Dit afstudeerproject van Marius Grootveld onderzoekt de relatie van een gebouw met de tijd op twee thema’s: flexibiliteit door traditie, en geschiedenis door verwering.
Gebouwen zijn onderhevig aan de tand des tijds. De tijd laat haar sporen achter op het gebouw. Dit kunnen fysieke sporen zijn van gebruik en verwering maar ook de ruimtelijke sporen van voorgaande functies. De algemene consensus is dat deze sporen voorkomen of gerepareerd moeten worden: nieuw is goed. Een gebouw is dan een autonome entiteit die sterk gerelateerd is aan de originele functie en de gedachte van de architect. Bij oplevering is het gebouw volmaakt, de eerste staat is de ultieme staat. De realiteit is echter dat gebouwen verweren en functies veranderen. Met die huidige instelling zullen we altijd achter de feiten aanlopen. Waarom accepteren we de invloed van de tijd niet en ontwerpen we ermee in plaats van er tegen? Dit project onderzoekt de relatie van een gebouw tot de tijd op twee thema's: Flexibiliteit door traditie en Geschiedenis door verwering. Het eerste thema gaat in op de functionele en ruimtelijke aspecten van de tijd en het tweede op de materiële en fenomenologische aspecten. Daarbij heb ik vooral inspiratie geput uit Venetië de context van het project.
Flexibiliteit door traditie
De eerste lay-out van een gebouw wordt vaak bepaald door de functie waar het voor is ontworpen. Functies veranderen vandaag sneller dan vroeger. Het toelaten van de tijd is het toelaten van verandering. Bij een flexibel gebouw dient de vorm niet uit de functie voor te komen maar moet de functie zich kunnen vinden in de vorm. Een lokale traditie en zijn typologieën geven meer perspectief aan ruimtelijk gebruik dan een programma van eisen. Veel typologieën hebben zich immers bewezen in de loop der tijd. Door het kijken naar deze tradities uit ons verleden, en deze toe te passen in het heden kan er geanticipeerd worden op de toekomst.
Het onderzoek naar flexibiliteit en traditie baseert zich voornamelijk op het type van het Venetiaans palazzo. Dit zijn villas met pakhuizen op de begane grond voor de Venetiaanse handelaren. Aspecten als de mate van openbaarheid, de hiërarchie van de ruimten en de relatie tot de publieke ruimte zijn geanalyseerd en opgenomen in het uiteindelijke ontwerp. De plattegrond van het palazzo bestaat uit een grote centrale hal die van de voor- tot de achtergevel loopt en direct ontsluit aan het kanaal. Daarnaast liggen langs de hal kleinere vertrekken veelal in een enfilade. De opzet zorgt voor een duidelijke hiërarchie in de plattegrond.
In mijn ontwerp heb ik de typologische plattegrond van het palazzo opnieuw geïnterpreteerd. De principes blijven hetzelfde maar waar in het palazzo de constructie en ruimtescheidende wanden dezelfde elementen zijn heb ik deze uit elkaar getrokken. Hierdoor heeft de ruimtescheiding een ander ritme dan de constructieve beuken. Door deze verschuiving introduceren de constructieve elementen een nieuwe hiërarchie binnen de ruimtes. De heldere begane grond plattegrond van het pakhuis wordt overgenomen op de bovenliggende verdiepingen. Toch zijn deze wezenlijk anders van karakter. Iedere laag van het palazzo kent een andere functie. Zo wordt er op de begane grond handel gedreven, dient de eerste verdieping, de piano nobile, als representatieve laag en bevinden zich op de bovenste verdieping de private vertrekken. Je zou de lagen ook kunnen lezen in de mate van openbaarheid bestaande uit een publieke, een collectieve en een private laag. In de architectuur worden de verschillen tussen de lagen kenbaar gemaakt door variërende materialisatie, dimensies en transparantie.
De gradaties in openbaarheid die in het palazzo voorkomen zijn karakteristiek voor veel publieke gebouwen. Net als in de plattegrond zorgt dit voor een hiërarchie in het gebruik. De ruimtelijke en materiele kwaliteiten van de verschillende openbaarheden heb ik vertaald. Zo verjongt en verhoogt de constructie naarmate de openbaarheid toeneemt. Ook de openingen in de ruimtescheiding worden talrijker. In de materialisering zijn themas als robuustheid, representatie en bewerkelijkheid vertaald in passende materialisering.
Geschiedenis door verwering
De invloed van tijd op de materialisering wordt veelal als kwalijk gezien. Bij het detailleren wordt verwering en veroudering zo veel mogelijk voorkomen. Toch zie ik lopende door een stadscentrum overal de invloed van tijd in de groeven met vuil, het gepolijste wegdek en de onderroestende richels. Het kan soms prachtige taferelen opleveren zoals bijvoorbeeld bij Marcel Breuers Bijenkorf in Rotterdam. Door een variërende oriëntatie van de zaaggroeven in de natuurstenen panelen loopt het regenwater op verschillende manieren van de gevel en laat hierdoor meerdere patronen achter in het vuil. De gevel krijgt hiermee een nieuwe esthetische dimensie. De sporen van verwering vertellen ons ook iets over de mensen en processen die ze hebben achtergelaten. Een mat en dof gepolijst familiegraf in een kerk laat meerdere verhalen over zijn geschiedenis zien. Over het stollingsproces bij het ontstaan van de natuursteen, over de hand van de kunstenaar die het heeft vormgegeven, over de rijkdom en status van de familie die zich het graf kon veroorloven en over de massa's mensen die er eeuwenlang overheen hebben gelopen. Het zijn gebeurtenissen die besloten liggen in de getekende steen. Elk stukje verwering is een geschiedenis die ons verbindt met het verleden. Hiermee krijgt het materiaal een culturele dimensie.
In het ontwerp zijn bewust materialen en patronen toegepast die op uiteenlopende wijze het gebruik van het gebouw documenteert in zijn oppervlak. Zo interpreteren op de collectieve laag de twee soorten gesteente en hun verschillende oorsprong het gebruik en zijn frictie anders. Waar de toplaag van het harde stollingsgesteente nog gladder wordt geslepen breekt de poreuse toplaag van de sedimentgesteente juist meer in stukken. Bij de een verandert de glans in reflectie bij de ander in ruwe matheid. De vloer die ooit vlak gelegd was toont nu een subtiele reliëf. Op de publieke laag polijst de bakstenen vloer licht maar houdt door zijn ruwe oppervlak vooral veel vuil vast. Een olievlek tint het materiaal donkerder. De metalen koppen van het baksteenpatroon roesten op vergeten plekken en glanzen bij intensief gebruik. De door schoeisel gepolijste koppen contrasteren met de vuile stenen. Ongemoeid gelaten roest vloeit samen met de rode bakstenen. In de tijd zal de vloer vanwege het verloop in tint en reflectie een visuele index vormen van het gebruik.
naam
Marius Grootveld
e-mail
website
opleiding / studierichting
TU Delft / architectuur
mentoren
Eireen Schreurs, Jan van de Voort
wanneer begonnen met afstuderen
2011
wanneer klaar
2012
favoriete ontwerper
Karl Friedrich Schinkel
favoriete project
the Economist Building van the Smithsons
wat doe je nu
ik werk bij Bovenbouw Architectuur in Antwerpen