Na modernisme en post-modernisme lijkt er een nieuw isme in aantocht: sustainism. Haar protagonisten verkondigen hun verhaal met aanstekelijk optimisme. Maar wat houdt het precies in? Is het een echt isme, een dat werkelijk ergens voor staat, een dat ook wortelt in andere disciplines dan alleen de ontwerpcultuur? De Academie van Bouwkunst Amsterdam organiseerde hierover de avond AND NOW: What future for Sustainist (Re)Design?
Sustainism: het is de nieuwste naam voor de ecologische en sociale beweging in onze samenleving die met de economische crisis van 2007 een frisse impuls kreeg. De term komt van Michiel Schwarz, cultuursocioloog, denker en consultant, en Joost Elffers, grafisch ontwerper en ‘creatief producent’. Samen lanceerden zij in 2011 het visuele manifest Sustainism is the new modernism: a cultural manifest for the sustainist era. Zoals uit de titel blijkt moet het begrip sustainism het rijtje modernisme post-modernisme aanvullen. Het is een klinkende naam met als enige minpunt dat er geen mooi Nederlandstalig equivalent voor is. Hoewel het woord sustainism anders doet vermoeden is tijdelijkheid een belangrijk kenmerk.
De inhoud van het manifest zal iedereen bekend in de oren klinken. Zoals de auteurs zelf ook zeggen: ‘We didn’t invent sustainism; we found it, as it were, on the street‘. In één zin samengevat: ‘Sustainism is where connectivity, a new kind of localism and sustainable life styles meet‘. Het is bedoeld om alle ontwikkelingen die met duurzaam aangeduid kunnen worden onder één noemer te brengen. De opstellers spreken de hoop uit dat sustainism de nieuwe modus operandi van de huidige en komende generaties wordt. Schwarz en Elffers zijn zich bewust van de relativiteit van het manifest zelf. Het is volgens hen dan ook vooral bedoeld om de discussie aan te zwengelen, om handen en voeten te geven aan een ontwikkeling die maatschappijbreed al gaande is.
In het vrolijk vormgegeven boekje Sustainism is the new moderism wordt het begrip sustainism uitgelegd met behulp van verleidelijke slogans en varianten op het sustainistische logo. Het logo is een Keltische knoop: oneindig, met drie lussen. Het logo is krachtig en veelzeggend. Het boekje had bondiger gemogen. Er staat een overvloed aan varianten op het logo in die moeten illustreren dat iedereen het op eigen wijze mag toepassen. En diepzinnig bedoelde oneliners als ‘the culture of sustainity will transform art, art will transform the culture of sustainity‘, voegen inhoudelijk weinig toe aan het oorspronkelijke manifest, dat maar twee A4’s beslaat.
Dit najaar was Michiel Schwarz artist in residence aan de Amsterdamse Reinwardt Academie en de Academie van Bouwkunst. In dit kader organiseerde en modereerde hij een serie lezingen rondom sustainism. Op donderdag 17 oktober vond de afronding plaats, of de aftrap, zoals Aart Oxenaar, directeur van de Academie van Bouwkunst, het noemde. Rond sustainism zoemt een optimisme dat in de ontwerpwereld lang afwezig was; de hype rond het fenomeen Cradle-to-Cradle was de laatste oprisping en dat is toch al weer vijftien jaar geleden. De avond was gewijd aan twee vragen: welk perspectief biedt sustainism voor het (her-)ontwerp van steden, landschappen, architectuur en erfgoed? En wat zijn de mogelijkheden binnen de huidige bouwwereld voor sustianism? Drie sprekers waren uitgenodigd om hierop te antwoorden: Dirk Sijmons, directeur van H+N+S landschapsarchitecten en curator van de zesde editie van de IABR (Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam), Mariet Schoenmakers, directeur van AM Concepts, en Hedwig Heinsman, medeoprichter van DUS architects.
Antwoordend op de vraag naar de mogelijkheden voor sustainism binnen het huidige krachtenveld hield Mariet Schoenmakers een kort en plichtmatig pleidooi voor meer visie, verantwoordelijkheid en verbondenheid. Hoe dit in de praktijk van AM wordt ingevuld bleef onduidelijk. Er wordt volgens Schoenmakers in ieder geval veel ‘gecommuniceerd’. Haar verhaal getuigde van veel optimisme en ook van pragmatisme. Volgens Schoenmakers treden zij en haar team elke vraag met open vizier tegemoet. ‘Wij doen alles’, zei ze letterlijk. Er heerst volgens Schoenmakers een nieuwe moraal. Op de vraag of die moraal ook expliciete keuzes tégen bepaalde opdrachten impliceert, bleef het antwoord, wederom, onduidelijk.
Hedwig Heinsman nam de gelegenheid te baat om DUS’ eigen Momentary Manifesto onder de aandacht te brengen. Opvallend is ook hier het enorme optimisme, neigend naar hedonisme, dat uit de tien punten spreekt. In de wellicht gedateerde versie van het Manifesto die op de website van DUS te vinden is en nog uit 19 punten bestaat, komt drie keer het woord ‘celebrate‘ voor. Beide manifesten worden afgesloten met: ‘Smile, enjoy what you do and have fun‘. De werkwijze van DUS wordt, behalve door dit optimisme, gekenmerkt door de nadruk op het verbinden van mensen aan mensen, en mensen aan plaatsen met etentjes, feesten en interventies.
Dirk Sijmons was iets minder euforisch gestemd. Hij stelde een aantal kritische en fundamentele vragen met betrekking tot de toekomst van sustainism. Zo vroeg hij zich onder meer af hoe wij mensen ons kunnen ontworstelen aan het verlammende idee dat wij zowel dader als slachtoffer zijn. De patstelling dat ‘alles wat de mens doet slecht is voor het milieu’ enerzijds, en anderzijds ‘het idee dat wij er niets aan kunnen doen, onmachtig zijn’. Hij riep op tot een heroverweging van de verantwoordelijkheid die wij als mensen voor de aarde dragen. De aanspraak die de mens op het gebruik van de aarde maakt, is onomkeerbaar, aldus Sijmons. Natuurlijke en menselijke processen zijn samengesmolten, gehybridiseerd. Een terugkeer naar het natuurlijk evenwicht is onmogelijk. Sijmons: ‘We zitten in een bus met de bestemming ‘Further‘. Dit constaterende kan je zeggen dat het er niet meer toe doet wat je doet. Kortom, voor je het weet slaat een soort relativisme toe: waarin ‘anything goes‘ het motto is.’
De presentaties van DUS en Dirk Sijmons legden een belangrijk contrast bloot. Sijmons zegt het ecologische doemdenken uit de jaren ’60 en ’70 (fraai geïllustreerd met een tekening van Robin Cobb) achter zich te hebben gelaten. Toch klinkt datzelfde doemdenken nog door in de vragen die hij het publiek voorlegde. De sustainisten houden zich helemaal niet bezig met slachtoffer-dader vraagstukken, noch zullen zij zich herkennen in de rol van passieve passagier in een op hol geslagen bus. Het feestelijke en pro-actieve manifest van DUS architecten is hiervan het bewijs.
Hoewel de vragen die Sijmons stelt niet iedereen zal beroeren, zijn de thema’s die hij benoemt en zijn kritische houding waardevol voor het debat. De (bouw-)wereld is niet meer wat zij was en dus zoeken wij nieuwe wegen om als ontwerper, als bureau, als maatschappij, als mens en als mensheid te overleven. Het manifest van Schwarz en Elffers geeft een overzicht van wat deze zoektocht tot dusver heeft opgeleverd. Willen wij aanspraak maken op een nieuw -isme anders dan pragmatisme en opportunisme dan zullen wij verder na moeten denken over wat die nieuwe moraal, waar iedereen met zoveel vuur over spreekt, inhoud. Waar nemen wij precies verantwoordelijkheid voor? En aan wie leggen wij verantwoordelijkheid af in een tijd van verregaand individualisme en los-vaste werkverbanden? Waar zeggen wij ‘ja’ tegen maar vooral ook, waar zeggen wij ‘nee’ tegen? Ook als het economisch straks weer beter gaat? Hebben wij die antwoorden eenmaal gevonden, dan hebben we misschien een duurzaam -isme te pakken, dat net als modernisme, enkele decennia meegaat.
Sijmons sloot zijn voordacht af met een teaser voor de IABR2014. Met een ironisch lachje vertelde hij dat de grote IABR-expositie over sustainism gaat, zonder dat het woord sustainability één keer wordt genoemd.