Na een verbouwing van zes maanden is de Kunsthal sinds 1 februari weer open voor het publiek. Wie bang was dat dit nukkige, ooit zo controversiële, maar inmiddels behoorlijk geliefde OMA-topwerk getemd en onderworpen zou worden aan de wetten van beveiliging, doorstroming en cultuurmarketing, kan gerust zijn: er is (haast) niets veranderd. Sterker nog, een aantal verbindingen die in de loop der tijd waren verdwenen, zijn terug. De Kunsthal is verbeterd, niet verpest. Je zou zelfs kunnen beweren dat de Kunsthal in zijn oude luister is hersteld.
De aanleiding voor de verbouwing was drieledig. De hoogste prioriteit was de slechte isolatie van het gebouw: voor het publiek onzichtbaar, maar voor de exploitatie behoorlijk nijpend. De energiekosten rezen de pan uit en konden met de onder druk staande cultuurbudgetten nauwelijks nog worden opgebracht. Daarnaast was het gebouw na 20 jaar intensief gebruik (circa 4 miljoen bezoekers en 500 tentoonstellingen zonder een noemenswaardige onderbreking) toe aan een opknapbeurt. Ook de nukken van het gebouw, die het nauwelijks mogelijk maakten om de zalen en het auditorium apart te gebruiken, vroegen om verbetering. Tenslotte was er ook nog de fameuze inbraak die aantoonde dat de Kunsthal op het gebied van beveiliging wel enige aanpassing kon gebruiken.
Mede omdat de investeringen in de verbeterde isolatie en klimatisering zich pas na langere tijd terugbetalen, is er een consortium opgericht waarin drie partners; energieleverancier Eneco, aannemer (toen en nu) Dura Vermeer en Roodenburg Installatietechniek, middels een PPS-constructie zich voor 15 jaar hebben verbonden aan eigenaar (de gemeente) en gebruiker (de Kunsthal). Zonder deze constructie zouden de investeringen ofwel minder ver zijn doorgevoerd, ofwel tot een te groot financieel risico hebben geleid. Het doet voor de waardering van de Kunsthal misschien niet ter zake, maar zonder dergelijke constructies is het voor de cultuursector vrijwel onmogelijk geworden om te vernieuwen. Met de ervaring van de Kunsthal kunnen andere musea en instellingen hun voordeel doen.
Dat het enkel glas nu HR++-glas is, dat de klimatisering van de zalen nu state of the art is,of dat potentiële inbrekers nu niet meer met een busje de gevel in kunnen rijden, zal de doorsnee bezoeker een zorg zijn. Het mooie is dat je er dan ook niks van merkt. De grote glasgevels zijn gebleven, een unicum in de museumwereld waar men over het algemeen denkt dat je vooral goed kunt tentoonstellen met gesloten wanden en dichte zalen. De unieke routing is nog steeds intact. De zalen en het auditorium zijn onaangetast, de bomen in de benedenzaal zijn tegen insecten verduurzaamd teruggezet, de daktuin is hersteld en de lekkages ter plaatse eindelijk opgelost, de cheapo industriële materialen zijn gebleven of door gelijkwaardig materiaal vervangen, zelfs de voor naaldhakken onhandige, maar spectaculaire roostervloeren met doorzicht over de volledige hoogte van het gebouw zijn gebleven. En ja, ook die vermaledijde entree in het hart van het gebouw midden op de helling die het gebouw doorsnijdt, blijft gehandhaafd, zij het vooral om het auditorium als apart verhuurde ruimte te kunnen betreden.
Wat is er dan wel veranderd? De voornaamste aanpassing is toch de hoofdentree. Die bevindt zich nu onderaan de hellingbaan in de hoek van het restaurant. De hoofdentree blijft dus direct verbonden met de openbare route van Museumpark naar Westzeedijk. De kassa en garderobe (voorheen in een onooglijk gangetje) zijn nu onder de hellingbaan tussen het restaurant (en de winkel) en de benedenzaal gesitueerd. De benedenzaal heeft een nieuwe entree gekregen direct naast de kassa. De overige zalen zijn bereikbaar via de oude verticale zigzagroute (auditorium-grote zaal-trap naast daktuin naar de bovenzaal). De zalen en de looproute zijn onderling afsluitbaar gemaakt door middel van – per situatie verschillende – deuren en (schuif)wanden. Tenslotte is ook het trapje tussen de oude hoofdentree en het restaurant (nu dus ook entreelobby), dat eigenlijk maar heel kort heeft gefunctioneerd, teruggevonden achter de betimmering en in ere hersteld. Dit trapje vormt nu, zoals het ook altijd bedoeld was, de cruciale link tussen het auditorium en het restaurant. Want het was altijd een beetje een minder feestelijke toestand: een opening, lezing of manifestatie, zonder directe verbinding met de drankjes en hapjes. Dat kleine trapje biedt tevens vanuit de nieuwe entree de mogelijkheid om de ruimte van het auditorium en de route naar de overige zalen als vanouds op het meest spectaculaire punt binnen te komen; midden op de helling met uitzicht door de grote glaswand.
Om het herstel van de oorspronkelijke bedoelingen helemaal af te maken ontbreekt er eigenlijk maar één ding. De route zou eigenlijk moeten eindigen op het dak. Dat is nooit het geval geweest. De deur naar het dak naast de hellende daktuin functioneert weer, maar je gelooft t niet het ontbrak aan budget om het dakterras te maken van waaruit eindelijk het bedoelde uitzicht op de omgeving mogelijk zou zijn. Een handjevol terrastegels, dat moet toch te doen zijn. Bij de heropening stonden er lange rijen Rotterdammers in het Museumpark om de nieuwe Kunsthal te bezoeken. Als die allemaal een terrastegel uit hun tuin hadden meegenomen, was dat terras er al bijna geweest!
Hoe dan ook, fijn dat de Kunsthal zo opgefrist de oude is gebleven. Projectarchitect Ellen van Loon, die zelf pas na de oplevering van de Kunsthal bij OMA kwam werken, kwalificeerde de Kunsthal terecht als een mooi en fijn gebouw en was er ook zichtbaar trots op dat er zoveel hetzelfde was gebleven en tegelijk met minimale ruimtelijke middelen enorme verbeteringen waren aangebracht. Zij wees er ook nog even tussen neus en lippen op dat de Kunsthal indertijd voor het minimumbudget van 10 miljoen euro was gebouwd en dat zelfs met de huidige investering van 6,3 miljoen, nog steeds sprake is van een uiterst goedkoop, maar desondanks prachtig, bruikbaar en avontuurlijk gebouw. Een cultuurpaleisje waar Rotterdam en OMA terecht trots op waren en hopelijk nog lang mogen blijven.