Recensie

MVRDV Buildings

MVRDV Buildings is het meer dan vuistdikke boek dat verscheen ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van het altijd de controverse opzoekende, Rotterdamse architectenbureau. En zoals te verwachten viel, is het geen ‘gewone’ architectenhagiografie geworden.

Pagina uit het besproken boek. Openbare bibliotheek, Spijkenisse.

Laat ik meteen met de deur in huis vallen: ik ben fan, een groot fan. Het is goed dit meteen op te biechten: mijn blik is fel gekleurd. Het boeiende is echter dat dit geenszins de discussie in de weg hoeft te staan. MVRDV lokt immers veel controverse uit en gebiedt ons tot het innemen van een fors standpunt, om dat later weer te ondergraven. Mijn standpunt is drie of viervoudig: ik houd van wat door Michael Webb van Archigram omschreven werd als hun “Naughty Boy Architecture” en koester mijn herinneringen aan de lijfelijke confrontatie met hun vaak vervreemdende gebouwen. Ik worstel graag met wat ik van hen geleerd heb van hun bijzondere ontwerpmethode: het spel, de eendimensionale, bijna autistische logica met het psychodyslepticum als product. Ik heb genoten van boeken als Datacity, KM3 en Farmax, ze hebben mij lachend doen nadenken over mijn omgeving. Dáár ligt architectuur. Ik houd ervan dat ze mensen een reactie ontfutselen, ze maken mensen lyrisch én boos, keer op keer. Op mijn netvlies staat nog steeds de rooie kop gegraveerd van een op de televisie immer satirische BN’er die naast het oorspronkelijk knal oranje Studio Thonik (2001) in Amsterdam woonde. Die rooie kop was net zo rood als het huis oranje! Je zag druppeltjes spuug uit zijn mond schieten in het uitdrukken van zijn woede. En hij had natuurlijk helemaal gelijk. De hele buurt had een oranje gloed gekregen, onleefbaar. Nu is het gebouw gifgroen.

Pagina’s uit het besproken boek. TEDA, Tianjin (China)

MVRDV Buildings is meer dan een goed boek voor op de onderscheidende koffietafel, het heeft het vermogen inzicht te geven in de relatie tot ontwerp en gebruik. Dat is belangrijk. De redacteuren Ilka en Andreas Ruby hebben, in de geest van MVRDV,  een bijzonder project afgeleverd met eigen spelregels om daarmee de klassieke monografische benadering waarop ze terechte kritiek hebben te adresseren. In plaats van moeilijk toegankelijke beschrijvingen van de nevenschikking van ruimte en functie, intenties en effecten van oppervlak en vorm, wilden zijn een meer journalistieke benadering gemodelleerd op de manier waarop de New York Times zijn lezers architectuur voorschotelt: teksten voor intelligente niet-ingewijden. En zo gaven ze schrijvers de opdracht gebruikers van de verschillende gebouwen te gaan opzoeken en hun te interviewen.

Het resultaat is een uiterst toegankelijke, soepel lezende en vaak onderhoudende tekst waarin de kritische noot zeker niet ontbreekt. Hier en daar inzicht in gebruikersellende, maar toch vooral ook veel dagelijks plezier van het leven in een vrijwel altijd bijzonder gebouw. Het was dit aspect dat mij trof bij het lezen van het boek, de openheid waarmee de gebouwen ter discussie worden gesteld door iedereen: de mensen die commentaar leveren, de redacteuren, de architecten zelf en ook de fotografen. Daarom ben ik fan. Dit is geen krampachtig positief niemendalletje. Als de meeste monografieën antwoorden aan de esthetiek van Raphaël: glad, zoet, geïdealiseerd, sterk gefilterde dromerigheid, is deze monografie veel meer een Rembrandt: de wratten zijn zichtbaar, het levert een intiemere, diepere schoonheid op, waar juist ook de deuk, de kras en de rimpel meehelpen een voller, genereuzer beeld te geven.

Pagina’s uit het besproken boek. Villa VPRO, Hilversum

Een tweede spelregel voor deze monografie was dat het geen ongerealiseerd werk mocht bevatten: alleen gebouwen. Ongerealiseerd werk is natuurlijk slechts in bijzondere zin ongerealiseerd. Het is wel degelijk gerealiseerd als visie, als virtueel object, als ontwerp. Dat is immers wat architecten doen, ze maken ontwerpen. Maar goed, we begrijpen het verschil: gebouwde ontwerpen staan bloot aan de tijd, aan het gebruik, zijn kwetsbaar voor slijtage, verandering, worden oud. Hoe beter om het twintig jarig bestaan van het bureau te vieren? Het werd een soort reünie: Whateverhappenedto…? Toch bevestigt deze keuze wel degelijk het primaat van het gebouw als het ultieme doel van de architect, en dat lijkt mij niet vanzelfsprekend voor een bureau die het vormen en onderbouwen van toekomstvisies, het exploreren van de ontwerpmethodiek, het maken van gebouwen en boeken allemaal tot hun primaire taak rekenen. Veel van wat MVRDV ‘MVRDV’ maakt zijn de ideeën, de diagrammen, de scherpe, provocerende manier waarop de beperkingen van een opdracht of de beperkingen van het bouwbesluit, of monumentenzorg worden gebruikt als leidend in het ontwerp, uitgelegd met hun weergaloze diagramsfordummies. Diagrammen kregen ook geen plaats in het boek, dat was een derde spelregel. Dit is wellicht de enige spelregel die ik betreur. Diagrammen hadden de schitterende tekeningen van doorsnedes en plattegronden mijns inziens nog toegankelijker gemaakt.

Pagina’s uit het besproken boek. Studio Thonik, Amsterdam

Wat levert dit allemaal op? Welnu dat is nu juist het verrassende, het levert een nieuw soort MVRDV op en wellicht, alhoewel dat minder vanzelfsprekend is, een nieuw soort Monografie. Die moet dan nog wel wat verder doordacht worden. Ik zou graag een monografie zien waarin het gebruik door middel van de anekdote wordt geïntegreerd met een meer geraffineerde beschrijving van ruimte, oppervlak en nevenschikking. Ook die kunnen onderhoudend en toegankelijk geschreven worden en zouden hier zeker niet hebben misstaan naast de schitterende en subtiel gekleurde tekeningen waarmee grafisch ontwerper Joost Grootens ook de plattegronden toegankelijk wilde maken voor de intelligente leek – deze staan nu ietwat geïsoleerd in het verhaal. Overigens kwam Grootens op het idee om de spelregels van de Ruby’s te complementeren in de selectie van foto’s waarvan een niet onaanzienlijk deel geleverd zijn door amateur fotografen na een oproep van MVRDV op hun facebookpagina. De bijdrage van deze kiekjes, maakt het boek levendig en intrigerend, bijna een soort familiealbum waar de plek centraal staat.

Pagina’s uit het besproken boek. Celosia, Madrid (Spanje)

De Ruby’s wilden een conservatief boek. Ze waren, zoals ze zelf toegaven, uitgeput geraakt door de vele toekomstvisies van MVRDV; de dwang om het laatste project te overtreffen met het volgende. Ze wilden gewoon stilstaan (in letterlijke zin) bij wat er nu allemaal van gekomen was. Het mooie is dat de discussie over de opzet van het boek openlijk gevoerd wordt. De inleiding door deze twee Duitse redacteuren met een eigen indrukwekkende staat van dienst in de productie van boeken, leest niet als een hagiografie van drie heiligen. Hun verrassende onafhankelijkheid en gelijktijdige samenwerking met het bureau deed mij in ieder geval verder lezen. Maar verwacht geen theoretische hoogstandjes. Hier is de gebruiker aan het woord en de gebruiker heeft een andere kennis van de ruimte die vaak ook geraffineerd is, wellicht net zo geraffineerd als dat van de architect, maar hij drukt zich uit met een taal waar de complexiteit van het gebruik, de complexiteit van de ervaring niet expliciet gemaakt wordt maar te lezen is in kleine aanwijzingen, veelzeggende anekdotes en subtiele gebaren. Tegelijkertijd worden de woorden van de gebruikers afgewisseld met het weerwoord van de architecten zelf.
Al lezend stuitte ik op projecten die ik niet kende, las erover, bekeek de foto’s en kreeg zo een nieuw beeld van het bureau. Een beeld waarin ambiguïteit en meervoudigheid een steeds belangrijkere plaats krijgt tussen de sterke, uitgesproken, bijna monomane helderheid van de ideeën waarmee de iconische projecten hun welverdiende bekendheid hebben verkregen.