Zeventig jaar en een halve eeuw architect. Reden genoeg voor Bozar Architecture en A+ om een overzichtstentoonstelling te maken over het werk van Bob Van Reeth, één van Belgiës bekendste architecten, die een substantieel deel van zijn oeuvre in Nederland realiseerde.
Bob Van Reeth: Architect is een tentoonstelling is over een architect, niet door een architect. Het materiaal werd beschikbaar gesteld door AWG architecten, maar de vorm en inhoud van de tentoonstelling is volledig bepaald door curatoren Bart Verschaffel, architectuurprofessor aan UGent, en doctoraatsstudent Christophe Van Gerrewey. Zij selecteerden circa 50 projecten, die in omgekeerde chronologische volgorde worden getoond. De tentoonstelling begint met Van Reeths meest recente werk, het Holocaust Museum in Mechelen, en leidt de bezoeker terug naar zijn eerste studentenprojecten. Deze omgekeerde reconstructie maakt het mogelijk zijn artistieke ontwikkeling als architect te herleiden.
bOb Van Reeth, een artiestennaam die hij tijdens zijn studententijd verwierf door een drukfout in een krantje, werd op 26 februari 1943 geboren in Temse. Hij volgde de opleiding architectuur aan het Hoger Sint Lukas-instituut in Schaarbeek (Brussel), in de jaren ’60 één van de meest vernieuwende architectuuropleidingen in de Lage Landen. Als groot bewonderaar van Aldo Rossi probeerde hij eveneens buiten de vastomlijnde stijlprincipes van het modernisme te treden. Al in zijn vroege werk streefde hij ernaar de architectuur te ontdoen van zijn strakke stramien. Hij geeft gebouwen een bepaalde mate van regelloosheid en vitaliteit door de toepassing van een spontane maar gecontroleerde vormentaal. Het resultaat is een onbevangen architectuur die niet kan worden teruggebracht tot vaste patronen en modellen. In de tentoonstelling wordt dit duidelijk zichtbaar. De schetsen en tekeningen tonen een modernistische vormentaal gecombineerd met geometrische vormen, waarin afhankelijk van de periode structuralistische en postmodernistische invloeden te herkennen zijn.
Van Reeth zelf noemt de tentoonstelling geen retrospectief omdat ze daarvoor te beperkt is. En inderdaad, samen met zijn in 1972 opgerichte ArchitectenWerkgroep (AWG Architecten) realiseerde hij bijna 700 projecten. Naast de vele schetsen, tekeningen en fotos zijn er ook verschillende maquettes en videos op de tentoonstelling te zien. Leuk is het interview met de heer van Roosmalen, opdrachtgever en nog altijd bewoner van het Huis van Roosmalen aan de Schelde in Antwerpen. Dit zwart-wit gelaagde hoekpand is samen met het eveneens door hem gerealiseerde Zuiderterras iconisch geworden voor het stadsgezicht van Antwerpen. De bouw van het huis in 1985 betekende een grote impuls voor de sterk verpauperde kaaien waar tot dan toe niemand wilde wonen. Het karakteristieke zwart-wit contrast dat Van Reeth toepaste in de gevel werd een stijlelement dat mede zijn signatuur als architect heeft bepaald. Andere bekende werken, waaronder het Koning Boudewijnstadion, ontbreken eveneens niet. Met het Casino van Oostende geven de tentoonstellingscuratoren ook een kijkje in de niet-gerealiseerde projecten van de architect.
Vanaf de jaren ’80 behaalden Van Reeth met AWG grote successen. Het bureau ontwierp talloze woonhuizen en ook enkele stedelijke projecten, waarvan de Mariaplaats in Utrecht één van de bekendste is. Nederland is vanaf 1992 overigens een goede opdrachtgever voor AWG Architecten, circa 80% van de opdrachten komt hier vandaan. Wanneer de Vlaamse overheid in 1999 besluit om naar Nederlands model een Rijksbouwmeester aan te stellen, valt deze eer te beurt aan Van Reeth. In de periode van zes jaar die hierop volgt benadrukt Van Reeth vooral dat kwaliteitsvolle architectuur de keuze van de opdrachtgever is. Hij maakt bewust de keuze om niet zelf als Vlaams Bouwmeester te bouwen, maar om het initiatief te nemen in het bijstaan van opdrachtgevers bij de selectie van een ontwerper.
Bob Van Reeth: Architect toont een mooi gepresenteerd maar – uiteraard – selectief overzicht van zijn oeuvre. De tentoonstelling in de statige zalen van Bozar biedt de bezoeker een geordende blik op de carrière van Van Reeth. Schetsen, tekeningen, plattegronden en fotos hangen ritmisch geplaatst langs de lange, witte zaalwanden. Het ontbreken van bijschriften geeft de bezoeker de ruimte om een ´ontdekkingstocht´ door zijn oeuvre te maken en tot een eigen interpretatie van zijn werk te komen. Hiermee blijft echter wel de vraag onbeantwoord op welke gronden de vijftig getoonde werken zijn geselecteerd. Zijn het zijn bekendste werken die hier worden getoond, zijn meest opvallende, of zijn het de werken die het beste zijn ontwikkeling als architect weergeven? Liefhebbers van de ´less is more´-benadering halen wellicht hun hart op aan de pragmatische tentoonstellingswijze, maar de bezoeker die meer wenst te leren over het leven, de carrière en werken van Van Reeth, zal met evenveel vragen de tentoonstelling verlaten.