Sicco Mansholt, is dat niet die boer en politicus, verantwoordelijk voor de melkplassen, graanquota en de ruilverkaveling? Inderdaad hij was de aanstichter van de metamorfose van het Nederlandse landschap na 1945. Waarom moest het hele landschap heringericht worden? Wat waren de gevolgen van het beleid voor natuur, boerengemeenschap en het Nederlandse landschap? Bij Bureau Europa (Maastricht) is een tentoonstelling te zien over het verleden en de toekomst van landbouwbeleid en de gevolgen daarvan voor het landschap: megastallen versus stadslandbouw.
Bureau Europa wijdt de tentoonstelling ‘Mansholt, Landschap in Perspectief’ aan de wijze waarop landbouw de inrichting en vormgeving van het Nederlandse landschap na 1945 heeft bepaald en plaatst dit tegen de achtergrond van de actuele hervorming (‘vergroening’) van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Leidraad van de tentoonstelling is het werk van voormalig landbouwminister Sicco Mansholt. Protagonist Mansholt was boer en verzetsstrijder in de Wieringermeerpolder (1938-1945), minister van Landbouw en Voedselvoorziening in zes naoorlogse kabinetten (1945-1958), eerste Eurocommissaris voor Landbouw (1958-1973) en later Voorzitter Europese Commissie (1972-1973).
Deze man heeft met zijn medestanders ervoor gezorgd dat Europeanen nooit meer honger hoeven te leiden. Met de Tweede Wereldoorlog vers in het geheugen, was dit tijdens de wederopbouw een uitgangspunt en basisvoorwaarde voor alle handelingen en besluiten. Tevens was Mansholt socialist en streed hij voor het verheffen van de boer en loonwerker tot waardige ondernemer en moderne arbeider. Te bereiken door modernisering van het boerenbedrijf, ruilverkaveling en het afspreken van vaste prijzen voor producten.
Deze politiek is niet alleen aangeslagen in Nederland, maar heeft ook in de EEG en EU weerklank gevonden. Hierdoor is de landbouwpolitiek 50 jaar lang de spil geweest van het Europese beleid. Een beleid dat ten onder is gegaan aan het eigen succes. In de jaren ’70 waren zulke grote zuivel- en graanoverschotten dat de EU voorstelde de productie maar te halveren. Een melk- en graanquotum waren het gevolg. Gelijktijdig schetste de Club van Rome de gevolgen voor het klimaat indien de economische groei zich onverminderd zou voortzetten. Agrariërs en veetelers voelden zich in hun levensonderhoud bedreigd en begonnen een ware boerenopstand in Brussel. De landbouweconomie wordt nu langzaam omgevormd tot een vrijere markt: in de volgende jaren worden de melk- en graanquotum helemaal afgeschaft.
De tentoonstelling ‘Mansholt, Landschap in Perspectief bevindt zich in een lichte ruimte, glaswanden vormen zes kabinetten. Midden in de glazen kamers staan vitrines met daarin oude kaarten en teksten die verslag doen van de metamorfose van Nederland door het landbouwbeleid. Oude propagandafilms laten zien hoe de overheid deze ontwikkelingen stimuleerde. Dwalend door de kamers leert men gaandeweg iets over de impact van de landbouwmodernisering op het landschap. Het heeft er immers voor gezorgd dat grote delen van Nederland compleet zijn heringericht met nieuwe wegen, kavelgroottes, sloten en bomenrijen.
De landbouwpolitiek, ingezet door Mansholt, had ook grote gevolgen voor de boerenbedrijfsvoering. Pre-Mansholt had een boer een gemengd bedrijf, met handarbeid en loonwerkers. In de wederopbouwtijd werd het zaak om van de boer een moderne ondernemer te maken. Technologische vooruitgang door machines die het werk uit handen namen en het praktischer indelen van het landschap zorgde voor ‘normalere’ werktijden en min of meer gegarandeerde inkomsten door de vastgelegde prijzen. Uiteindelijk leidde het landbouwbeleid tot een grote daling van het aantal boerenbedrijven, maar wel tot een immense toename in opbrengst en areaal per boer. Het Nederlandse en later Europees landbouwbeleid leidden tot grote overschotten (melkplassen en graanbergen) en een verwoeste natuur. Mansholt erkende deze keerzijde van zijn beleid toen hij in 1974 zijn autobiografie ‘Crisis’ schreef. In dit boek waarschuwt hij voor de verstrekkende gevolgen van de intensieve landbouw voor het natuurlijk systeem.
‘Mansholt, Landschap in Perspectief legt goed uit wat de gevolgen van het beleid voor de bedrijfsvoering zijn geweest, hoe ruilverkavelingen werkten en hoeveel voorlichting en overleg hiervoor nodig is geweest. Een onderbelicht aspect blijft ook bij deze tentoonstelling de gevolgen voor het landschap zelf. Grote gebieden, waar eerst kleine, onregelmatige kavels waren, zijn geheel op de tekentafel herverkaveld. Doel was de boerenbedrijven een optimale werkomgeving te verschaffen. Vele oude erven, kleine landschapselementen en microreliëf zijn hiermee gladgestreken. Pesticiden, monoculturen en drainage hebben daarnaast een grote invloed gehad op het laten verdwijnen van planten en dieren. Mansholt vertelt in een documentaire van RTV Noord (1) dat hij geen stekelbaarsjes in de sloten meer ziet; deze populatie had in de tentoonstelling goed model kunnen staan voor de gevolgen van de landbouw voor de natuur. Tevens hadden grote foto’s van situaties voor en na de ruilverkaveling de gevolgen voor het landschap visueel kunnen maken; het hoofddoel van de tentoonstelling.
Ook het sociale aspect van de ruilverkaveling komt in de tentoonstelling aan de orde. Boeren specialiseerden zich in één gewas of diersoort wat de bedrijfsvoering totaal veranderde. Daarnaast hadden de gedwongen bedrijfsverplaatsingen grote gevolgen. Het vele verhuizen door de boeren, bijvoorbeeld het verplaatsen van boerderijen uit kleine gemeenschappen naar het land toe, plaatste boerengezinnen geïsoleerd van de dorpsgemeenschap. En ook de selectieprocedures van boerengezinnen op ‘geschiktheid’ om een nieuwe boerderij in Flevoland te beginnen, zijn een bijzonder aspect van de ruilverkaveling. Velen ervaren de afwijzing nog steeds als zeer pijnlijk moment.(2)
De twee toekomstscenario’s die worden geschetst als verkenning van de gevolgen van het nieuwe Europese landbouwbeleid komen in de laatste kamer aan bod. Dienend als conclusie en toekomstbeeld worden interessante glimpen in mogelijke oplossingsrichtingen geboden. Een uitleg over het nieuwe landbouwbeleid mist echter, daarom voelen de verkenningen ook wat willekeurig gekozen. De belangrijkste stromingen is een terugkeer naar diverse (stads)landbouw en het verduurzamen van de intensieve landbouw. De stadslandbouw, op de tentoonstelling vertegenwoordigd met voorbeelden zoals open source agriculture platform FarmHack en een aantal oogsttuinen, wordt gezien als een stroming die zich afzet tegen de gangbare landbouw. Summier wordt gekeken naar wat er zou gebeuren als de intensieve landbouw duurzamer zou worden door verplaatsing naar industrieterreinen en de bouw van prettig ogende stallen.
Het voelt echter niet als het volledige beeld. Deze twee schijnbare uitersten (klein- versus supergrootschalig) kunnen en moeten naast elkaar bestaan en van elkaar leren. Er moeten 6 miljard monden gevoed worden en intensieve landbouw blijft nodig om aan de vraag te kunnen voldoen, aldus de Wageningen Universiteit (3). Stadslandbouw speelt een belangrijke rol bij het levend houden van de aandacht van consumenten voor eerlijk voedsel en biedt iedereen de mogelijkheid deel te nemen aan voedselproductie. Een belangrijke tussenvorm, die ontbreekt op de tentoonstelling, is hoe ‘gewone’ agrariërs hun toekomst zien. Gaan ze door met de door Mansholt ingeslagen weg van intensiveren, vrije marktwerking en grotere kavels? Of vinden ze manieren waardoor het boerenlandschap van deze grootschalige bedrijven met dito moderne bedrijfsvoering ook ecologische-, klimaatbestendige- en recreatieve waarden in zich kan hebben? Dít is de vraag waar boeren, burgers en (landschaps)architecten samen mee aan de slag moeten.