Feature

Maximum effort with minimum result

Het was rustig in de Amsterdamse Brakke Grond op 9 april. Een poëtische, verstilde architectuuravond beloofde Maarten Kloos van Arcam ons. En dat werd het; An Fonteyne van het Belgische noA architecten toonde kunst en architectuur, en las voor uit literaire werken. Dagen later verandert in mijn hoofd de gelaagdheid nog steeds van vorm, onderwerpen bezinken en blijken allemaal met elkaar te verbonden te zijn. Ik dompel me onder in het geciteerde werk van de schrijvers en kunstenaars die, op hun beurt, weer lijken te verwijzen naar het werk van noA.

“Wie betaalt bepaalt. Als architect moet je hard je best doen om daar iets tegenover te stellen.” An Fonteyne illustreerde haar uitspraak met twee werken uit het Sign Painting Project van de in Mexico wonende Belgische kunstenaar Francis Alÿs. ‘La Leçon de Musique’ toont twee mensen die een vel papier in de lucht houden door er tegen te blazen. Een mooie metafoor voor het intens belangrijke samenspel tussen opdrachtgever en architect, waarin het draait om vertrouwen, doorzettingsvermogen en samenwerking. “Want”, aldus Fonteyne, “wanneer de communicatie stukloopt dan is een project gedoemd te mislukken.”
Kunstenaar Alÿs vroeg voor het Sign Painting Project drie Mexicaanse reclameschilders, rotulistas, een aantal van zijn werken te kopiëren, waarna het keer op keer gekopieerd werd door de drie rotulistas en door Alÿs zelf. De reeks van 120 schilderijen toont hoe steeds weer opnieuw naar het onderwerp gekeken werd, hoe formaten en accenten veranderden. Het had zomaar een verwijzing naar de architectuur kunnen zijn. Hoe de architect slijpt, verbetert, hoe hij zijn eigen en andermans werk keer op keer kopieert en transformeert.
Het sluit aan bij de wijze waarop noA architecten probeert te werken: zo vrij mogelijk, zonder taboes of dogma’s en zonder te streven naar een herkenbare stijl.
Over de verbouwing van de voormalige papierfabriek in Brussel waar het bureau in is gevestigd zei Fonteyne zelfs: “We wilden aan deze plek zo weinig mogelijk architectuur opdringen.” Waarna zij het meest uitweidde over de bomen die de tuin aan de straatzijde sieren. “Ik toon u wat personages die ons dagelijks begroeten.”

De dichtregels waarin Fonteyne spreekt vloeien ongemerkt over in de passages die ze citeerde. Refererend aan het boek Espèces d’Espaces van Georges Perec leidde ze de projecten van haar bureau in. Ze stelde dat het geven van aandacht aan alle aspecten, ongeacht schaal en omvang van belang is. “Oog hebben voor het onooglijke.” Dat is af te lezen aan de stedenbouwkundige inpassing, de routing, het kleur- en materiaalgebruik en de detaillering van het werk van noA.
De zeven projecten die getoond werden, zijn rijk in hun eenvoud. Soms zo eenvoudig dat de eerste aanblik bijna saai is. Het lijkt of alleen diegenen die het gebouw regelmatig gebruiken of grondig aanschouwen de diepere lagen zullen leren kennen en zullen gaan waarderen. Een gevoel zoals je dat kan ervaren bij de stilste persoon in een groep. Vaak blijkt die uiteindelijk het grappigst, slimst en aardigst te zijn.

Behang in stadhuis Menen van Benoît van Innis – foto Frederik Vercruysse

Het eerste project voor het bureau was het Stadhuis in Kortrijk. Gelegen op een strategische plek, kocht de gemeente het oude hoofdkantoor van de KBC bank voor heel veel geld, vervolgens was er weinig budget over voor de verbouwing. In de ontwerpfase blufte noA-architecten: “Haal alle bekleding weg en u krijgt er prachtig jaren 70 zichtbeton voor terug. We werden geloofd.” De structuur werd op strategische plekken opengebroken en het zichtbeton, dat inderdaad tevoorschijn kwam, werd van kleurvlakken voorzien. Het geheel werd opgeschoond en er kwamen routes door de openbare ruimte zodat het stadhuis zelf onderdeel wordt van de openbare route door de stad. Ook de gevels werden gestript, de betonstructuur zichtbaar makend.

Het blootleggen en zichtbaar houden van de structuur en het oorspronkelijke materiaal sluit aan bij Fonteynes uitspraak die zij doet bij een schets van bevriend kunstenaar Benoît van Innis. “Maak de aarzelingen in het werk zichtbaar. Je ziet uiteindelijk maar de eindconclusie na de lange weg die je hebt afgelegd.“
Van Innis keert een aantal maal terug deze avond, zoals bij het ontwerp voor het stadhuis van Menen, op de grens van België en Frankrijk. Het stadhuis is gevestigd in een achttiende-eeuws pand waar in de loop der eeuwen van alles is aangebouwd. Opvallend is de rust die noA architecten in de plattegrond heeft weten te brengen. “De nieuwe toevoeging moest een autonome structuur worden.” Fonteyne toonde foto’s van constructiemaquettes: een nieuwe ranke kolomstructuur van fysiek losstaande zonnekruizen die wordt verweven met het bestaande.
Onderdeel van het bouwblok zijn een aantal negentiende-eeuwse woningen die tegen het hoofdpand aan staan geplakt en nu deel uitmaken van het vernieuwde stadhuis. Het verhaal van deze woningen wordt verteld door middel van behang dat is ontworpen door kunstenaar Benoît. Vijf soorten zwart wit behang die achtereenvolgens van ruimte naar ruimte verschillen, roepen een Magritte-esque sfeer op.
Tegenhanger van de woonhuizen is de opengewerkte patio, die ontstaan is door de massa en het dak open te breken en een ranke betonstructuur toe te voegen. Wanneer deze patio ’s avonds door pendules verlicht wordt, ontstaat er welhaast een buiten-balzaal.
Het openbreken, bevrijden van de gebouwen is een thema in het werk van noA.
“Als architecten proberen we steeds te begrijpen en te controleren waar we mee bezig zijn. Het zijn onverwachte momenten wanneer dat controleren niet lukt en er verrassingen ontstaan.” Fonteyne verwees hiermee naar de knoop in de constructie die ontstond zonder dat de architecten die bewust zo ontworpen hadden. “Dierlijke vormen zijn het resultaat en geven een complexiteit waar ik van hou.”

Constructiemaquette Stadhuis Menen: een nieuwe ranke kolomstructuur van fysiek losstaande zonnekruizen die wordt verweven met het bestaande – foto noAa

Petrol Antwerpen, een gebouw met kieuw en baarden, wordt ingeleid door een passage uit Haat is een deugd van Gustave Flaubert.
“Wat mij mooi lijkt, wat ik zou willen schrijven, dat is een boek over niets, een boek zonder banden met de buitenwereld dat door de innerlijke kracht van zijn stijl overeind zou blijven zoals de aarde blijft zweven zonder ondersteund te worden, een boek dat geen onderwerp heeft of tenminste, waarin het onderwerp bijna onzichtbaar is, als zo iets mogelijk is.”

“Toen ik dit lang geleden las, dacht ik: ‘dit is wat ik wil.’ Met ons ontwerp voor het onderstation in Antwerpen zijn we hier het dichtst bij gekomen”, aldus Fonteyne. De opgave was om voor elektriciteitsbedrijf Elia ‘de moeder der hoogspanningscabines’ te maken. Op de locatie aan een uitvalsweg waar veel mensen elke dag langskomen wilde de stad een landmark. “Dus wij dachten aan stapelen.” Niet voor de hand liggend om de zware machines die aanvankelijk allemaal naast elkaar op de begane grond geordend waren te gaan stapelen. Fonteyne zet het zelfs nog aan met: “Het gebouw staat een heel klein beetje scheef, misschien wordt het meer. Het idee dat er iets verkeerd zou kunnen zijn met het gebouw houdt het spannend voor de mensen die iedere dag voorbij komen.”
Het mysterieuze volume geeft niets van zijn inhoud bloot, het meest opvallend is de blauwe kleur. Een werk van Josef Albers uit de reeks ‘Homage to the square’ wordt getoond om het kleurgebruik te illustreren. Maar ook de massaopbouw toont verwantschap met het schilderij. De manier waarop de gevel van het op het eerste gezicht volledig gesloten volume, slechts door kleur lijkt te wijken is een driedimensionale weergave van het schilderij. Door deze in de gevel gedrukte kieuw kan de wind door het gebouw heen blazen.
“We hebben een ambachtelijke schil gemaakt voor een hoogtechnologische inhoud.” De betonstructuur van de gevel is die van steeds drie bekistingsplanken strak tegen elkaar aan gedrukt. Om de drie planken is er meer ruimte gelaten waar het beton doorheen mocht stromen. Grillige baarden zijn het resultaat.
Doordat er teveel ijzerhoudende deeltjes in de betonsamenstelling zaten ontstond er na verloop van tijd een roestpatroon langs de baarden. Anders dan wat je zou verwachten van de architecte die de onverwachtheden in het proces koestert, werden de gevels echter weer ‘smetteloos’ petrol geschilderd.

Gevelaquette Museum Plantin Moretus, Antwerpen – fpto noAa

Het laatste project dat wordt getoond is het ontwerp voor het prentenkabinet Museum Plantin Moretus in Antwerpen. Het gebouw waarin vanaf de 16de eeuw de drukkerij-uitgeverij was gevestigd, is samen met de collectie sinds 2005 een UNESCO monument. De opgave behelst het ontwerpen van een daglichtloze, extreem geklimatiseerde leeszaal en depot achter een levendige gevel. Wederom willen de architecten de zwaartekracht tarten door het enorme gewicht aan boeken op te tillen en het depot op de verdieping te positioneren. Dit is welhaast een statement tegen de huidige situatie want op dit moment is de kostbare collectie, schandalig genoeg met het Schelde-water zo dichtbij, opgeslagen in de kelder van het gebouw.
Het oorspronkelijke gevelontwerp, waar noA de prijsvraag mee heeft gewonnen, was totaal van glas. Dit idee hebben de architecten laten varen omdat ze bij een totaal glazen gevel vrezen voor de weerspiegeling van de overzijde van de straat. Wie met behulp van Google Streetview de gevel van hun eerste project, het Stadhuis in Kortrijk bekijkt, ontdekt dat de architecten wellicht door schade en schande wijs zijn geworden. De volledig glazen gevel die zij voor dit stadhuis hebben ontworpen toont de niet al te fraaie gevelwand van de Papaverstraat, nu tweemaal.
Een ander ontwerp dus, voor de gevel Plantin Moretus, maar: “Hoe levendig is een gevel als er dood materiaal achter zit?”. De oplossing kwam van buurman Benoît, de kunstenaar die ook het behang voor stadhuis Menen ontwierp. Geïnspireerd door de vakwerkachtige structuren van de gevels van de buurpanden tekende hij in een paar lijnen de nieuwe gevel. Het ontwerp dat nu is ingediend is dat van een ‘letterbak’. Een volledig gesloten, houten gevel, waarvan de maat van de dieptes van het houten stijl- en regelwerk zullen verschillen. De plastiek zal de levendigheid van de gevel moeten waarborgen.

De personages die noA dagelijks begroeten – foto noAa

Is het toeval dat de gevelmaquette enige verwantschap vertoont met de ezel waarop doeken van het Sign Painting Project van Alÿs zijn vervaardigd?
Schrijvend aan dit stuk ging mijn fantasie met me aan de haal. Is het tarten van de zwaartekracht bij de projecten Petrol en Plantus Moretus een verwijzing naar de passage van Flaubert? En werd Magritte ook geïnspireerd door Flaubert toen hij zijn ‘Le chateau des Pyrenees’ schilderde? Magritte, die net als de rotulistas van Alÿs ooit als reclametekenaar werkzaam was en net als Van Innis behangontwerpen heeft vervaardigd. Bovendien was Magritte een verwoed schaker. Is het toeval dat Perec ook het boek Het leven een gebruiksaanwijzing schreef waarvan de volgorde van de verhalen als een paardensprong door een appartementencomplex te lezen zijn. Is hier weer een verband te leggen met het enorme schaakbordpatroon op de vloer van de hal van het stadhuis van Menen? Verbanden of toeval, mijn verbeelding is gevoed na deze rijke avond die afgesloten werd met twee stills uit de video ‘Paradox of Practice. Sometimes making something leads to nothing’ van Francis Alÿs. Alÿs, duwde in negen uur een blok ijs door Mexico Stad. “Een mooie metafoor voor dit rare beroep waar we ons mee bezighouden” stelde Fonteyne: ”maximum effort with minimum result.”