Recensie

Inspirerende projecten of inspirerende denkbeelden?

Het is nu wel duidelijk dat na een gouden tijd voor de architectuur de rol en aanpak van de architect tegen het licht moet worden gehouden. Maar wat is daarvoor nodig? Inspirerende projecten of inspirerende denkbeelden? De tentoonstelling Radicale Lokaliteit; actueel potentieel die te zien is bij Bureau Europa in Maastricht geeft het antwoord.

Nieuwe posities worden ingenomen omdat de wereld verandert; (nieuwe) media veranderen ons beeld van de wereld en we zitten in een economische crisis. Als antwoord op de globalisering is er een groeiende aandacht voor het lokale. Gelijktijdig zie je dat in deze tijd van digitalisering, als tegenreactie, de interesse voor ambachtelijkheid weer opbloeit. Bureau Europa stelt in haar eerste tentoonstelling onder de nieuwe directeur Saskia van Stein en op een nieuwe locatie, twee vragen die zich bevinden in dit krachtenveld: wat is de betekenis van het lokale, en wat is de rol van de architect in de globaliserende wereld? Als aanzet voor een antwoord presenteren ze een drieluik.

De meeste ruimte en aandacht wordt ingenomen en opgeëist door een groepstentoonstelling met werk van de jonge architecten die opgenomen zijn opgenomen in het boek Re-Activate! van Indira van ’t Klooster. Net als in het boek zijn de bureaus ingedeeld in categorieën. Categorieën die samen een overzicht geven van actuele thema’s binnen de architectuur: nieuwe technologie, duurzaamheid, nieuwe verdienmodellen, nieuwe sociale structuren, en een andere omgang met het landschap. Binnen iedere categorie wordt een aantal projecten gepresenteerd.
Het resultaat is een goed gevulde tentoonstellingsruimte waarin je heel veel moet lezen om het unieke van de projecten en de overkoepelde thema’s te achterhalen. Aan de foto’s en maquettes van de projecten zelf valt namelijk niet goed aflezen wat de opkomende nieuwe rollen van de architect of de architectuur nu zijn. Dit neemt niet weg dat er in de expositie interessante voorbeelden te vinden zijn van nieuwe oplossingsrichtingen (bijvoorbeeld Mirador del Palmeral van STAR), verdienmodellen (bijvoorbeeld het Schieblok van ZUS) en technologie (bijvoorbeeld KamerMaker van DUS).

In deel twee van de tentoonstelling is het aan Tim Prins (Maastricht-LAB) om de vraag naar de betekenis van het lokale te beantwoorden. Zijn installatie plaatst de hedendaagse stadsontwikkeling van Maastricht in een historisch kader. Daartoe heeft hij een ruimte gevuld met teksten, grafieken, kaarten, boeken en filmpjes. Er wordt een overzicht gepresenteerd van de historische gebeurtenissen, de daaruit volgende krachten, de destijds actuele theoretische modellen en de omgang hiermee van de stedenbouwers in de lokale situatie van Maastricht.
De installatie van Prins is moeilijk te lezen door het gekozen presentatiemodel en het radicale van de lokaliteit uit de titel van de tentoonstelling is er dan ook lastig uit af te leiden. De periode van 1950 tot heden die in de tentoonstelling wordt getoond, is voor Maastricht een periode van groei. De lokale visie in combinatie met de demografische, economische en sociale omstandigheden waren op een bepaald punt in de geschiedenis van Maastricht ideaal om het veelgeprezen stadsontwikkelingsproject Céramique te realiseren. Maar de voorlopige stagnatie van het Belvedere project op het terrein van de voormalige Sfinx-fabriek een paar kilometer verderop, toont aan dat dezelfde model niet zo maar te transporteren is in tijd en plaats. De installatie biedt weinig houvast om de vraag te beantwoorden naar wat we in deze periode van krimp precies kunnen leren uit het verleden of wat de specifieke Maastrichtse lokaliteit nu is.

Het derde deel van de tentoonstelling gaat over betekenis en waarden, over verbinding en contact, en reageert op een meer filosofische manier op het krachtenveld waar de tentoonstelling zich in bevindt. Het is een installatie van Monnik die volgens hun eigen website een laboratorium zijn voor onderzoek, verbeelding en het vertellen van verhalen. En dat is precies wat ze hier doen. Het collectief werd gevraagd te reageren op de tekst Towards a Critical Regionalism, Six Points for an Architecture of Resistance van architectuurcriticus Kenneth Frampton. Het resultaat van hun onderzoek is een verhaal dat ze vertellen in een audio-video installatie en een klein boekje. De titel van de installatie is ‘Tea, Earl Grey, Hot’ en verwijst naar een scène in Star Trek waarin Captain Picard een kop thee ‘zet’ door een stem-instructie aan een replicator – een soort super geavanceerde 3d printer – te geven. Monnik zet deze manier van thee zetten af tegen het ‘ambachtelijke’, traditionele ritueel van thee bereiden. En hoewel het resultaat van beide methoden hetzelfde is, stelt Monnik dat juist de handeling van het theezetten een waarde heeft, een die groter is dan het eindproduct. Op soortgelijke manier overdenken ze ook concepten als (t)huis en werk.

Monnik laat met hun installatie zien dat vooruitgang die voortkomt uit het brein van futuristen gepaard kan gaan met verlies aan betekenis. Ze herintroduceert het idee van Frampton om naast een avant-garde een arrière-garde te vormen die oude waarden niet uit het oog verliest zonder te vervallen in nostalgie of kitsch. Zowel qua vorm als inhoud is de bijdrage van Monnik het meest boeiende en artistieke van de gehele tentoonstelling. Zonder het er te expliciet over te hebben of oplossingen te willen aandragen, stimuleert Monnik door de openheid van hun verhaal op een natuurlijke manier ideeën over de thema’s die in de tentoonstelling aan de orde worden gesteld. In deze periode van onderzoek en reflectie is dat inspirerender dan de specifieke projecten die getoond worden in het hoofddeel van de tentoonstelling.