Opinie

De stenen voorbij

De technologische vooruitgang leidt volgens Dirk Follet tot twee evoluties die het werk van een architect in zijn huidige vorm bedreigen. Enerzijds leidt mobiele toegang tot het internet ertoe dat functies zich losmaken van de plek, en anderzijds zal technologie een steeds grotere impact hebben op de beleving van een gebouw. Hierdoor zullen gebouwen anders ontworpen en gebruikt worden. Het is aan ons om er wel of niet op in te spelen.

Het gebeurde een paar jaar geleden, maar toch voelt het alsof het uit een andere eeuw stamt. Ik was toe aan een nieuw mobieltje, en liet me in een telefoonwinkel voorlichten. De verkoper verklaarde het onderscheid tussen de verschillende merken en modellen die de wanden van de zaak vulden. Of ik een Nokia dan wel een Ericsson wilde was een kwestie van smaak. "Kwestie van smaak" bleek code voor “we weten niet precies waar telefoons voor bedoeld zijn, dus doen we zoveel mogelijk verschillende dingen, dan is er altijd wel iets goed". Het summum van telefoon was een Vertu, een verder onbenullige Nokia voor de prijs van een middenklasse auto.

U ziet de gelijkenis: het hoogste wat we in ons vak willen bereiken is een gebouw ontwerpen zoals een Vertu: niet nadenken over techniek, enkel wulpse vormen en dure materialen combineren. Het rare is dat die techniek juist een steeds groter deel uitmaakt van de kostprijs van een gebouw. We kunnen dit interpreteren als het toenemende belang wat de samenleving aan techniek hecht. Architecten maken in dezelfde tijd de omgekeerde evolutie: ze begrijpen steeds minder van de technologie. Hooguit wordt technologie ingezet zoals marmer of ornamenten: ter opleuking of als symbool voor 'hedendaags', zoals marmer 'luxe' impliceert en ornamenten 'authenticiteit'.

Ruimte
Toen ik student was, was mijn woonkamer niet fysiek verbonden met mijn studentenkamer.  Dat werd nog erger toen de vriendin en ik meer tijd met elkaar doorbrachten. Mijn thuis bestond uit haar kamer, het bureau in mijn kamer, de keuken bij nog iemand anders, en voor een deel uit het huis van mijn ouders. Mijn thuis had zowel onderdelen die los van elkaar geraakt waren, als onderdelen die ik maar ten dele claimde.
Ik heb dit pad intussen verder bewandeld: de ene helft van mijn kantoor is een apparaat wat in mijn binnenzak past en de andere helft zit in een rugtas en bevat een schetsboek en een laptop. Mijn kantoor verschijnt op allerlei locaties: bij opdrachtgevers, aan de keukentafel, in mijn tuin, onderweg in de auto. Ooit dachten we dat een kantoor een gebouw was, maar doordat we nu flexibeler zijn gaan werken, begint de functie een beetje af te drijven van de plek, om uiteindelijk los te komen.
De programma's van eisen die we kennen zijn nog niet zo ver. We zien de betekenis van een gebouw bedreigd worden door technologische veranderingen die zich op een heel ander gebied voltrekken. Misschien geldt dat nog niet voor alle functies, maar het valt te verwachten dat de trend doorzet, en een diepgaande impact krijgt op het businessmodel van een gebouw. Lastige kwestie, nu onze gebouwen met schuld overladen zijn. Gelukkig zijn er andere disciplines waar we kunnen spieken hoe gelijkaardige veranderingen uitpakken.
De inhoud van de krant is onafhankelijk geworden van het papier. Het heeft geleid tot een bloedbad onder de producenten van het nieuws, maar er zijn ook initiatieven die juist gebruik maken van de inhoud die elders gemaakt wordt en het nieuws wordt soms door de consument zelf gemaakt (bv. nufoto.nl). Een blad verwordt meer tot een marktplaats waarop producent en consument van het nieuws tot elkaar komen.

foto Ohio Office Redevelopment

Wanneer we de huidige gebouwtechnologie zouden implementeren zoals dat in veel andere sectoren gebeurt, dan verwacht ik dat we onze gebouwen ook anders gaan gebruiken. Zoals onze telefoon die ooit diende om te communiceren met mensen ver weg, nu onze meest intieme compagnon geworden is. Er zat nauwelijks nieuwe technologie in de eerste iPhone, er was vooral beter over nagedacht. Gelukkig voor ons ontbreekt het de installatiewereld aan visie en filosofie. Technologie maakt het mogelijk om in flexibele teams te opereren die verschijnen en verdwijnen waar ze nodig zijn, maar we kunnen ons niet voorstellen hoe dat zich in gebouwen vertaalt. We lossen de flexibiliteit voorlopig op door de identiteit van elk gebouw als een vast gegeven te zien, in plaats van de teams of individuen die er gebruik van maken. Als gevolg daarvan heb ik nu een sleutelbos met daaraan 11 fysieke sleutels en één digitale, één voor elke soort deur of gebouw. Dat kan natuurlijk niet blijven duren. De vraag naar consistentie in de relatie tussen de mens en zijn gebouwen zal alleen maar toenemen.

Interface
Afgelopen zomer vloog een mug door de slaapkamer. De vriendin nam haar smartphone en installeerde een app die muggen verjaagt. Als je tegen een programmeur van 25 jaar geleden zou zeggen dat zijn werk een rechtstreekse concurrent zal worden van de chemische industrie, dan zou hij het nooit geloven. De oorzaak is de fantastische samenwerking tussen het design van de telefoon, de onderdelen, de software, de app store, etc. Sterker nog: het object zelf is vluchtig: wie wel eens een nieuwe smartphone gekocht heeft weet dat je in een mum van tijd weer helemaal actief bent.
Als we dat in architectuur vertalen, kan je zeggen dat de focus van een ontwerpteam steeds meer bij de interface tussen mens en ruimte komt te liggen. Gebouwen zullen ontworpen worden als een consistente en goed geregisseerde ervaring waarbij zowel de ruimte als de techniek samenwerken. En soms zullen technische afwegingen voorrang krijgen.
Het heeft mij jaren gekost voor ik begreep dat ik mensen veel gelukkiger kon maken met een gebouw dat als smeerolie werkt tussen hen en hun wereld, dan een die voldeed aan mijn hoge esthetische standaarden. Standaards die, achteraf gezien, gevoelig bleken voor de heersende mode. Ik heb moeten loskomen van het waanidee dat het idee achter een gebouw bepaalt hoe goed het is, dat goede details ontstonden door er veel te tekenen en ze met een gestapo-achtige controle op de bouwplaats te handhaven.

Veel van de dingen die we vroeger aan een gebouw koppelden, zijn nu versnipperd geraakt. Ze zijn virtueel geworden. Een steeds groter deel van mijn eigen werk bestaat in het ontwerpen van de interactie tussen gebruikers en technische systemen. Uiteraard gebruik ik hiervoor mijn technische bagage, maar het echte verschil maak ik op een veel filosofischer niveau: door het wereldbeeld van mijn gebruikers te kennen en te kunnen voorspellen wat ze zullen denken, zien en doen. Ik maak scenario's voor wie wanneer wat moet ervaren en keer naderhand terug om te testen of ze werken. Als het lukt voel je ineens weer de kracht van architectuur.

Monsanto House of the Future – June 12, 1957–December 1967 – beeld MidCentArc

Vorm
Het succes van de iPhone wordt voor een veel groter gedeelte bepaald door het ecosysteem: het naadloos laten samenwerken van alle verschillende informatiestromen en vooral de marktplaats voor programma's, muziek en andere intellectuele eigendom. En dat gevat in een fysiek object wat transparant probeert te zijn: wat de beleving niet belemmert. Ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van de MacIntosh schreef Douglas Coupland een artikel waarin hij betoogt dat Apple al jaren ongeveer dezelfde strategie heeft. De vorm van haar producten is daarbij het resultaat van een visie en dus van ondergeschikt belang. Het is één van de teksten waar ik naar teruggrijp als ik twijfel over de inhoud en betekenis van mijn werk. Ik heb er de extra motivatie uit geput om los te komen van mijn vormverslaving en me te richten op wat echt belangrijk is.
Het leidt ertoe dat de vorm van mijn telefoon, mijn computer of zoveel andere objecten, onbelangrijk geworden is. Ik gebruik mijn smartphone om de krant te lezen, om te bellen, te emailen, te fotograferen en mijn weg te vinden. Er zijn zelfs functies die nog niet bedacht zijn waarvoor ik het ga gebruiken. Voor geen van die functies is de vorm van het ding optimaal. Ik verander zelfs af en toe van apparaat en van hoesje. Mijn smartphone is een soort geest die een wisselende vorm en betekenis krijgt, afhankelijk van plaats en tijd. Het gaat immers niet meer om het ding, maar om wat ik ermee doe. Ik verwacht dat hetzelfde gebeurt met onze gebouwen. Op kleine schaal zie je dat werknemers van één bedrijf op verschillende vestigingen kunnen werken. Het maakt hen minder uit hoe die eruit ziet, dan wat ze daar komen doen, en met wie. Het kantoor is een platform geworden wat de interactie tussen informatie, medewerkers, klanten etc. faciliteert.

Architectuur
Ik sprak laatst een grafisch ontwerper. Zijn werk bestond al lang niet meer uit het esthetisch rangschikken van teksten en plaatjes die door derden aangeleverd worden. Het begint bij het laten uitkristalliseren van de prioriteiten van een organisatie, scenario's te bedenken voor de communicatie en dat vorm te geven. Als hij zou denken als een hedendaagse architect dan was hij blijven steken bij het lay-outen van dingen die op papier gedrukt konden worden. Maar de grafisch ontwerper bemoeit zich nu met de inhoud van de communicatie en de keuze voor de media waardoor de boodschap het best overgedragen kan worden.

We zullen architectuur weer moeten zien als een holistische ervaring en daarbij de middelen gebruiken die voorhanden zijn en ons niet laten beperken door grenzen die alleen in ons hoofd bestaan. We moeten beseffen dat we de stenen voorbij zijn, de instelling dat visuele vorm boven alles gaat niet langer houdbaar is en dat installaties niet de spaghetti zijn die het bouwen frustreert.