Net voordat de zomervakantie begon, vond op de TU Delft het seminar Global Housing Today plaats. Volkshuisvesting als entiteit in, en van snel groeiende steden. Over de kracht van interne stedelijke verbindingen en de mogelijkheden van bottom-up initiatieven.
De toon voor de dag wordt gezet met een lezing van hoofdgast Vikramaditin Prakash, professor architectuur en landschapsarchitectuur aan de University of Washington Seattle en directeur van het Chandigarh Urban Lab. Hij vertelt gepassioneerd over de architectuur en stedenbouw van het Indiase Chandigarh en wel op zo’n manier dat hij veronderstelt dat we het allemaal nog wel weten. Voor diegene bij wie het een beetje is weggezakt, een korte opfrisser over deze rijke stad. Le Corbusier gebruikte de metafoor van het menselijk lichaam in het stedenbouwkundig plan voor zijn ontwerp van Chandigarh dat hij in de jaren vijftig ontwierp. Het hoofd behuisd het bestuurlijke centrum, het hart het commerciële centrum, en de armen, die haaks op de hoofdas zijn gelegen, faciliteren scholen, universiteiten en recreatieve voorzieningen. Het plan volgt Le Corbusiers principes over ruimte, licht en groen en is opgebouwd uit een grid met blokken van 800 bij 1200 meter, blokken die verwantschap houden met de traditionele Indiase mohalla. Het grid wordt doorbroken door een brede groene noord zuid georiënteerde strook. Het stadsplan wordt in de boeken veelal beschreven als naoorlogse tuinstad, waarin hoogbouw wordt uitgesloten om de reeds bestaande sociaal-economische netwerken niet te verstoren.
Vandaag wordt Chandigarh, net zoals heel veel andere niet westerse steden, omringd en ingedamd door megalomane uitbreidingen; platte pannenkoeken maar ook steeds meer hoogbouw. Prakash vertelt dat er in Chandigarh plannen liggen voor extreem brute hoogbouw die alle oude stedenbouwkundige principes overboord gooien. Dergelijke hoogbouw in India wordt voornamelijk gerealiseerd door, en is eigendom van, in Singapore gevestigde bureaus zoals Juran Consultants. Consultants, en dus geen stedenbouwers. Het is zelfregulerende stedenbouw door marktwerking van vastgoed. Hoe dit vastgoed gefinancierd wordt ligt voor de hand, namelijk door internationale holdings die zich in India vestigen vanwege de lage lonen. Hierdoor worden banen gecreëerd, groeit de economie en dus de koopkracht voor onder andere vastgoed. Prakash geeft het voorbeeld van een IT – bedrijf dat zich onlangs vestigde in Chandigarh. Het bedrijf is goed voor maar liefst 40.000 banen in de sector. Dit leidt vervolgens naar schatting tot nog eens 120.000 informele banen. De stad groeit in reusachtig tempo, plattelandsbewoners weten de stad in grote getale te vinden op zoek naar een betere toekomst. ”Het zijn de ‘middelgrote’ steden in Azië en Afrika die het hardst gaan groeien en niet steden als Mumbai en Lagos, die zitten aan hun taks”, aldus Prakash. “Het zijn juist de steden die nu tussen de 1 en 5 miljoen inwoners huisvesten waar het overgrote deel van de urbanisatie plaats gaat vinden. Dit is iets om ons op te richten als ontwerpers”.
De visie voor Chandigarh zou volgens Prakash moeten bestaan uit zowel het beschermen als het revitaliseren van de core van de stad, de erfenis van Le Corbusier. Prakash is ervan overtuigd dat het behoud en herstel van de oude stad en daarmee het terugbrengen van een hoogwaardig centraal centrum, een voorwaarde is voor het voortbestaan van Chandigarh. Dit geldt overigens voor alle ‘middelgrote steden’ op de wereld, voegt hij toe. Ook hier ligt een taak voor ons ontwerpers. Prakashs studenten in Chandigarh en Washington hebben verschillende ontwerpen gemaakt voor het behoud van de cultuurbasis van de stad. Met uiterste precisie worden door de studenten doorgebroken groenlinten weer aan elkaar geregen, geïsoleerde gebieden weer met de stad verbonden en grids in ere hersteld. Het zijn erg mooie beelden. De voorstellen vliegen door de schalen heen, in één van de voorstellen is een vintage design stoel demonstratief op een riksja gezet, als verbeelding van het rijke cultuurbezit van de stad. De voorstellen zijn direct voorgelegd aan het stadsbestuur. De lijnen zijn er vele malen korter dan bij ons en hopelijk dringt de urgentie van het vraagstuk door bij de bestuurders, al lijkt op dit moment het mandaat bij de consultants in Singapore te liggen.
Later op de dag worden verscheidene presentaties gehouden van TUD studentengroepen die uitwisselingen met India en Ethiopië hebben gehad. Het valt op dat veel van de ontwerpen zich richten op de kernen van de steden en verbindingen binnen de stad, zoals Prakash in zijn lezing ook bepleitte. Addis Ababa (Ethiopië) heeft te maken met grootschalige tabula rasas in het centrale gebied in de stad. Hier ligt een grote stedenbouwkundige opgave vertelt Elias Yitbarek, voorzitter van de Ethiopische BNA. Zijn lezing is een roep naar ommekeer: van het denken vanuit gebouwen naar het denken vanuit een netwerk van functionele en prettige openbare ruimtes waar de positionering van de bebouwing uit voortkomt.
Rohan Varma, een pas afgestudeerde TUD architect is van Indiase afkomst. Mede door zijn herkomst weet hij een subtiel maar doeltreffend plan te maken voor een urban settlement in het centrum van de Mumbai. Ook hij pleit het maken van verbindingen in de stad en trekt dit breder als hij spreekt over ruimtelijke, economische, politieke en sociale verbindingen die als integrale opgave moeten worden gezien, met nadruk op de plekken waar slums geïsoleerde enclaves zijn. Varma’s voorstel stimuleert integratie van klassen en standen. Hij legt uit dat juist de wederkerige afhankelijkheid van verschillende groepen mensen (interdependency) de motor van de samenleving is. Varma maakt subtiele interventies in de wijk zoals het aanleggen van strategische infrastructuur, open plekken, voorzieningen en aanhechtingspunten met de omgeving.
Tijdens de slotdiscussie overheerste enthousiasme, herkenning en vertrouwen. Het belang van bescherming en revitalisering van kernen, en het maken van aanhechtingen in de stad lijkt grotendeels te worden gedeeld, maar er klonk ook cynisme en ongeloof. ‘Het is nogal een opgave waar deze steden voor staan.’ ‘Wie zijn wij als ontwerpers?’ ‘Tot wie richten wij ons als we een rol willen spelen in de verstedelijkingspraktijk?’ Antwoorden bleven voorlopig uit, al klonk hier en daar het vertrouwen door dat bottom-up initiatieven van NGO’s en bewoners in samenwerking met professionals (intermediairs, architecten, stedenbouwers, kunstenaars, theoretici, civiel ingenieurs etc.) wel eens een groot deel van de opgave voor zijn rekening kan gaan nemen. Top-down en bottom-up moeten dus op elkaar worden afgestemd en middelen moeten gevonden worden in co-financiering, shareholders en de (lokale) overheid zelf. Maar desalniettemin blijven we te maken hebben met Juran Consultants en aanverwanten die blijven door surfen op de golven van marktwerking. Werk aan de winkel dus, voor lokale professionals, voor bewoners, en voor ons ontwerpers; dit gaat niet alleen om ontwerpen, maar vooral ook over samenwerking.