Recensie

F.P.J. Peutz, romantisch realist

Het 56ste deel in de BONAS-reeks is gewijd aan de Limburgse architect Frits Peutz (1896-1974), bekend van onder meer het Glaspaleis in Heerlen en het raadhuis in diezelfde stad. In 1981, toen de eerste monografie over Peutz verscheen, was deze architect vrijwel vergeten en stonden zijn gebouwen er veelal slecht bij.

Raadhuis Heerlen 1936-1948 – foto Radboud van Beekum

De studie van Rosa Visser-Zaccagnini en Harry Broekman werd toepasselijk gepresenteerd in het Glaspaleis in Heerlen, het bekendste werk van Peutz, dat ooit het warenhuis Schunck huisvestte. Inmiddels is het rijksmonument en een erkend meesterwerk dat door de UIA (International Union of Architects) in 1999 tot een van de 1000 belangrijkste gebouwen van de twintigste eeuw gekozen.

Het is verleidelijk de nieuwe monografie F.P.J. Peutz 1896-1974 Romantisch realist te vergelijken met die uit 1981, getiteld FPJ Peutz Architekt 1916 1966. Het was een van de eerste wapenfeiten van Wiel Arets en Wim van den Bergh. Niet alleen qua oblong formaat lijken de boeken op elkaar. Het boek uit 1981 is eigenlijk grotendeels een chronologische bundeling van foto’s, tekeningen, teksten en artikelen van alle gebouwen van Peutz. In feite beoogt een BONAS-publicatie hetzelfde. Enige verschil lijkt dat de beschouwing over Peutz’ werk in het ene boek voorafgaat aan de gebouwendocumentatie en in het andere boek erop volgt.
Het boek uit 1981 is door de idiosyncratische typografie nauwelijks leesbaar, maar wel heerlijk om door te kijken. Door de royale opzet en prachtige fotografie met alleen foto’s van pas opgeleverde gebouwen van Peutz’ vaste fotograaf Werner Mantz is het een prachtige introductie op het werk van Peutz. De auteurs hebben vooral getracht de architect te rehabiliteren, want deze was behoorlijk in de vergetelheid geraakt en in boeken van architectuurcritici J.J. Vriend en G. Fanelli zelfs tot de Delftse School gerekend.

Dit is niet zo verwonderlijk, want Peutz heeft zeker enkele zeer traditionalistische gebouwen gemaakt. Zijn rigoureuze stijlbreuken zijn verbazingwekkend: bijna tegelijkertijd ontwerpt hij hypermoderne gebouwen van beton, staal en glas als het Retraitehuis, de ULO, zijn eigen woonhuis en Schunck in Heerlen, maar ook traditionalistische kerken, woonhuizen en het classicistische gemeentehuis van Tegelen. Het is niet zo dat Peutz zijn moderne ideeën alleen toepast bij moderne opgaven als een warenhuis, een school en utiliteitsbouw en de klassieke en traditionele architectuur reserveert voor raadhuizen en kerken. Kort na de oorlog realiseert hij een betonnen koepelkerk in Heerlen en het Heerlense raadhuis oogt klassiek, maar is modern in zijn conceptie. Van een style for the job of een stijlbreuk ten gevolge van voortschrijdend inzicht is ook geen sprake.

Raadhuis Tegelen 1938-1941 – foto Rosa Visser-Zaccagnini

Een verklaring voor de kameleontische architectuur geven Arets en Van den Bergh niet. Zij houden het op een ondogmatische geest en zijn gerichtheid op de klassieken. Rosa Visser-Zaccagnini, een Italiaanse die sinds 1969 in Nederland woont, probeert in de nieuwe BONAS-publicatie wel meer verklaring te geven voor het kameleontische karakter van Peutz’ werk en diens geïsoleerde positie. De typering ‘romantisch rationalist’ biedt echter weinig duiding. En uit haar levensschets van Peutz komen juist weer nieuwe raadsels naar voren. Veel misverstanden rond werk en persoon van Peutz zouden verklaard kunnen worden uit zijn geïsoleerde positie als katholiek architect in Zuid-Limburg. Maar Peutz is geboren in het Noord-Groningse Uithuizen en zou zich naar eigen zeggen zijn hele leven Groninger hebben gevoeld.
Met een opleiding aan het internaat van Rolduc en een kroostrijk gezin met 14 kinderen voldoet Peutz aan het beeld van een zuiver in de leer zijnde katholiek. De werkelijkheid was genuanceerder, zo moest hij weinig hebben van het gedachtegoed van de eveneens katholieke Granpré Molière en diens Delftse School. In 1934 beëindigt hij zelfs zijn medewerking aan het Rooms Katholiek Bouwblad nadat Molière beton als bouwmateriaal voor religieuze architectuur in de ban doet. Peutz, die pas na het behalen van het kandidaatsdiploma weg- en waterbouwkunde voor de architectuur kiest, is juist bijzonder geïnteresseerd in de mogelijkheden van moderne materialen als beton en staal. In 1939 ontwerpt hij zelfs een geheel betonnen kerk in Heerlen die pas in 1952 wordt opgeleverd. Ondanks het gebruikte materiaal wordt de kerk wel in het Katholiek Bouwblad besproken.

Het voordeel van de BONAS-publicaties is de volledigheid. In het boek uit 1981 ligt de nadruk op zijn vooroorlogse werk, maar liefst tweederde van de pagina’s zijn hieraan gewijd, terwijl in de Bonas-publicatie de verhouding vooroorlogs/naoorlogs fifty-fifty is. Daar zitten wel enige verrassingen bij, maar veel woningbouw en grotere gebouwen als ziekenhuizen, kantoorgebouwen, de schouwburg en het Europahotel in Heerlen zijn niet zo bijzonder.
Peutz’ bekendste werk buiten Limburg is waarschijnlijk het Provinciehuis van Zuid-Holland. Het sobere, monumentale gebouw werd niet bijster positief ontvangen. De ‘grauwe kolos’, waaraan tot in de jaren tachtig door bureau Peutz was gebouwd, werd in 1991 vanwege technische problemen met de basaltlava gevel en hoge onderhoudskosten grotendeels afgebroken en vervangen door eigentijdse nieuwbouw van KPF.
Voor het werk van Peutz moet je gewoon in Limburg zijn.