Feature

Onhoorbare nuances

Oude tijden herleefden tijdens de uitreiking van de Amsterdamse Architectuur Prijs 2013 (de Gouden A.A.P.) en het gelijktijdig georganiseerde Amsterdamse Architectenbal in De Beurs van Berlage. Want net als de beurshandelaren die ooit de effectenbeurszaal bevolkten, hadden veel aanwezige balgasten last van de galmende akoestiek tijdens de verschillende toespraken. Als direct gevolg hiervan hoorde vrijwel niemand de nuances en statements. Voor zover ze überhaupt werden uitgesproken. Hier een (re-)constructie van wat die avond allemaal gezegd had moeten worden of niet gehoord werd.

De Amsterdamse Architectuurprijs is jaren terug bedacht om de productie en kwaliteit van nieuwe architectuur in de stad extra in het zonnetje te zetten. Daarbij was het ook de bedoeling om niet alleen de architect, maar ook de opdrachtgever te prijzen. Van meet af aan was ook duidelijk dat initiator en organisator ARCAM van de gelegenheid gebruikt wenste te maken om het debat over de architectuur in de stad kritisch te belichten; zoals een lokaal architectuurcentrum betaamt. Die combinatie leverde de voorgaande jaren al vaker prikkelende avonden op waar de prijsuitreiking en het rondbazuinen van loftuitingen telkens gecombineerd werd met kanttekeningen, beschouwingen en relativeringen. Het bood de verliezende architecten bovendien de gelegenheid om, onder het mom van inhoudelijke argumenten, alvast stoom af te blazen over het (wederom) mislopen van de prijs.

Die formule is nog lang niet uitgewerkt, maar toch werd bij de editie van 2013 besloten het over een andere boeg te gooien. De prijsuitreiking werd namelijk voor het eerst gecombineerd met het Architectenbal. Een festiviteit, geïnitieerd door de BNA kringAmsterdam Kennemerland, waar het architectuurcentrum bij de twee eerdere edities ook al zijn zegen en ondersteuning aan had gegeven. De gedachte leek simpel: door het stapelen van programma’s kunnen beide staande manifestaties profiteren van elkaars uitstraling en publiek. In de praktijk betekent dat vooral dat het bal aan aantrekkingskracht en inhoud wint. En qua publiek is natuurlijk ook van veel overlap sprake. Een ander argument was de wens om architecten en hun opdrachtgevers te plezieren en verblijden met een mooi feest en prijsuitreiking. De locatie, de genoemde Beurs van Berlage, leek op papier een perfecte locatie voor de gezamenlijke doelstellingen. Ook aan de inzet van een vrolijk babbelende moderator, de lieve poging van Liesbeth van der Pol om scheidend directeur Kloos nog een keer in het zonnetje te willen zetten, of aan de gespeelde verbazing van Francine Houben over het winnen van de prijs, lag het echt niet.

Toch moeten er, naast diverse akoestische noodmaatregelen en het beter inregelen van het geluid, nog wel wat andere zaken kritisch bekeken worden alvorens beide evenementen volgend jaar opnieuw gelijktijdig en op deze manier de Beurs aandoen. Met een prijsuitreiking op zijn tijd is natuurlijk niets mis. Maar de wijze waarop het programma nu werd afgedraaid roept toch sterk het gevoel op dat deze tijd wat meer bege-leiding dan af-leiding nodig heeft. Zoals Maarten Kloos achteraf, en weer verstaanbaar, ook terecht opmerkte zitten we middenin een periode van herijking van begrippen en waarden in onze samenleving waarbij architectuur en de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit alles behalve boven elke twijfel verheven zijn. Sterker, als ‘we’ niet oppassen zijn ze uit onze samenleving verdwenen of worden ze alleen nog maar met potlood geschreven met een reële kans op vervaging. Tekens van dit proces zijn herkenbaar in het verdwijnen, vooralsnog alleen in naam, van het nationaal architectuurinstituut, het fonds voor architectuur en het ministerie voor ruimtelijke ordening. In alle gevallen moeten architectuur en ruimte zich voegen als bijlage of aandacht delen met andere disciplines. Voeg daarbij ook nog de voortdurende onheilstijdingen uit het vakgebied en bouwsector, en willekeurig welk feestje dan ook wekt al snel de indruk van dansen op een vulkaan.

Het klinkt wat zuur en ongezellig, maar dat is het ook. Want nog geen zesendertig uur nadat de laatste feestvierende architect de Beurs uit wankelde, maakte de plaatselijke wethouder Van Poelgeest ingrijpende maatregelen voor de bouwproductie in de hoofdstad bekend. Het stadsbestuur wenst, gedwongen door economische factoren en aanhoudende bouwcrisis, alleen nog door te gaan met projecten die de stad de komende jaren geld kunnen opleveren. In de woorden van Van Poelgeest: ‘We gaan alleen nog dat ontwikkelen waarvan we zeker weten dat het wordt verkocht’. Volgens zijn ambtenaren kan nog maar tien procent van de nu geplande bouwprojecten met redelijk zekere winst ontwikkeld worden. Waarachtig een nieuwsbericht met de impact van een partyspoiler…

Anders bezien had dit ingrijpende nieuws, met een voorzienende blik (want het hangt toch al enige tijd in de lucht) én met door het inzetten van de diverse netwerken van betrokken instanties op een mooie en vooral zinnige wijze gekoppeld kunnen worden aan de Gouden A.A.P. Een prijs die juist met de productie van deze bouwprojecten verbonden is.
Dan hadden de argumenten en afwegingen van de jury bij het beoordelen van de genomineerde projecten én hun keuze voor Amsterdam University College op het Science Park in een ander daglicht gezet kunnen worden. Dan hadden de winnende opdrachtgevers van dit project, de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit én Mecanoo architecten direct hun mening en visie op de aangescherpte situatie kunnen geven. Of wellicht de politiek van repliek kunnen dienen op hun begrijpelijke, maar ook desastreuze, besluit.
Ook had de jury bestaande uit architectuurhistorica Petra Brouwer, architectuurcriticus Joachim Declerck en architect Malcolm Smith hun afwegingen en bevindingen ‘live’ kunnen toelichten. Dan hadden ze, meer dan het bewieroken van de al opgeleverde projecten, ook een lans kunnen breken voor ontwikkelingen en denkrichtingen die het vakgebied nu ontbeert. Waarop één van de aanwezige redactieleden van het Jaarboek Architectuur vervolgens verleid had kunnen alvast een tipje van het toen nog aanstaande Jaarboek te lichten. Een paar dagen later bleek immers dat het winnende project niet tot die selectie was doorgedrongen.

Een jury heeft, naast het statig geformuleerde juryrapport, sowieso altijd wat en veel uit te leggen en toe te lichten. Zij bevindt zich immers in een bijzondere positie, vergelijkbaar met de genoemde redactie van het Jaarboek Architectuur, dat meer gezien en besproken wordt dan uit de nominaties direct blijkt. Deze reflecties en meningen bleven nu dus helaas achterwege. Dat was extra spijtig omdat de jury de euvele moed (of eigenwijsheid) had gehad om, met de keuze voor het project van Mecanoo, voorbij te gaan aan het architectonische en prijzige spierballengeweld van een Eye, een Stedelijk Museum en een Rijksmuseum. Dat laatste project werd overigens netjes ‘doorgeschoven’ naar de volgende editie van de prijs en is daarmee direct de gedoodverfde winnaar.
En om te besluiten met die volgende editie. Laat die alsjeblieft hout snijden en in het teken staan van vooruit kijken en plannen smeden. En laat het van de gelegenheid gebruik maken om, tegen de achtergrond van een prijsuitreiking en zelfs een bal, toch vooral de aanwezige architecten en opdrachtgevers te bevragen op hun samenwerking, idealen, wensen en ambities. Daar hebben de stad en het vakgebied veel meer aan dan een goedlachse borrel-bal!