Herkenning van DaMIM vergt enige ervaring. Het komt vaak voor en meestal leidt het tot eindeloos gepieker, oeverloze discussies en vruchteloze pogingen. Steevast begint het met een doodsimpele snelle conclusie, gebaseerd op precies één constatering in de sfeer van ‘uitdagend’, of, minstens zo gangbaar, ‘inspirerend’: Daar Moet Iets Mee.
Herkenning van DaMIM vergt enige ervaring. Het komt vaak voor en meestal leidt het tot eindeloos gepieker, oeverloze discussies en vruchteloze pogingen verder te komen in ontwerpbezigheden.
Steevast begint het met een doodsimpele snelle conclusie, gebaseerd op precies één constatering in de sfeer van ‘uitdagend’, of, minstens zo gangbaar,’inspirerend’: Daar Moet Iets Mee.
Gretig ben je, om direct Iets te ondernemen en na niet al te lange tijd het ongeëvenaarde resultaat prominent in je prijzenkast van wereldsuccessen bij te zetten. Het hoeft alleen nog maar even te worden uitgewerkt, gladgestreken en opgepimpt. Aan het werk! Wie doet er mee?
Ik werd mij bewust van het Daar-Moet-Iets -Mee- verschijnsel toen – heel concreet – de Norfolk Line in 2006 verdween uit de haven van Scheveningen. Een compleet terminalterrein aan het water kwam beschikbaar. Plannen buitelden over elkaar heen, want de uitgelezen kans om van zo’n gebied iets bijzonders te maken mocht niet blijven liggen. Experience! Woontorens! Toeristen! Trekpleister! Nu, acht jaar later, is er nog niets gebeurd en liggen ondanks de waaier aan mogelijkheden de clichéplannen op de loer, gedegen, maar niet charmant. Een bijzonder plan heeft nu eenmaal rust nodig en de verleidelijkheid van het terrein verstoort haar.
Iets later hoorde ik over ambitieuze stukgelopen projecten in Berlijn na de val van de muur, op een groot gebied langs de rivier de Spree, en op de voormalige luchthaven Tempelhof. Ook daar Moest Iets Mee, maar de gebieden bleken simpelweg te groot om snel even iets leuks van te maken. Als ik me goed herinner was er een idee van een dierentuin op Tempelhof, maar zelfs daarmee zou je hooguit een paar procent van de ruimte vullen. Toch blijft het moeilijk om vermeende kansen te laten voor wat ze zijn en ze los te laten. Dat heb je met DaMIM.
Je ziet het bij grootschalige plannen, maar interessanter vind ik het in ontwerpprocessen. Daar kan het gebeuren dat hetzelfde DaMIM met geregelde tussenpozen opnieuw opduikt. Er is dan bijvoorbeeld sprake van een verleidelijk principe. Het intrigeert, dus het moet ook goed zijn. Dat heb je bij bijvoorbeeld met honingraatmaterialen. Het licht valt er prachtig doorheen als je het beweegt en dat zeshoekige effect bestaat van nature, want bijen bouwen zo en basaltblokken zijn vanzelf zo en er is nog veel meer. Toegegeven: je kunt er leuke visuele grapjes mee uithalen. Dat de zeshoeken spontaan ontstaan is alleen niet voor onze ogen bedoeld. Het is het gevolg van gelijkmatige verdeling van spanningen in een vlak. Daarom kun je lichte stijve panelen maken als je de zeshoekige cellen dichtplakt. Goedkope deuren worden zo gemaakt en dure vliegtuigvloeren. Maar ontwerpers houden niet van dichtplakken. Ze vinden dat je overal doorheen moet kunnen kijken.
Die altijd maar weer verlangde ’transparantie’ zie je ook in de zogeheten ’tensegrityconstructies’ die Kenneth Snelson voor het eerst maakte en waar Richard Buckminster Fuller de naam voor verzon. Het zijn ijle structuren van balkjes die los van elkaar lijken te zweven, slechts bij elkaar gehouden door een enkele kabel. Bij elke zichzelf respecterende 3D ontwerpopleiding is er wel een afgeleide te vinden, voor de deur, of in de werkkamer van een docent. Zo’n object is een prachtige illustratie van het principe dat trekkracht, zoals in de kabel, radicaal te scheiden is van drukkracht, zoals in de balkjes. Die scheiding zie je overal in terug. In zeepbellen compenseert de trek in het vlies de druk van de lucht binnenin. Botten nemen drukkracht op, spieren en pezen trek. Wapening vangt trek op, beton of kunststof druk. Daar gaat het om. Toch zie je regelmatig pogingen om dat Snelsonbeeld praktisch toe te passen, want DaMIM. En dat lukt niet, want het is gedoe en mooi betekent niet dat het nuttig is.
Materialen kunnen ook zo verleidelijk zijn. Een paar steken regelmatig de kop op, om hem vervolgens onverrichtterzake terug te trekken. Het eerste is aerogel. Dat is een soort gelatine, maar dan met lucht in plaats van water. Het is daardoor extreem licht. Het werd voor het eerst gemaakt in 1931 en vorig jaar werd de lichtste variant tot nu toe ontwikkeld. Dat roept onvermijdelijk het idee op dat je er constructies van kunt maken die bijna niks wegen. Dan wordt vergeten dat je er met een laag soortelijk gewicht niet bent. Je hebt stevigheid nodig. Van iets dat bijna exclusief uit lucht bestaat kun je op dat gebied weinig verwachten. Aerogel is een hele goede isolator en absorbeerder van vloeistoffen, maar je bouwt er geen huis van.
Nog hardnekkiger is ‘geheugenmetaal’ als onderdeel van structuren die een bepaald vervormingsgedrag moeten vertonen. De handelsnaam is Nitinol en het is een legering van onder meer nikkel en tin. Een legering is een mengsel van metalen. (Dat zeg ik er even bij, omdat soms wordt gezegd dat geheugenmetaal een ‘bimetaal’ is. Maar dat is een laminaat van twee hecht verbonden platen van verschillende metalen.) Het intrigerende van Nitinol is dat je het kunt vervormen, maar dat het zijn oorspronkelijk vorm onthoudt. En die keert weer terug zodra het spul boven een bepaalde temperatuur wordt verwarmd. Met heel veel moeite is het mogelijk twee vormen in het metaal op te slaan, ‘heen’ en ’terug’, zodat bijvoorbeeld een theelepeltje zich opwindt. Theelepeltjes die gaan roeren door de temperatuur van de thee. Leuk! Het moeilijkste van de toepassing van zo’n fascinerend metaal is uitklimmen boven de leukigheid. Nitinol doet gewoon zijn werk in technische installaties. Als dat een bijzondere gewaarwording oplevert is het meegenomen. Leuk alleen om het leuke is te mager.
DaMIM zit het meest in de weg als het een eigen vinding betreft. Op zoek naar een oplossing duikt min of meer toevallig een fantastisch idee op. Dat kan van alles zijn: een mooie plooi, een betoverende foto, een intelligente indeling, een licht lettertype, een machtig mechanisme, een citaat. De darling die nooit dood mag. Dat is de obsessie die overzicht in de weg zit. Hier wilde ik beeldhouwer Constantin Brancusi aan het woord laten: ‘Als de neus niet goed is, dan doe ik het hele hoofd weg.’ Het was nergens meer te vinden, dus laat ik het uiteindelijk weg. De oorzaak van DaMIM wegnemen is moeilijk. Het kan wel, mits Moet in Mag verandert. Dat geeft tenminste weer adem.