Recensie

In de stad / Bij de stad

Op een ongekend strategisch en centraal gelegen plek krijgt Amsterdam er in 2014 een stukje stad bij: het huidige Marine Etablissement gaat ‘open’. ARCAM presenteert met de tentoonstelling Nieuwe perspectieven oude en nieuwe plannen voor het terrein om de discussie over de bestemming wat visuele kracht bij te zetten.

Foto: David ter Avest

ARCAM lijkt met het tijdstip van deze tentoonstelling het geluk te hebben afgedwongen. Al in de derde week van deze tentoonstelling werd het onderwerp politiek, want op 5 december jl. ondertekenden het Rijk en de stad Amsterdam een overeenkomst: het marineterrein gaat, na jaren van goede voornemens, officieel open. Dat maakt deze tentoonstelling extra actueel en de moeite waard: het dromen over de toekomst van het marineterrein mag nu hardop.

Al 350 jaar ligt het Marineterrein ín de stad, binnenkort hoort het ook echt bij de stad. In 1655 werd het eiland Kattenburg aangelegd waar destijds oorlogsschepen van de Admiraliteit (de huidige marine) werden gebouwd op de toen grootste werf van het land. Het 17e eeuwse Poortgebouw staat als enig tastbaar stuk erfgoed nog overeind. Vanaf 1915 veranderde het terrein langzamerhand in een facilitaire hoofdcentrum van Defensie. Tijdens de bouw van de IJtunnel in 1957 werd het water gedempt en het aantal vierkante meters grond flink uitgebreid maar sindsdien is er, op wat gebouwen na, weinig veranderd terwijl de stad eromheen wel ingrijpend veranderde: er kwamen publieke gebouwen als NEMO en ARCAM en het Stationseiland, het Oosterdokseiland en de Oostelijke Handelskade werden flink aangepakt. Bij mij is het marineterrein vooral bekend als dat gebied midden in de stad waar je niet kunt komen en dat je tot voor kort zelfs op Google Earth niet kon zien.

Foto: Wim Ruigrok

Eind 2011 kwamen de geruchten op gang over het mogelijke vertrek van Defensie, een vertrek ingegeven als gevolg van bezuinigingen. Tijdens de manifestatie ‘Oosterdok United’, van ARCAM en de DRO begin dit jaar, werd er dan ook al hardop gefantaseerd over de mogelijkheden met dit ongekend strategisch gelegen terrein. Tot 2017 vertrekt Defensie stapsgewijs van het terrein, waarmee het 15 hectare grote gebied in een transitiefase komt. Een brug wordt aangelegd naar de Dijksgracht (richting het PTA) en door de gemeente zal de ruimte worden gegeven aan experimenten en tijdelijke initiatieven. Over ongeveer tien jaar is er nieuwbouw te verwachten mede gezien de matige staat van veel gebouwen. Van een gebied van het Rijk, voor Defensie, wordt het gebied van de stad, maar voor wie en van wie?  Een nieuwe naam, nieuwe functies en vooral: een nieuwe betekenis voor de stad. En daarom heeft het gebied een nieuwe visie nodig. De tentoonstelling Nieuwe Perspectieven/ New Perspectives voedt het debat hierover.

Centraal staan in de tentoonstelling de plannen van negen studenten van de prestigieuze Amerikaanse Yale University. Daarnaast worden ruim tien eerdere plannen en impressies voor het terrein tentoongesteld, daterend uit de periode 1984-2012, waaronder die van Alle Hospers, Teun Koolhaas en Koen van Velsen. Een derde onderdeel van de tentoonstelling is een openbare discussietafel waar op momenten de toekomst van het terrein met geïnteresseerden wordt besproken.

Miron Nawratil

De Yale studenten kregen de opdracht om een stedenbouwkundig plan te ontwikkelingen voor het gebied en hiermee iets ‘unieks’ toe te voegen aan de Amsterdamse stedenbouw. Deze opdracht kwam vanuit de leerstoel van de School of Architecture die sinds begin 2013 wordt bekleed door de Nederlandse ontwikkelaar Isaäc Kalisvaart, tot voor kort CEO van MAB Development. De uiteindelijke voorstellen van de studenten zijn elk zeer verschillend maar de opdracht zelf strookt allerminst met de huidige realiteit. De tijd van grote masterplannen is niet nu. Organisch, tijdelijkheid, hergebruik en maatschappelijke initiatieven zijn termen die wel passen bij de huidige manier van stedelijke, ruimtelijke ontwikkeling. Het grote aantal vierkante meters waar de plannen in voorzien is in lijn met de opgave die eind jaren ’90 voor de overkant, het Oosterdokseiland, werd geformuleerd. Dit gebied, ontwikkeld door Kalisvaart, lijkt dan ook als referentiemateriaal te hebben gediend voor de Yale studenten. Zo gaan alle plannen van de studenten uit van complete nieuwbouw en domineert veelal woningbouw: kleine en grote woonblokken, laagbouw en middelhoge bouw. Twee plannen onderscheiden zich van de rest. Het plan van Miron Nawratil heeft veel oog voor de omgeving, bevat veel wandel- en fietsbruggen en een nieuwe versie van de Stopera. Het plan van Jay Tsai omvat één groot reliëfrijk stadspark met een bijzondere uitkijktoren.
Opmerkelijk genoeg is er in de plannen nauwelijks aandacht voor de rol van het water. De leus ‘blauw is groen’, die centraal stond bij de ontwikkeling van het Oostelijk havengebied, lijkt de studenten vreemd te zijn.

Jay Tsai

De tentoonstelling voedt het dromen over de toekomst van het marineterrein met uiteenlopende plannen, impressies en maquettes, maar sluit inhoudelijk weinig aan bij het huidige tijdsbeeld en levert zo weinig bruikbare bestandsdelen voor een nieuwe visie. Zo zijn er ironisch genoeg veel plannen te zien die erom vragen het tegenovergestelde te doen van datgene wat wordt voorgesteld, zeker in het Nederland van nu. Toch is deze tentoonstelling een prima startpunt voor het formuleren van een visie op dit nieuwe stukje Amsterdam. Ook in letterlijke zin, want het transparante gebouw van ARCAM biedt uitzicht op het daadwerkelijke terrein. Met veel nieuwsgierigheid probeer ik al jaren te zien wat daar eigenlijk allemaal is, want toegang had ik tot nu toe niet tot dit stuk stad. Althans, nog niet.