Recensie

Pietje Bell op het Hoogeland

Het leest als een jongensboek: vier knapen uit de grote stad kopen een oud boerderijtje op het afgelegen platteland en richten de romantische bouwval in als vakantiewoning. Om hun culturele hart recht te doen gaan ze het ook ter beschikking stellen als tijdelijk atelier voor kunstenaars. De eerste ‘artist in residence’ krijgt het verzoek een badkamer te maken. Hij gaat op onderzoek uit naar Hoogelandse kenmerken; hij ontmoet de lokale bevolking, en speurt naar plaatselijke gebruiken en materialen. Het onderzoek mondde uit in een heuse expositie in het plaatselijke openluchtmuseum, een lezingencyclus, en last but not least resulteert in een nieuwe badkamer.

Het klinkt als een eendimensionaal verhaal maar gelukkig is de werkelijkheid gelaagder en rijker dan deze eenvoudige opsomming doet vermoeden. De expositie ‘Thuis, huiskamers van het Hoogeland’ in het Openluchtmuseum Het Hoogeland in Warffum, Noord Groningen, is bescheiden maar weet desondanks alle aspecten van het onderzoek naar het Hoogelandse inhoudelijk naar voren te brengen. De vier zaaltjes, ingericht door ontwerper Guido Marsille, fotograaf Dirk-Jan Visser en social engineer Christian Ernsten laten ieder een andere invalshoek van het onderzoek zien. De eerste ruimte is nog wat schematisch; twee tegenover elkaar opgehangen beeldschermen tonen foto’s van Warffum en omgeving gemaakt rond 1900, en recent gemaakte foto’s. Het verschil tussen de nostalgische zwart-wit dorpstaferelen en poserende ambachtslieden en de kleurenfoto’s van windmolens en industriële landbouw is groot uiteraard. Er is veel veranderd willen de tentoonstellingsmakers zeggen. Nu geldt dit voor de meeste plaatsen op deze aarde, en rond 1900 logen de veranderingen op het platteland er ook niet om. Maar als inleiding op de tentoonstelling werkt de diashow wel.

Het tweede zaaltje is een kabinet met door particulieren beschikbaar gesteld, hedendaags huisraad. De tentoonstellingsmakers vroegen mensen uit Warffum en omgeving welke spullen men over 100 jaar in het museum over onze tijd denkt terug te zien. De oogst bestaat uit herkenbare voorwerpen; floppy’s, telefoonladers, een laptop, de boeken van de Kameleon en een hip wijnrek. De opstelling is een knipoog naar de geschiedenis van het openluchtmuseum zelf dat eveneens is samengesteld uit giften van particulieren, huisraad veelal van zo’n 100 jaar oud. Daarnaast zet de opstelling ook het idee van het begrip stijlkamer op scherp. Volgens de tentoonstellingsmakers bestaat dé stijlkamer niet en is het louter een invulling van ons idee van het interieur van vroeger op basis van oude spullen; een soort ideaalbeeld achteraf.

Tentoonstelling ‘Thuis, huiskamers op het Hoogeland’ – foto Frank Hanswijk

De derde zaal laat de zoektocht naar de hedendaagse Noordgroninger stijlkamer zien. Of beter, laat zien dat die niet bestaat. Een achttal bewoners uit de buurt is geportretteerd in hun eigen woonkamer en enkele van hun meubels zijn fysiek aanwezig. En jawel, de interieurs zijn zo divers als overal in Nederland; oud en nostalgisch, strak en wit, zwart leer, functioneel laminaat, warm tapijt, alles zit erbij. Niets geen streekeigene of lokale authenticiteit. Opvallend is de milde toon van de opstelling; geen waardeoordelen, geen voorkeuren, louter een respectvol tonen van de diversiteit van woonculturen op het Hoogeland.

De laatste zaal, of liever de gang, is gereserveerd voor waar het nu allemaal om ging; de nieuwe contemporaine stijlkamer van het Noordgroninger land: het ontwerp voor de badkamer. Het is een persoonlijk verslag van ontwerper Guido Marsille met notities over zijn stage bij een ambachtelijke timmerman, foto’s van het bezoek aan de plaatselijke antiekhoeve annex rommelmarkt, schetsen, notities en citaten van inspiratiebronnen. Het uiteindelijke ontwerp wordt dan nog niet getoond.

Tentoonstelling ‘Thuis, huiskamers op het Hoogeland’ – foto Frank Hanswijk

Na het museum is het tijd voor een bezoek aan het Atelier aan de Middendijk zoals de ‘artist in residence’ locatie officieel heet, waar op de dag dat ik er was ook een twee lezingen op het programma stonden. Emeritus hoogleraar Kunst & Technologie Petran Kockelkoren en antropoloog en museumconservator Siebe Rossel delen, met een klein groepje belangstellenden die de weg naar de voormalige stal van de boerderij heeft weten te vinden, hun kennis en visie op de ontwikkeling van het Nederlandse interieur in de 20e eeuw. Het draait daarbij niet om allerlei stijlkenmerken en meubelmodes maar de focus ligt op disciplinering. Het interieur in de 20e eeuw staat ten dienste van arbeidsmoraal, zedelijkheid en hygiëne om daarmee barbarij en revolutie te voorkomen. Terwijl de werkende klasse niets anders wilde dan rijken imiteren en daarom het huis vulden met zware houten meubelen, zware stoffen en luxueuze spullen, gooien de overheid en allerlei ideële organisaties na 1950 licht, lucht en ruimte in de vorm van het Tomado-rek en de Luxaflex , in de strijd tot verheffing van het volk. Volgens Rossel is die strijd in de 70 er jaren definitief beslecht in het voordeel van hout, leer, bonte gordijnen en behang.

De Badkamer – foto Frank Hanswijk

En dan, waar het allemaal om begonnen was, de nieuwe stijlkamer van het Hoogeland: de badkamer. Deze is opgevat als leefruimte, een multifunctionele ruimte met state-of-the-art techniek in oud meubilair. Zo is de luxe douche ingebouwd in een antieke kast en is de wastafel tevens fruitschaal en geplaatst op een oud kastje. De betimmeringen rond de kozijnen zijn verzaagde panelen uit gesloopte boerderijen en 100 jaar oude behangmotieven zijn op een andere schaal op doek geprint en als plafond en wandbekleding toegepast. Het bad, met rugleuning van een oude stoel, is gemaakt van houten planken. Een eclectisch geheel, maar de vraag is niet zozeer of het mooi of lelijk is. Het belangrijkste kenmerk van deze badkamer is dat hij niet bedacht en gemaakt had kunnen worden zonder het in het museum gepresenteerde onderzoek. De specifieke vraag naar een badkamer heeft geleid tot een breed, algemeen en dus generiek onderzoek naar stijl en kamer in de omgeving, waarna deze kennis is geland in en getransformeerd tot een specifiek ontwerp. Het Hooglandse is terug te vinden in het gebruik van de verzaagde panelen en het gebruik van een lokaal traditioneel statussymbool: de linnenkast. In het ontwerp zijn aspecten en aanleidingen van het onderzoek te herkennen maar het kent zijn eigen kwaliteit en logica. Een voorbeeldig ontwerpproces wat mij betreft.

Ik verlaat de badkamer en het boerderijtje met wilde tuin. De weg is recht, de boerderijen groot, de velden uitgestrekt. De genummerde bewegwijzering voor vrachtverkeer doet me meer denken aan industrie, containers en zeeschepen dan aan het landelijke boerenleven. Is dit Europoort of het Hoogeland, Rotterdam of Warffum? Hoe graag randstedelingen het ook zouden willen, het verschil tussen stad en platteland is in Nederland niet zo groot. Geert Mak heeft dat al eens uitgelegd. Met deze expositie wordt het wederom bewezen.