Zijn eerste boek ging over objecten, zijn tweede richtte zich op de relatie tussen de woorden en de dingen, en zijn vorig jaar uitgekomen boek probeert de culturele dimensie van een specifiek materiaal te doorgronden. Adrian Forty schreef Concrete and Culture. A Material History.

Architecture and Planning School, São Paulo – Vilanova Artigas en Carlos Cascaldi – foto Fernando Stankuns
De geschiedenis van beton wordt volgens de Engelse hoogleraar architectuurgeschiedenis Adrian Forty gekenmerkt door een afwezigheid van theorie. De ontwikkeling van het materiaal werd niet bepaald door enige wetenschappelijke of theoretische kennis maar door datgene wat er op de bouwplaats gebeurde. Dat is in het kort de vooropstelling van waaruit Forty beton onder de loep heeft genomen. Bepaalde facetten van het materiaal hebben hem geïntrigeerd zoals het feit dat beton vaak als een stom en daarmee dus negatief materiaal wordt beschouwd. Deze en andere negatieve connotaties hebben een aantrekkingskracht op de auteur uitgeoefend ook al is het niet zijn doelstelling geweest om een apologie van beton te schrijven. Forty ziet beton meer als een medium en zijn book is an attempt to make sense of a medium that has a history, without itself being a history of the medium. Deze ietwat cryptische zin heeft ertoe geleid dat Forty de nadruk legt op de metafysische eigenschappen van het materiaal en niet op de fysieke. Beton is voor hem een materiaal dat niet aan een bepaalde plaats is gebonden en daarmee geen thuis heeft. Beton wordt overal in de wereld toegepast en daardoor voegt het steeds iets toe aan de plaats zonder dat het eigen is aan die plaats zelf. Beton aldus Forty wordt een drager van cultuur die van buiten komt.
Om dat duidelijk te maken heeft Forty zijn boek in tien hoofdstukken opgedeeld. In de lezingen die hij gaf waren dat er nog acht die dualistisch van aard waren: modern onmodern; natuurlijk kunstmatig; historisch onhistorisch; universeel lokaal; geheugen amnesie; basis geest; politiek: oost west; werk: vaardigheid geen vaardigheid. Deze begrippenparen komen ook in het boek terug. De auteur heeft twee hoofdstukken aan zijn boek toegevoegd: een waarin het gegeven dat beton zich zo goed laat fotograferen wordt aangesneden en een hoofdstuk over de revival van beton in de jaren negentig nadat het aan het begin van de jaren zeventig uit de gratie was geraakt. Het is de vraag of deze constatering juist is, beton werd ook in de jaren tachtig als constructiemiddel van vele skeletgebouwen gebruikt.

Chiesa di San Giovanni Battista, Firenze – Giovanni Michelucc – foto Aldo Cavini Benedetti
Het onmoderne/moderne karakter wordt behandeld in het openingshoofdstuk met de titel Mud and Modernity. In de ogen van Forty heeft de cement- en betonindustrie steeds met veel elan de moderniteit van beton gepromoot, maar de wijze waarop het materiaal in arme landen wordt toegepast laat een geheel andere kant zien. Hij stelt dat indien beton niet langer meer de talisman van moderniteit zou zijn, het een materiaal zou worden als iedere andere. Niettemin blijft het de vraag whether concrete could ever become detached from modernity. Ook in de andere hoofdstukken blijft zijn benadering is steeds dualistisch van aard. Ook de voorbeelden die de auteur aanhaalt kunnen op dezelfde wijze worden gelezen. Zo is het gebouw van de faculteit van architectuur en stedenbouw in São Paulo, ontworpen in 1962 door de architect Vilanova Artigas, een bouwwerk dat een alternative discourse of concrete laat zien. Een zwaar, massief blok wordt (schijnbaar) gedragen door dunne kolommen die het resultaat zijn van some fairly ingenious engineering. Forty wordt getroffen door the extreme elegance and sophistication of the engineering of the structure, and on the other hand the crudeness of the execution.
Hoe het grote blok precies wordt gedragen, wordt door de auteur niet uit de doeken gedaan. Hij richt zich op de beeldwerking en daarmee op de representatieve eigenschappen van het bouwwerk. Hij concludeert dat de combinatie van het primitieve en gesofisticeerde het gebouw een geheel ander karakter geven dan bouwwerken van het Europese brutalisme, waarmee de faculteit soms mee wordt vergeleken. Naast Brazilië en Japan heeft Forty, leerling van Reyner Banham, veel aandacht voor de Italiaanse naoorlogse architectuur en wordt onder meer vergeten werk van Giovanni Michelucci, Mario Fiorentino en BBPR voor het voetlicht gehaald.

Het Holocaust-Mahnmal, Berlijn, Peter Eisenman – Maurizio Mucciola
Het feit dat we het gebruik van beton overal in de wereld kunnen tegenkomen heeft ertoe geleid dat Forty in zijn fascineerde studie voorbeelden uit de meest verschillende landen erbij haalt om zijn betoog te staven dat beton de drager van lokale moderne cultuur is. Nederlandse bouwwerken ontbreken echter geheel. Geen Van Nelle, geen Duiker. De auteur gaat zelfs verder dan geografische voorbeelden en licht ook enkele beelden uit de thriller Point Blank uit 1967 van regisseur John Boorman. De vaak voorkomende achtergrond van betonnen bouwwerken worden door Forty in navolging van anderen gezien als urban nature. In zijn lezingen contrasteerde hij deze beelden met die van een woestijn. De urban nature zou beschouwd kunnen worden als een soort van stedelijke woestijn. Zo ver gaat Forty echter niet. Ook de grote autowegen ziet hij als een incursion of the urban into nature. Ze liggen in het landschap maar zijn niet van het landschap.
Opnieuw blijft Forty hangen bij een beeld dat wordt bepaald door een blik van buiten af. Daardoor lijkt het soms dat hij niet geheel tot de kern van de zaak weet door te dringen. Hoe interessant zijn visie ook is, zij maken halt aan het oppervlak. Dit wordt ook duidelijk in de wijze waarop hij beton bekijkt: de wapening, die uiteindelijk van cruciale betekenis is geweest en de enorme overspanningen mogelijk maakt, valt buiten zijn zicht. En juist in die wapening ligt veel van de wetenschap die in het materiaal besloten ligt. Die bepaalt ook het tweeslachtig karakter van het materiaal dat door Frank Lloyd Wright al in 1927 in scherpe bewoordingen werd aangeven. Forty haalt Wright in een lang citaat aan en voegt daaraan toe: The refusal of concrete to stay securely within any one class is one of its recurrent features.
De enorme moeite die werd gedaan om het materiaal te beheersen blijkt wel het best uit de groeiende hoeveelheid patenten en octrooien die in de loop der jaren werden uitgevaardigd. Dit aspect komt in de studie van Forty nauwelijks aan bod. Dat de uitvinder Thomas Edison er een aanvroeg voor zijn idee van een volledig gegoten huis wordt niet vermeld, evenmin dat zijn assistenten de ingenieurs Henry J. Harms en George E. Small een patent kregen voor het gieten van beton. Dit zou leiden tot het eerste gegoten huis in Nederland waarbij Harms en Small samenwerkte met H.P. Berlage.

Lloyds, Londen – foto Tiago Oliveira
Het beheersen van de vloeibaarheid en het verkrijgen van een harde vorm hebben de ontwikkeling van het product een toenemende mate bepaald. De economische drijfveren voor de toepassing van beton en het belang van het materiaal voor zowel de bouwindustrie als voor architecten staan centraal in het achtste hoofdstuk, Concrete and Labour. De opvatting dat voor het maken en storten van beton geen bijzondere vaardigheden zijn vereist wordt door Forty ontkracht als een oversimplification. Hoewel brutalisme volgens Forty de mythe van een ongeleerde werkkracht moest bestendigen, was het afhankelijk van exceptionally high levels of craftskill. Dit geldt echter alleen voor die gebouwen waarbij doelbewust naar een bijzondere architectonische representatie werd gezocht. Het beste wordt dit misschien wel geïllustreerd in het Lloyds gebouw in Londen, ontworpen in 1978 door het bureau Richard Rogers Partnership. Hier zijn de betonnen kolommen en balken zo gevormd en gedetailleerd alsof ze van staal zijn. Schijn bedriegt en beton is bij uitstek het materiaal dat de eigenschappen van andere materialen kan fingeren te bezitten.
De toepassing van beton leidde tot een geheel andere organisatie van het bouwproces,standaardisatie, prefabricatie en taylorisme kregen een grotere rol. In het hoofdstuk komt de technische kant van het gebruik van beton nog het meest ter sprake wanneer deze vanuit een historisch perspectief wordt onderbouwd; geschiedenis overigens nauwelijks een rol van betekenis ondanks de ondertitel van het boek. Een geschiedenis van het materiaal was, zoals gezegd, niet zijn uitgangspunt. Forty beschouwt het vooral als een aanleiding om over de culturele lading na te denken. Zijn boek is vooral bedoeld als een bijdrage tot de theoretische exploratie van een modern materiaal.
Door de verzorgde vormgeving, de vele aantrekkelijke fotos en het boeiend betoog behoort het boek van Forty tot een belangrijke studie over de relatie tussen concrete en culture. Het positioneert zich op de grenslijn en het zal ongetwijfeld de gedachten van velen uit de gebruikelijke banen weten te leiden. In zijn puur dualistische benadering is het echter wat stroef en voorspelbaar ondanks de verbale virtuositeit en geleerdheid waarmee de auteur zijn onderwerpen aansnijdt en behandelt. Forty’s blik is te veel door het denken bepaald en omgekeerd, maar de eigenaardigheid van beton wordt nauwelijks aangestipt. De dialectiek van het materiaal beton is uiteindelijk de samensmelting van cement en staal tot een unieke bouwstof – en de wijze waarop het tegenstrijdigheden met groot gemak weet te belichamen blijven echter verborgen en misschien wel daardoor zal beton ook in de toekomst een modern materiaal blijven dat in zijn verstarde vloeibaarheid uiterst concreet en grootschalig de toestand van de mensheid weergeeft. Beton is na water immers het meest gebruikte consumptiegoed ter wereld, plastic heeft daar nog niet aan kunnen tippen.