Recensie

Rot-Ellen-Berg: ontdubbeling van het wonen

Een essay over het huis en wonen in de 21ste eeuw naar aanleiding van het project Rot-Ellen-Berg van architecten de vylder vinck taillieu.

Rot-Ellen-Berg – foto: Filip Dujardin

Op 14 februari 2007 tekenende Piet Bodyn en Ellen Meurez de akte voor de aankoop van een vervallen café aan de voet van de koppenberg. Rotelenberg 17 in Melden, een klein gehucht bij Oudenaarde. Zijn locatie doet meteen denken aan de oervlaamse sporten. Het wielrennen en het pinten pakken. Onafscheidelijk, en ook hier verbonden in het oude dorpscafé op een historische locatie. Toch kent dit huis een veel persoonlijkere historie. Grootvader Maurice stond hier ooit achter de toog en liet hier zelfs het leven door een ongeluk. Deze erfenis vroeg om een doordachte, respectvolle maar vooral intense renovatie. Met een beperkt budget van €90.000,- kwamen ze bij architecten de vylder vinck tailleu aankloppen. Het volledige budget werd in materialen geïnvesteerd waardoor de eigenaars zelf de verbouwingen moesten doen, vier jaar lang. Een constante dialoog tussen bouwheer en architect, de bouwheer en zichzelf. Een proces dat zijn tijd neemt en constant reflecteert omdat het bouwen het ontwerpen op de voet volgde.

Maquette DVVT

De Vlaamse setting, bakstenen woningen in lange straten afgewisseld met braakliggende terreinen, gevels die wachten op een buur, achterliggende koterijen. Alles wat men verwacht in een gehucht vind men terug op deze site. De woning is tegen de straat geplaatst, in een hoek van het perceel teruggedrongen. Door het braakliggende terrein rondom zijn alle aanzichten gevrijwaard. Op het eerste zicht heeft de verbouwing de buitenzijde in zijn waarde gelaten. “Handel in bieren Meurez-David” staat nog steeds op de gevel.  Een ruitleien wachtgevel en een bakstenen zijde. Alles voelt heel natuurlijk en vertrouwd aan op de kasseien route. De context is hier sterk gewaardeerd door hun keuze voor een minimale ingreep op de geschiedenis.

Bij het verder afspeuren van de schijnbaar originele gevel leggen een aantal elementen de ingreep bloot. Een fel rood geschilderde voordeur, twee spiegelende dakkapellen en een spiegelende rand tussen muur en dak verraden dat er binnenin meer aan de hand is. Op subtiele wijze zorgen de spiegelende elementen van de dakkapel voor een reflectie van de omgeving en het dak naar buiten toe en op zichzelf. Het dak lijkt dan weer gescheiden en verheven van de muur door een spiegelende ring op hun grens. Een ontkoppeling die we verder in het huis ook zien. Deze ring verbergt ook de vroegere ringbalk die binnen door een betonnen lijn zichtbaar is. De binnenzijde wordt gemaskeerd en met een zeker bedrog verhuld. Door het accentueren van het verbergen speelt men eerlijk en vals te gelijk. Deze trompe-l’oeil doet zich ook voor bij de wachtgevel uit ruitleien. Hierop staat een extra façade gezeefdrukt van een baksteenverband. Is dit een speeltje aangebracht om de aandachtige passant te intrigeren? Of een bewuste dimensie die de setting respecteert en bekritiseerd tegelijkertijd, een afstand aanbrengt niet enkel tussen inter- en exterieur maar ook van façade tot omgeving? Het oeuvre van DVVT doet het laatste vermoeden.

foto: Filip Dujardin

Bij het binnenkomen ontdekt men de drastische ingreep. Het huis is ontdubbeld in een omhullende originele schil en een glazen huis binnenin. De oorspronkelijke inhoud is volledig neergehaald wegens totaal verrot. De keuze om de geschiedenis staande te houden heeft geleidt tot het grotendeels intact laten van de façades en enkel binnenin opnieuw te gaan bouwen. In-situ beton was onmogelijk zonder minstens één façade weg te halen en doordat de bewoners zelf aan de slag moesten kunnen, was er de nood om een soort bouwpakket aan te leveren. Hierbij viel de keuze op een bekistingsysteem van doka stellingen en stempels. Normaal gesproken worden deze tijdelijk ingezet op een werf, waarbij de permanente elementen gevormd worden met hun hulp. In speels contrast daarmee wordt hier het tijdelijke element permanent ingezet.

Deze constructie is ingevuld met serrewanden. Hier herdefiniëren DVVT, naar goede gewoonte, deze materialen. Hun methodologie vertrekt altijd vanuit het materiaal en bijbehorende bouwtechnieken. De specifieke condities van het project leiden soms tot een oneigenlijk gebruik van dat materiaal, maar absoluut gerechtvaardigd binnen de logica van het concrete bouwwerk1. Zo werd het bekistingsysteem een soort meccano die de bewoners zelf konden plaatsen, als een zelfdragende constructie binnenin de onafhankelijk buitenschil. De perceptie van de constructie is zo onvermijdelijk die van een tijdelijke configuratie.  Het is een spanning die dit bureau wel vaker opzoekt, het levert volgens hen een on-georchestreerde schoonheid op. Toch kan hier sociologisch meer achter gezocht worden.

tekening DVVT

De ontwikkeling van nieuwe communicatiemiddelen hebben ‘het huis’ van zijn gepersonifieerde betekenis ontdaan. Ontmoeten hoeft tegenwoordig niet langer op het postadres, bijpraten niet langer in het salon. “De sociale verbondenheid wordt niet langer bemiddeld door het huis”, aldus Bart Verschaffel. Plaatsen worden tijdelijk en door de mensen zelf bepaald. Vroeger moest het huis een uitdrukking zijn van zijn bewoners. Door de verschuiving is dit zinloos geworden; een mythe die desondanks standhoudt. Een illusie waarmee voortgebouwd wordt terwijl het veeleer om de bruikbaarheid zou moeten gaan. Een huis is in realiteit herleidt tot wat men er in kan doen.2 Deze spanning wordt in Rot-ellen-berg volgens mij treffend vertaald door de ontdubbeling van de muur. De spanning zit tussen enerzijds de verpersoonlijking van de gevel, hier nog treffender door de familiale geschiedenis die letterlijk leesbaar is, en anderzijds het losgekoppelde huis binnenin, dat een breuk is met traditionele vormen van samenleven door zijn transparantie en tijdelijke constructie en dus ook opvatting van plaats. Deze loskoppeling van buiten en binnen logica zien we vaker in het werk van DVVT.

De ontdubbelde muur is ook een kritische zelfreflectie op de muur an sich. Een massief dikke stenen muur die alle functies vervulde evolueerde door de bouwgeschiedenis heen tot een drieledige eenheid van dragen, isoleren en beschermen. Deze ontkoppeling laat zich zelden lezen. Het beschermen vraagt vaak om een volledige omhulling, zoals de vacht van een dier. Waarbij het parament zichzelf draagt, of als invulling in het skelet. In Rot-ellen-berg is de ontdubbeling extreem. Het parament is een zelfstandige eenheid die hier een extra maatschappelijke beschermfunctie heeft gekregen. Hij dient als een contextuele verankering, het in standhouden van de geschiedenis naar buiten toe en voornamelijk het sentimentele behoud van een erfenis. Het binnenhuis draagt enkel zichzelf met een eigen beschermlaag. Een dubbele grens naar het open leven dat men binnenskamers ambieert. Waarbij het proces leesbaar is in de tijdelijkheid van zijn structuur. De materialen, die normaliter enkel een tijdelijke functie vertolken, worden ingezet voor een permanent programma. Waar de vraag groeit of deze functies en verhoudingen als danig vaststaand worden beschouwd. Een kritiek op de mythe? En hoe maakbaar zijn de bewoners?

foto’s: Filip Dujardin

Deze tweespraak tussen de gevel en de verborgen achterzijde past gelijktijdig ook in de burgerlijke woningtraditie in. Het theater van de representatieve voorzijde speelt hier voort in de omgeving terwijl de bekritiserende binnenzijde voor zichzelf gehouden wordt, als de verborgen woonzone waar het echte leven zich afspeelt ver weg van het ontvangstsalon. Een kritiek die eigenlijk hetzelfde programma volgt, zij het dan in een andere vorm. Zo is ook de opgezette openheid van de benedenverdieping tegenover de meer afgezonderde bovenvertrekken een burgerlijk fenomeen. Waaruit wel af te leiden valt dat deze opdeling een noodzakelijkheid is gezien de verdere transparantie van het huis binnenin.

De transparantie en openheid van het huis doen vragen rijzen bij de leefbaarheid. Heeft een mens geen geïsoleerde ruimte nodig om zich terug te trekken van het gezinsleven? Deze scheiding wordt gematerialiseerd door zware gordijnen, die een soort theatrale afsluiting maken tussen ik en wij. Het open karakter binnenin is een keuze die een open visie op wonen toont zoals we in het loft type terugvinden en de vergankelijkheid van het huis als permanente plaats omarmt. Toch is een afstand gecreëerd tussen de leefruimte, kinderkamers en mezzanine enerzijds en de in het achterhuis geplaatste badkamer, keuken en ouderslaapkamer anderzijds. Hier is keuze voor reinheid en privacy wel gevallen?

foto’s: Filip Dujardin

Ook de graad van bricolage, kenmerkend voor DVTT, geeft het project uiteraard zijn opvallende karakter. Maar is onaf wel een conditie waar in men kan leven? Is dit niet een louter architecturaal hoogstandje? Door de continue samenspraak met de bewoners lijkt die keuze toch meer gefundeerd zoals hierboven voorgelegd en zal ook het bouwbudget de leefcondities mede hebben bepaald. Tevens houdt DVVT de mening er op na dat de wijze waarop je woont, de wijze waarop je leeft weerspiegeld, en dus hoe je je bewust bent van bepaalde aspecten.3
Het huis leeft ook met de seizoenen mee. Het binnenhuis kan in de zomer opengezet worden om de bewoonbare oppervlakte uit te breiden tot aan de schil. In de winter sluiten de glazen wanden zich tot een kleinere oppervlakte. Dit biedt ecologische en economische voordelen omdat het te verwarmen volume verkleint terwijl hetzelfde ruimtegevoel en zicht behouden blijft door de transparante schil. Toch ontkennen de architecten dit als een conditie waarvan ze zijn uitgegaan, het is dus eerder een boeiend gevolg.
De verwarming gebeurt door een centraal geplaatste tegelkachel die de bewoners ook zelfs gebouwd hebben in een atelier. Zijn plaats midden in de woning heeft niet enkel met optimaal rendement te maken maar ook met een stuk geschiedenis. Hij staat op de originele locatie van de schoorsteen. Zo is er niet enkel voor de omgeving een continuïteit maar ook voor de bewoners binnenin, waarbij de kachel voor de mens altijd een belangrijke plaats in het familiale leven heeft ingenomen. Hier schuilt misschien een referentie naar de traditionele mythe van het wonen.

foto: Filip Dujardin

Rot-ellen-berg is dus een zeer specifiek antwoord op de conditie gesteld door de context en DVVT’s visie op wonen.  Het stelt vragen die an sich ambigue zijn. Het doet zowel de buitenstaander als de bewoner reflecteren over wooncondities die vastgebakken liggen in de Vlaamse wooncultuur. Het binnenhuis kent dan wel een meer stedelijke typologie, een vooruitstrevende vorm van wonen die men zelden op het platteland ziet. Het landelijke gebied is een plaats van lintbebouwing en luxevilla’s, mensen die de stad ontvluchten op zoek naar rust en vals primitief om zogenaamd dichter bij het mens zijn te komen. Daarom is deze op het eerste zicht misplaatste typologie zo nodig en relevant op juist die grond. Het doorbreekt niet alleen de mythe van thuis maar ook die van de verankering in oude gewoontes.