De kwestie die door Timo de Rijk aan de kaak is gesteld kan niet anders dan uit een rijke traditie van misverstanden voortkomen, stelt grafisch ontwerper Yvo Zijlstra. De hippe mijnenveger die De Rijk als referentie gebruikt ziet er buitengewoon verleidelijk uit. We willen graag geloven dat deze oplossing werkt. ‘Schoonheid is niets anders dan een belofte van geluk’, schreef Stendahl.
In de uitspraak van Stendahl schuilt een bron van mogelijkheden voor wie de verbeelding naar zijn hand weet te zetten. Machthebbers, entertainers, zakenlieden en ontwerpers beheersen de mogelijkheden van het verleiden. Maar de houdbaarheid van hun beloftes en de reikwijdte van hun ambities blijken in de praktijk vaak beperkt. Gelukkig vergeten we snel en wordt ons dagelijks een nieuwe portie beloftes voorgehouden. Vaak te mooi om waar te zijn.
Om de lopende discussie vanuit een ander perspectief te belichten kan de ‘chindugo’ als spiegel, en de Encyclopedie van de Domheid van Matthijs van Boxsel als bron genomen worden. Niet om iemand van domheid te betichten, maar om ervan te leren. Het citeren van een goede bestaande tekst is bovendien een mooi gebaar tegen een zinloze dwang tot originaliteit die de discussie voor een deel lijkt te domineren. Een beschouwing bovendien die afkomstig is van een auteur die buiten de ontwerperswereld en haar gevoeligheden staat en daardoor in staat is helderheid te scheppen.
“Het Japanse woord chindogu betekent letterlijk; gek werktuig. The International Chindogu Society beschermt en bevordert ideeën die in de technologische evolutie tot uitsterven zijn gedoemd.
[…]
Net als een gewone uitvinder zoekt de maker van de chindogu naar een aspect van het bestaan wat verbeterd kan worden. Ook hij verwerpt ideeën die ernaast zitten, maar hij verwerpt eveneens de ideeën die raak zijn. Hij bouwt een prototype wat er veelbelovend uitziet, en nadat langdurig testen heeft aangetoond dat het idee de moeite niet loont, feliciteert de schepper van de chindogu zichzelf met de succesvolle misser.
[…]
Chindogu’s bieden onverwachtse oplossingen voor dagelijkse ongemakken, ergernissen en problemen, en veranderen onze blik op het bestaan. Na studie van de ontwerpen kunnen wij niet meer naar een theekopje kijken zonder ons af te vragen of een tweede handgreep het niet twee keer zo makkelijk zou maken het kopje op te tillen, en tien handgrepen tien keer zo makkelijk. Anders dan schertsartikelen die willen verbazen of amuseren, lijken chindogu’s op het eerste oog een grote vondst. Pas in tweede instantie beseffen wij dat het bereikte voordeel teniet wordt gedaan door een veel groter nadeel.
[…]
Bij het werpen van de boemerang is de inzet niet alleen het dier te raken, maar ook de boemerang op te vangen als hij terug vliegt na het doel te hebben gemist, zonder zichzelf te verwonden. Centraal staat het beheersen van de potentieel zelfdestructieve dimensie van de handeling. Dat is de definitie van beschaving.
[…]
De chindogu verheft die circulaire, beotische kern van ons handelen tot kunst; het ware streven is niet de technologische vooruitgang, maar het organiseren, verfijnen en celebreren van de mislukking, met het doel als alibi.”
Uit deel drie van de Encyclopedie van de Domheid: ‘Deskundologie, domheid als levenskunst’, Matthijs van Boxel, 2006
De encyclopedie vervolgt met een citaat van essayist en filosoof Paul Valéry. ‘Er huist een idioot in mij die wil dat ik van zijn fouten leer.’ Een herkenbare constatering die ons bij ons falen troost kan bieden. Tegelijkertijd moeten we alert blijven omdat die idioot in ons levensgevaarlijk blijft. Aangezien wij mensen van nature brokkenpiloten zijn lijkt onze taak op aarde – en die van de ontwerper in het bijzonder – er voor een groot deel uit te bestaan strategieën te ontwikkelen die de ongemakken, misverstanden en ongelukken die uit ons gedrag voortkomen enigszins beheersbaar te houden. In dat licht bezien lijkt het mij niet de opgave van een ontwerper, net zomin als van een politicus of een bankier, om dubbelzinnige kunstzinnigheden te produceren.
Naast tastbare producten worden inmiddels ook politieke programma’s, innovatieve financiële producten, werkprocessen, vakanties en saamhorigheid ontworpen. En niet te vergeten de computerprogramma’s waar we steeds verder mee vergroeid raken. De meeste volgens een succesvol stramien waarbij het genereren van verleiding en aandacht als belangrijkste criteria gelden. Hoe creatiever hoe liever. Dat leidt steeds vaker tot matige kunst, slordig bedachte producten en dubieuze beloften die te vaak niet nagekomen kunnen worden. In die zin lijkt de discussie die De Rijk entameert onderdeel van een reactie op een breder maatschappelijk fenomeen.
Alle ontwerpen streven een belofte na. De kerntaak van een ontwerpopleiding is mijns inziens het begeleiden van studenten in het vergaren van kennis en het kritisch leren reflecteren op het ontwerpproces om daarmee te leren omgaan. De ontwerper moet – net als de wetenschapper, de uitvinder en de ingenieur – om aan de verwezenlijking van zijn vaak onbereikbare ambities te kunnen beginnen per definitie een optimist zijn; meestal tegen beter weten in en tot mislukken gedoemd. Deskundologie (verkeerd gerichte deskundigheid) en Morosofie (waanwijsheid) liggen op de loer. Laten we ons daardoor niet van de wijs brengen, maar er ons door laten amuseren en inspireren.
Soms zal de ontwerper door zijn niet te stuiten doorzettingsvermogen erin slagen een fundamentele bijdrage te leveren aan de technologische evolutie. Ten dienste van de mensheid, diens welbevinden en mogelijk zelfs diens voortbestaan. Dit is sowieso een ondankbaar en moeizaam traject waarbij je voor de wezenlijke bijdragen de handen niet snel op elkaar zult krijgen in ons theater der illusies. Maar uiteindelijk niet minder bevredigend dan het bewandelen van de bekende paden richting aandacht en bewezen succes.