Recensie

Haus Tugendhat: het toneel van architectuur

De film van Dieter Reifarth start met beelden van Mies van der Rohe’s Villa Tugendhat anno 2012, esthetisch, verstild en overvloeiend in oude foto’s. De beelden lijken sprekend op elkaar. Zelfs de nieuwe bloempotten blijken identiek aan de oorspronkelijke. Een voice-over declameert filosofische teksten uit 1931 over het huis en de muziek is atonaal of polytonaal, passend bij de architectuur zoals de stem uitlegt.

mompl

Je gaat er eens goed voor zitten; dit wordt een staaltje architectuurtheoretische interpretatie waarbij je goed moet opletten. Maar langzaam verandert de toon van de film en er volgen interviews met de – inmiddels bejaarde – kinderen uit het gezin Tugendhat voor wie Ludwig Mies van der Rohe in 1930 een villa ontwierp in Brno (Tsjechië). Een bijzondere familiegeschiedenis ontvouwt zich; de vermogende moeder met een kind uit een eerder huwelijk, de fotograferende en filmende vader, het niet-actief jood zijn. Dit alles rijk geïllustreerd met foto’s uit het familie-album. De oorlogsdreiging en het opkomend antisemitisme doet de familie op het nippertje vluchten naar Zwitserland, de villa aan het beheer van de nazigezinde chauffeur overlatend. Even denk je in ‘The Sound of Music’ beland te zijn maar dan land je weer snel in het heden. Een kunsthistoricus komt aan het woord. Hij heeft de originele houten wandpanelen van de villa teruggevonden als lambrisering in de mensa van de universiteit die tijdens de Tweede Wereldoorlog diende als  hoofdkwartier van de Gestapo.

Het blijft niet bij de geschiedenis van de Tugendhats. Organisch volgen de interviews elkaar op en tesamen met historische beelden wordt op een vanzelfsprekende wijze het levensverhaal van de villa verteld, aangevuld met kunsthistorische en psychologische beschouwingen. Een kind van de familie Messerschmidt, die vanaf 1943 in de villa woonde, vertelt over het plaatsen van scheidingswanden om de enorme ruimte op te delen in intiemere en daardoor gezelligere ruimtes. Een man vertelt over de jaren na de oorlog toen het gebouw als gymnastieklokaal gebruikt werd. Een dame haalt herinneringen op aan de tijd dat ze er op balletles ging. Twee oud leerlingen vertellen over het internaat voor kinderen met een verkromde ruggengraat dat er in de 60-er jaren gevestigd was. Naast de goede herinneringen aan het pand is bij de laatsten de bewondering voor de zorg en betrokkenheid van het personeel en met name de geneesheer-directeur roerend. Nadat de villa tot een haast ruïneuze staat is vervallen, volgt in de 80’er jaren de eerste restauratie en wordt het een representatieve ruimte voor het stadsbestuur van Brno.

De film blijft schakelen tussen genres. We lijken in het 8-uur journaal terecht te komen met de beelden van de laatste onderhandelingen in het najaar van 1992 over het bijeenhouden van Tsjecho-Slowakije opgenomen in de tuin van de villa Tugendhat. De gesprekken lopen op niets uit en op de stoep, voor de entree met het ronde glas wordt een persconferentie gegeven waarin het zelfstandig worden van Tsjechië en Slowakije wereldkundig wordt gemaakt. Ondertussen is de familie Tugendhat in een strijd verwikkeld met het stadsbestuur over het eigendom van de woning. De verwikkelingen met de eigen advocaat die van de familie een schadevergoeding eist omdat zij geen claim indienen  bij het gemeentebestuur zou in een soap niet misstaan. Ondertussen blijkt uit de beelden dat de villa andermaal, en nu grondig, gerestaureerd wordt.

Net als je denkt; eind goed, al goed, haalt de restauratie-architect het sprookje onderuit. Het huis is klaar, de restauratie is geslaagd, maar het is een lege huls. Zonder bewoners is de geschiedenis stilgezet en daarmee is het leven van de villa ten einde. Operatie geslaagd, patiënt overleden.

Pas dan realiseer je je dat de film niet, zoals je aanvankelijk dacht, over de architectuur van Villa Tugendhat gaat. De film handelt over wat ik zou willen noemen de niet-fysieke context ervan, over economie, politiek, oorlog, psychologie, religie. Het verhaalt hoe het huis gedurende decennia het decor is van het leven van mensen, met goede herinneringen, twijfel en ergernis als gevolg. Dat de villa als decor gebruikt wordt voor Mozart’s opera ‘Le nozze die Figaro’ in de opera van Brno spreekt wat dat betreft boekdelen. Architectuur, lijkt de filmmaker te willen zeggen, is niet meer dan een decor, een toneel waarop de levens van mensen zich afspelen. Natuurlijk heeft de architectuur waarde, maar pas door de geschiedenis van de mensen die er verbleven. Pas door de verhalen van de bewoners komt de architectuur echt tot leven. Zonder gebruik is het dood; kille wanden en spiegelend glas.

De vraag die door de film wordt gesteld is dan ook de vraag of het restaureren, en dan met name het terugrestaureren in oorspronkelijke staat van gebouwen wel zinvol is. Is de ruïne niet beter in staat om het verhaal van zijn bewoners te vertellen? Of is het niet logischer om een gebouw te laten zoals het door gebruik door de jaren heen is geworden; een stapeling van ervaringen en herinneringen? Levert het terugrestaureren van het huis niet een soort gebouwde maquette op, slechts interessant voor architecten en studenten kunstgeschiedenis ? De film laat het allemaal en passant aan de orde komen en levert zo volop stof tot nadenken en aanleiding voor discussie. Niet alleen over het meesterwerk van Mies, maar met name over de waarde van architectuur in het algemeen. Naast het fysieke monument in Brno is er nu een monumentale film over al het niet fysieke ervan. Wat mij betreft zou de documentaire permanent in de villa vertoond moeten worden.