kreeg, nadat de ontwikkelaar wegviel, een vervolg in de vorm van een collectief. Kira wilde graag met één standaardontwerp voor alle kavels verder, maar hoe verder het plan zich ontwikkelde, hoe meer de bewoners hun eisen ingewilligd wilden zien. Onder dreiging van een echtscheiding moest bijvoorbeeld de architecte besluiten om bepaalde kleuren toe te staan. Hoewel Kira in deze lezing meermaals aangaf vooral geïnteresseerd te zijn in het ontwerpen vanuit het interieur, liet ze bij dit project toch blijken dat de gevraagde wijzigingen in de massas van het plan haar niet gemakkelijk afgingen. Ze vroeg zich op een bepaald moment zelfs af of het nog wel architectuur was. Toch zou het gerealiseerde project in Groningen wel eens de schakel tussen de Japanse en de Nederlandse praktijk kunnen zijn.
De lezing eindigde met een project voor een bakkerswinkel in Meguro (Tokio). Vanwege de te grote afmetingen van de kavel werd het winkelprogramma over de hele oppervlakte verdeeld. Door deze oplossing is er nu een levendige plint. Bovenop de winkellaag staan een aantal kleine appartementen, die wederom als een soort mini dorpje overkomen. Via een stegenstructuur bereikt men de voordeur. De woningen zijn alzijdig georiënteerd, met ramen gericht op de steeg en ramen gericht op de omgeving.
De projecten die Kira besprak, laten zien dat met soms weinig middelen in economisch zware tijden zinnige projecten zijn te realiseren. De rol van de architect hoeft niet beperkt te zijn. Ook ten tijde van crisis gaat het om geven en nemen. Als er in de Japanse toestand iets bemoedigend is, dan is het wel de durf om vanuit kleine initiatieven collectieve leefomgevingen op te richten. Sterker: een beter antwoord op de huidige vastgoed- en ontwikkelcrises kun je volgens mij niet krijgen.