Recensie

Lissitzky – Kabakov: de droom voorbij

De tentoonstelling ‘Lissitzky – Kabakov, Utopie en werkelijkheid’ is één van de vele evenementen die plaatsvinden in het kader van het Nederland-Rusland jaar, bedoeld om de brede en lange samenwerking tussen Nederland en Rusland te benadrukken. Remy Kroese trok naar het Van Abbemuseum op zoek naar de architectonische component van zowel de utopie als de werkelijkheid.

Het Van Abbemuseum is een voor de hand liggende partner binnen NLFR2013. Het bezit één van de grootste collecties ter wereld van de Russische kunstenaar/architect El Lissitsky en pretendeert dat juist zijn werk en ideeën sterk overeenkomen met de experimentele en radicale houding die het Van Abbemuseum zich aanmeet.
Het museum vroeg de kunstenaars Ilja en Emilia Kabakov als gastconservatoren een dubbeltentoonstelling te maken over hun eigen werk en dat van El Lissitzky. De titel, Utopie en Werkelijkheid, verwijst naar de politieke en maatschappelijke situatie in de voormalige Sovjet-Unie ten tijde van optimisme en geloof in een nieuwe realiteit – de tijd waarin El Lissitsky zijn werk produceerde – en de desillusie die erop volgde, die feilloos wordt geïllustreerd door de Kabakovs. De tentoonstelling laat tevens een duidelijk verschil in standpunt zien: El Lissitsky vereenzelvigde zich in de ‘bloeiperiode’ van het communisme met het politieke systeem en gaf hieraan uiting met zijn avantgardistische werken; hiervoor werd hij overigens ook door datzelfde systeem in diskrediet gebracht. De Kabakovs beschouwen vanuit hun realiteit de gevolgen van het uiteenspatten van de communistische droom voor het leven van het individu.

De omvangrijke tentoonstelling is mede vormgegeven door de Kabakovs zelf en vindt plaats op twee verdiepingen in de nieuwbouw van het museum. Feitelijk zijn er acht zalen, ieder met een eigen thema en door middel van een visuele scheidingslijn gesplitst in een ‘Lissitsky-zijde’ en een ‘Kabakov-zijde’. Op deze manier worden beide standpunten letterlijk naast elkaar gezet, maar blijft het werk toch gescheiden. De keuze om het werk te categoriseren in thema’s is begrijpelijk en geeft ook enige houvast, maar de verwoording van de thema’s is enigszins vreemd, zoals ‘Helderheid van vormen / Rotzooi’. Heeft dit te maken met een problematische vertaling (wetend dat de subtiele betekenis- en interpretatieverschillen die het Russisch kent erg moeilijk te vertalen zijn naar het Nederlands)? Gevolg is wel dat dit soort terminologie afbreuk doet aan de gelaagdheid die ontstaat in de combinatie tussen beide werelden.

‘Helderheid van vormen’ slaat op het werk van El Lissitsky. In de zaal is een indrukwekkend schaalmodel te zien van een van zijn meest bekende projecten: de Wolkenbügel. Enorme opgetilde horizontale ‘wolkenkrabbers’ die, eenmaal gebouwd, de entrees van de stad Moskou zouden markeren. El Lissitsky zelf realiseerde zich terdege het utopisch karakter van deze voorstellen: als architect zag hij het als zijn taak om na te denken over een “nieuwe opvatting van ruimte”, één die zou passen bij de nieuwe maatschappij. Ruimte en object vormen in zijn woorden een wederzijdse functionele relatie. Met de Wolkenbügel onderzocht hij onder meer hoe “materiële objecten denkbeeldige ruimte kunnen vormen”.
Hiertegenover zijn de werken ’16 koorden’ en ‘Kist met rotzooi’ van de Kabakovs geplaatst. Beide werken worden gecombineerd onder de noemer Rotzooi: de ‘kist met rotzooi’ lijkt de bron van de in de ruimte hangende kleine objecten, die zijn gelabeld als ware het archeologische voorwerpen. De interpretatie die de toeschouwer hierbij wordt geacht te hebben, is dat de utopische wereld die El Lissitsky schetst uiteen is gevallen in fragmenten, de beoogde collectiviteit en schaalvergroting is ineengestort tot kleine brokstukken met een ‘humane’ betekenis. Helaas doet deze nogal geforceerde simplificatie afbreuk aan zowel het werk van El Lissitsky en de Kabakovs, en dient een werkelijk geïnteresseerde toeschouwer door deze opgelegde ééndimensionale betekenisgeving heen te prikken om zodoende de tentoongestelde werken daadwerkelijk in historisch en maatschappelijk perspectief te kunnen plaatsen.

Deze ‘simplificatie’ geldt helaas voor de gehele tentoonstelling. Toch is een bezoek aan Lissitzky – Kabakov een aanrader: zoals gezegd ligt de uitdaging in het doorgronden van de werken op zich en het construeren van een persoonlijke interpretatie die de schijnbare eenvoud van de ondertitel (utopie en werkelijkheid) ontstijgt. De omvang van de tentoonstelling en kwaliteit van de werken laat dit gelukkig ruimschoots toe.
Uiteraard is ook de component ‘architectuur’ ruimschoots vertegenwoordigd. Voor veel architecten zal El Lissitsky geen onbekende zijn, Ilja en Emilia Kabakov daarentegen wel. Het zijn in deze tentoonstelling juist de Kabakovs die interessante uitspraken doen over architectuur. Zij becommentariëren de gevolgen van de uiteengespatte communistische droom voor het individu en maken hiervoor vaak gebruik van ruimtelijke metaforen als de gemeenschappelijke keuken, het appartement, het monument. In deze werken maken zij op een vaak humoristische maar altijd scherpe manier de problematische relatie duidelijk tussen gebruik van ruimte enerzijds en het individu of de maatschappij anderzijds. Nog een stap verder gaan de architectonische ontwerpen die zij hier tonen: de verticale opera, het huis van dromen, en de koepel, alle ontwerpen die niet alleen de relatie tussen ruimte, functie en individu problematiseren, maar door de ‘helderheid van vorm’ een haast archetypische, typologische kracht krijgen die doet denken aan het werk van bijvoorbeeld Claude Nicolas Ledoux.
De ééndimensionale interpretatie en daarmee samenhangend de presentatie van het tentoongestelde werk wordt hierdoor problematisch. In de zaal waar de Wolkenbügels staan opgesteld wordt gesuggereerd dat dit ontwerp het meest verlichtte voorbeeld is van ‘helderheid van vorm’, kijkend naar de ontwerpen van de Kabakovs blijkt dat de bezoeker op het verkeerde been wordt gezet door de uitgesproken thematiek. De grens tussen utopie en werkelijkheid is niet zo scherp als de samenstellers je willen laten geloven. Het werkelijke denken begint nu pas.