Opinie

Wij zijn allen Reyner Banham

Gb

Geert Bekaert-prijs

Ter stimulering van de architectuurkritiek en bevordering van de dialoog.

Een criticus met het statuur en autoriteit zoals Reyner Banham genoot, kennen we niet meer. Ook in de kritiek is onder invloed van de digitale geweld van ‘likes’, ‘retweets’ en ‘hits’ een beweging gemaakt van top down kritiek gebaseerd op inhoudelijke autoriteit naar een DIY kritiek. ArchiNed en Designplatform Rotterdam organiseerden samen met Het Nieuwe Instituut op 17 oktober Critics Night. Deze avond maakt deel uit van het Pruys-Bekaertprogramma dat zij initiëren ter viering van de architectuur- en designkritiek en een zoektocht naar nieuwe vormen van kritiek.
Een longread over de zoektocht naar nieuwe kritiek. (Ongeveer 10 min. leestijd, 2094 woorden).

foto Matthijs Immink

De setting voor een avond over de toekomst van de architectuur- en designkritiek kan niet passender, de bibliotheek van Het Nieuwe Instituut. Te midden van een overweldigende collectie old school kritiek wordt de eerste Critics Night gehouden. Sommigen beweren dat sinds de teloorgang van de tijdschriften Archis en Items, architectuur- en designkritiek in Nederland niet meer bestaan. Zij stellen dat architectuur- en designkritiek door sites als Dezeen gereduceerd zijn tot een systeem van ‘likes’, ‘hits’ en ‘retweets’.
Met het Pruys-Bekaertprogramma zijn de organisatoren van Critics Night een optimistische zoektocht naar architectuur- en designkritiek begonnen. De hamvraag voor deze avond: is  er in al het digitale geweld nog ruimte  voor vormen van kritische reflectie?  Waar liggen de kansen voor de kritiek in het digitale tijdperk? Wat zijn de valkuilen? Zijn er nieuwe vormen van kritiek?

De avond is opgedeeld in twee delen. In het eerste deel spreekt Sam Jacob, oprichter van FAT Architecture en lange tijd een fervent blogger over architectuur. Eric Kluitenberg (docent media theorie aan het Institute of Network Cultures) reageert in een column op Jacob en schetst nieuwe richtingen en ontwikkelingen. Daarna laten drie jonge critici – Edwin Gardner, Marit Overbeek en Levien Nordeman – zien waar zij in de digitale wereld hun ‘honger naar kritiek’ stillen.

foto Matthijs Immink

Sam Jacob een architect die, zoals hij zelf zegt, toevallig ook schrijft, is uitgenodigd naar aanleiding van zijn column voor Dezeen waarin hij  de retorische vraag stelt ‘How can culture exist in a stream of Photoshopped incontinence?’. In dit stuk uit hij zijn afkeer van kritiekloze blogs als Dezeen, Designboom en ArchDaily. Jacob ziet kritiek als een van de belangrijke pijlers voor een florerende cultuur; de manier waarop we het discours vormgeven, hoe we reflecteren. Kritiek geeft richting aan het vak en vice versa. Ondanks zijn kritische column blijkt Jacob uiteindelijk optimistisch over de staat van de architectuurkritiek.
Een omslag van een zestiende eeuwse editie van De Architectura van Vitruvius waarop een man te midden van allerlei objecten probeert de wereld te ordenen, is wat Jacobs betreft weer helemaal actueel. De ordening, de structuur, de hiërarchie, zoals we deze in de twintigste eeuw kenden is volgens Jacob weg. Voorheen konden architectuur en design gecategoriseerd worden en werden coherente academische betogen geconstrueerd door instituten als musea en door critici verbonden aan toonaangevende tijdschriften. Met de komst van internet en de oneindige stroom aan informatie zijn we weer net als de man op het omslag van De Architectura.

De disciplines zijn niet meer zo overzichtelijk en eenvoudig te categoriseren en het verhaal is niet meer zo eenvoudig geconstrueerd en verteld. De instituten als musea en de traditionele media hebben het moeilijk, niet alleen financieel, maar ook inhoudelijk. Door internet is hun monopolie op berichtgeving en daarmee hun natuurlijke autoriteit hen ontvallen. De rol van de kritiek en de criticus is daarmee veranderd en ook de plaats waar kritiek zich afspeelt is gewijzigd. Om over de staat van design en architectuurkritiek in het digitale tijdperk te spreken, moet de relatie tussen media en de discipline worden begrepen, de ‘ruimte’ waar het gesprek over het vak plaats vindt. Waar ‘leeft’ de criticus, waar vinden we de kritiek?

foto Matthijs Immink

De opkomst van Dezeen-achtige blogs valt volgens Jacob samen met het verval van de voormalige instituten. Waar journalisten en critici vroeger selecteerden, gebouwen bezochten, reflecteerden en reageerden, worden nu persberichten zonder enige vorm van kritiek op deze blogs gepubliceerd. De omloopsnelheid is enorm. What’s in and what’s in the bin is de enige vorm van kritiek. Het waarderen wordt overgelaten aan het publiek, die mogen ‘liken’, ‘retweeten’ of ‘comments’ leveren. I’m sick of this shit, een comment naar aanleiding van een project van FAT op Dezeen, is illustratief voor de inhoudelijke kwaliteit van deze bijdragen, aldus Jacob. Daarnaast is het volume en de omloopsnelheid van publicaties  met de opkomst van deze blogs exponentieel toegenomen en het lijkt onmogelijk op deze manier nog lijn te brengen in de design en architectuurproductie.
Aan de andere kant is het internet onze grootste medestander volgens Jacob. In de traditionele media werd nauwelijks geschreven over zaken die hij relevant vond en het ontbrak hem aan toegang tot deze media. Het internet bood hem een podium en leek de ideale plek voor reflectie en discussies. Er kwam een nieuwe generatie schrijvers die ‘blogde’ over architectuur. Deze periode heeft nieuwe, interessante vormen van kritiek opgeleverd; de kritiek werd meerstemmig. Deze ‘quirky’ blogs zijn de laatste jaren steeds meer verdrongen door publiciteitmachines  die kritiekloos en beeldrijk, nieuwtjes reproduceren.

Jacob ziet in dit soort sites de totale ineenstorting van de vorm van kritiek zoals we die kenden. Tegelijkertijd ziet hij de opkomst van een nieuwe vorm van kritiek. Jacob vraagt zich hardop af: kan kritiek in 140 tekens, of via beelden op instagram, of misschien juist weer in de vorm van een lang essay? Wellicht blijkt de professionele criticus zoals we die de afgelopen decennia kenden een tijdelijke oprisping te zijn geweest, een die verbonden was aan een bepaalde economie. We schrijven en lezen volgens Jacob meer over architectuur dan ooit tevoren. Het vak kan niet zonder kritiek en goede kritiek is zijn optimistische conclusie vindt altijd zijn weg naar een publiek.

foto Matthijs Immink

Omdat de staat van de kritiek zo nauw is verbonden met de ontwikkeling van de nieuwe media is Eric Kluitenberg, professor in de mediatheorie, uitgenodigd. Hij begint zijn reactie op Jacob met een verwijzing naar een onderzoek dat aantoont dat er meer geüpload wordt dan gedownload. Kluitenberg citeert curator Hans Ulrich Obrist die, in een interview met Die Zeit, het internet aanwijst als meest bepalend voor de vlucht die het beroep van curator in de kunstwereld heeft genomen. Juist door die vloed aan beelden en informatie, en het al eerder genoemde gebrek aan structuur en hiërarchie, zijn curatoren nodig die richting geven, die werken als een gids.
Aan de ene kant verdwijnt de oude kritiek en tegelijkertijd zie je de opkomst van de curator. Curating is de nieuwe kritiek volgens Kluitenberg. Architectuur- en designkritiek moeten het wat Kluitenberg betreft veel meer in deze richting zoeken. Volgens Jacob is het waarderen slechts een aspect van kritiek. De rol als consumentengids voor cultuur is relevant maar kritiek voor een vakpubliek is meer. In het discours gaat het wat Jacob betreft over het bieden van andere perspectieven. Dat is volgens Kluitenberg ook wat Obrist bedoelt, de rol van de curator als gids is nodig om in die overvloed aan informatie de weg te wijzen en het disciplinaire discours te voeden door structuur te bieden. Deze rol kan in de kunstwereld bestaan bij de gratie van een economisch model, de kunstmarkt.

De economische modellen achter oude vormen van architectuur- en designkritiek staan onder druk en nieuwe modellen zijn nog niet gevonden, volgens Kluitenberg. Kritiek moet een nieuw zelfbewustzijn ontwikkelen dat zij iets waardevols bijdraagt. Er is wel degelijk behoefte aan serieuze kritiek en reflectie. Er zijn excellente schrijvers en denkers die deze vorm van kritiek kunnen bedrijven. Het is volgens Kluitenberg een kwestie van de waarde vinden/benoemen en daar dan een economisch model onder leggen. Het internet biedt hiertoe kansen, interessante richtingen hierbij zijn bijvoorbeeld de multimediale apps die door kranten en tijdschriften als de New York Times en The Economist worden ontwikkeld. Kluitenberg ziet met name in deze richting potentie voor de kritiek om zich weer een plek te veroveren. Dezeen experimenteert met het hebben van een opinie. Anderen investeren in longreads, waarvoor wordt betaald. Het zijn experimenten waarvan sommige zullen slagen en andere falen.

foto Matthijs Immink

Na deze theoretische zoektocht naar nieuwe vormen van kritiek tonen drie jonge schrijvers waar zij op het internet nieuwe vormen van kritiek vinden. Edwin Gardner (Monnik – schrijver, onderzoeker en architect) leidt het publiek rond in zijn weblandschap en laat zien hoe hij zich dagelijks een weg baant door de digitale stortvloed aan informatie. Zijn route voert hem onder meer langs Facebook als newsreader, Tumblr met een ‘read it later univers’ en een archief met reeds gelezen stukken, en een betaalde rss reader voor interessante longreads die hij volgt. Via deze kanalen komt Gardner bij interessante artikelen en kritiek, hij leest geen kranten of tijdschriften en nauwelijks Nederlandse bronnen. Al zijn onderzoek doet hij in de digitale wereld. Met een naïviteit die aan Truman Burbank doet denken, beziet Gardner het universum van het internet. Slechts in een heel enkel geval raakt hij de grenzen en moet hij eruit om bronnen in de werkelijke wereld te raadplegen. Over de staat van de architectuurkritiek durft hij niks te zeggen, hij leest het te weinig, niet vanwege het ontbreken van architectuurkritiek, maar – eerlijk is hij wel – omdat het hem op dit moment niet boeit.

Voor Marit Overbeek (coördinator online bouw BIM Media en blogger, twitteraar@Designmaatje) is twitter een van haar belangrijkste bronnen. Nederlanders zijn actief op twitter, het medium past volgens Overbeek bij de volksaard. Ze, de Nederlanders, hebben nou eenmaal altijd en over van alles een mening. Iedereen kan criticus zijn op twitter, aldus Overbeek, daarbij voorbijgaand aan het verschil tussen het geven van een mening en het geven van kritiek. Overbeek gebruikt twitter als bron bij het schrijven. Ze toont een aantal ‘kritische gesprekken’ op twitter over gebouwen als het Stedelijk Museum in Amsterdam en de Rotterdamse Markthal. Volgens Overbeek gaat het commentaar op twitter voorbij aan het oppervlakkige beeld, in deze tweets spreken mensen zich ook uit over de maatschappelijk context van hun gebouwde omgeving. Volgens Overbeek is twitter voor haar werk interessant om te raadplegen, het is veel stemmig en als je als journalist goed je oor te luister legt dan haal je er veel meer uit dan oppervlakkige kritiek.

foto Matthijs Immink

Docent en onderzoeker nieuwe media en cultuur Levien Nordeman (Willem de Kooning Academie) toont een aantal interessante nieuwe ontwikkelingen zoals Slashdot een blog dat draait om de comments die door redacteuren worden gemodereerd. Hier ontstaat een nieuwe kritiekcultuur. Arts & Letters Daily is een blog dat als een curator de interessante artikelen verzamelt van andere websites. Nordeman signaleert ook de opkomst van de longreads. Verder stelt hij people are the new magazines, je volgt mensen vanwege hun opinie. Dit idee is ook toegepast in de ontwikkeling van het model van de Correspondent. Een laatste interessante ontwikkelingen die hij ziet in kritiek is het gebruik van video, het levert volgens hem soms prachtige audiovisuele essays op, zoals Idea Channel.

Het publiek blijkt weinig last te hebben van nostalgie en is zich bewust is van de kansen en bedreigingen die het internet biedt aan architectuur- en designkritiek. Er is zelfs een zekere honger naar de toekomst voelbaar, maar een zaal vol met critici kan nou eenmaal niet anders: ze reageert kritisch op de euforie over de mogelijkheden van het internet in de laatste drie presentaties. De generatiekloof die impliciet in de presentaties wordt gesuggereerd, is volgens Jacob vals. ‘Wat jullie doen, doen wij ook, maar waar en hoe het nieuwe vormen van kritiek oplevert, blijft de vraag. Jullie laten zien hoe jullie omgaan met deze eindeloze stroom van informatie, maar hoe leidt dit tot kritiek?’ vult Arjen Oosterman (Volume) aan.
Wat produceer je met dat eindeloze browsen? Hoe kom je uiteindelijk tot een eigen gedachtelijn? Hoe construeer je je eigen nieuwe verhalen? De vraag die ondanks de optimistische presentaties en doorkijken bij het publiek blijft hangen: waar is de nieuwe kritiek?

De zoektocht van het Pruys-Bekaertprogramma moet daarom na deze eerste Critics Night zeker worden voortgezet. Het is een zoektocht waar een ieder die zich met architectuur- en designkritiek bezighoudt, toe moet verhouden. Onderdeel van het programma zijn de prijzen die aan de beste architectuur- en designkritiek van de laatste twee jaar worden uitgereikt. Het is niet alleen spannend om te zien welke kritieken worden ingezonden, maar ook welke kritieken uiteindelijk door de jury worden gelauwerd. Zullen deze wel nieuwe richtingen voor de kritiek laten zien?