Opinie

Explosies in het designonderwijs

Vorige week bond design hoogleraar Timo de Rijk (TU Delft en VU Amsterdam) in NRC Handelsblad de Nederlandse designwereld de bel aan. Om te beginnen Massoud Hassani en zijn Mine Kafon, dat De Rijk een onverdraaglijk, pervers en levensgevaarlijk ontwerp vindt. Wat is er aan de hand?

Mine Kafon ontworpen door Massoud Hassani

De van oorsprong Afghaanse Massoud Hassani studeerde in 2011 af aan de Design Academy in Eindhoven met een apparaat om landmijnen goedkoop te kunnen opruimen. Een licht geconstrueerde reuze bol met een doorsnede van meer dan twee meter zou voortbewogen door de wind over een mijnenveld kunnen rollen en mijnen ruimen, simpelweg door ze te laten exploderen; mijnen reageren immers op druk. Een geëngageerd ontwerp, inderdaad. Het speelse en poëtisch ogende object wordt inmiddels internationaal omarmd door een kunstminnende kaste en heeft zijn weg naar de collectie van het MoMa al gevonden.  Vreugde alom? Niet bij Timo de Rijk die de Nederlandse designopleidingen een gebrek aan integriteit verwijt en een ongezonde nadruk op het profiel van de auteur, daar waar volgens hem ‘de mens’ centraal zou moeten staan. Maar voor hij aan dat argument toekomt krijgt Hassani alle hoeken van de kamer te zien. Zijn ontwerp zou alleen maar bestaan ter meerdere eer en glorie van de ontwerper en helemaal niet in staat zijn effectief mijnen te ruimen; en het ergste is dat juist daardoor meer doden zullen vallen.

Wat moet je daar op zeggen? Dat Hassani helemaal niet pretendeert het wereldwijde mijnenprobleem met een fors uitgevallen pluisbol te hebben opgelost, alleen een inventieve bijdrage denkt te leveren? Dat niemand weet of het ding werkt omdat het eenvoudigweg niet in de praktijk getest is  – alleen onder gecontroleerde omstandigheden? Dat je wel heel dom moet zijn na een stormrondje van de Mine Kafon het veld achteloos te betreden en dat mijnenruimen altijd specialistisch werk zal blijven, maar dat als dit ding er een paar weet te detoneren, het weer een beetje sneller gaat? (Dat het project succesvol bij Kickstarter een dikke ton heeft opgehaald om door te ontwikkelen garandeert nog steeds geen uiteindelijk succes, maar toont minimaal aan dat het Massoud Hassani ernst is.) En dat zelfs als het ding geen enkel praktisch nut blijkt te hebben, het in elk geval in staat is de aandacht op dit rampzalige en totaal onderbelichte wereldwijde probleem te vestigen door een goed opgeleid en invloedrijk publiek te bereiken met dit appel (op zich een prestatie van formaat)?

Deze argumenten hebben  allemaal weinig zin omdat De Rijk met zijn dubbelloops jachtgeweer -incompetentie en perversiteit –   uiteindelijk niet Hassani, maar de opleidingen op de korrel neemt. Hier wordt een andere oorlog gestreden. Een oorlog over verantwoord design, over de juiste manier van opleiden, over een designcultuur die te dicht tegen de kunstwereld aan zou zitten, over – het hoge woord moet er uit – het gebrek aan sociale betekenis (om het woord nut te vermijden) van design. Hè, dat lucht op.

Toch moet het de hoogleraar Design Aesthetics (TU Delft) en Design Cultures (VU Amsterdam) opgevallen zijn dat er design is dat zich op exclusiviteit en onderscheidend vermogen richt, en design dat zich primair het oplossen van een technisch vormgeeflijk probleem  tot doel stelt. Alleen, de twee laten zich niet meer zo makkelijk onderscheiden. Wie zich Christine Meindertsma’s veelgeroemde varkensboek herinnert (ook Design Academy), waarin alle producten worden opgesomd die van onderdelen van het varken gemaakt worden, kan dit zien als een bewustwordingscampagne over hoeveel dier er in onze dagelijkse omgeving zit, als een pleidooi voor ons technisch vernuft, als een documentaire zoektocht naar de herkomst der dingen, als een ode aan het varken, en zelf zal Meindertsma er nog weer een andere interpretatie aan geven. Maar de sociale relevantie van dit onderzoek en boek laat zich niet zo simpel benoemen. Toch wordt dit werk alom geroemd en ik vind het ook prachtig; het is rijk, gelaagd en nog mooi gemaakt ook. Het opent perspectieven.

Aan de andere kant van het spectrum zien we iemand als Piet Hein Eek, die naam maakte met zijn van afvalhout geconstrueerde meubelen. Dat begon, zo leek het, als een commentaar op de design-  en consumptiecultuur, maar is inmiddels uitgegroeid tot een succesvol merk, dat zeer prijzige objectmeubelen brengt. Dat lijkt verdacht veel op het modemechanisme waarbij een gescheurde, verwassen spijkerbroek duurder is dan een ongehavende. De kroon op deze ontwikkeling is toch Piet Hein Eeks variant op de Kewlox systeemkastjes. Aan het systeem van stalen staanders, beuken liggers en hardboard plaatjes voor bodem en schuifdeurtjes valt niet veel te verbeteren, maar er is nu een design variant op de markt waarbij de deurtjes van onvervalst Piet Hein Eek sloophoutprint zijn voorzien. Tegen de zesvoudige prijs als het standaardmodel. Dat is perversiteit die wel weer grappig is van hopeloze zinloosheid. Dan vond ik mijn eigen met marmer plakpastic overtrokken boekenplanken in mijn studententijd spitser, eerlijk gezegd, maar commercieel natuurlijk totaal oninteressant. In dit spanningsveld van nieuwsgierigheid, inventiviteit, handelsgeest, behaagzucht, betrokkenheid, ambitie, onderscheidend vermogen en wat al niet moeten de design opleidingen zich profileren.

We kunnen Delft, Eindhoven, Amsterdam (Rietveld/Sandberg), Arnhem en alle andere opleidingen  natuurlijk calvinistisch gaan afrekenen op de maatschappelijk verantwoorde bijdrage. Misschien moeten alle afstudeerontwerpen aan de LEED-certificering voldoen, zou interessant zijn. Maar wees een beetje voorzichtig met het knock-out slaan van alles dat niet door de beugel van een beperkt functionalistisch gedefinieerd ‘maatschappelijk belang’ kan. Zou in het verlengde van Sam Jacobs column op Dezeen (!) de verplatting van design tot beeld niet meer reden zijn tot zorg dan de veronderstelde (on)betrouwbaarheid van de Mine Kafon? En is het niet nuttiger om engagement te stimuleren, te koesteren en bij te sturen waar nodig, in plaats design terug te dringen in een product functionalistisch keurslijf? Juist grens- en disciplineoverschrijdend ontwerp is waar de kansen en de vragen liggen.