Recensie

Architectuur als goed doel

Dames en heren, ga naar de tentoonstelling The Good Cause, Towards an Architecture of Peace! En lees de relevante nummers van Volume, The Architecture of Peace, en The shape of the Law! Dat zou mijn stellig advies zijn aan (jonge) ontwerpers die op zoek zijn naar maatschappelijke relevantie.

De gerestaureerde tuinen van Bagh-e Babur, Afghanistan. Foto: Aga Khan Trust for Culture

Het perpetuum mobile project van Volume naar architectuur en haar maatschappelijke inbedding, waarin deze tentoonstelling een kort intermezzo is, vormt een belangrijke contributie aan de poging de architect en de stedenbouwer hun beroep terug te geven in die gebieden waar hun sociale rol niet kan worden weggeknepen ten bate van allerlei secundaire overwegingen zoals weeïge identiteitscrises en decadente authenticiteitstrauma’s die, wanneer het puntje bij het paaltje komen, weinig meer toe doen. Deze tentoonstelling samengesteld door het Archis/Volume-team Arjen Oosterman en Lilet Breddels is niet groot. Hij is sober en elegant vormgegeven door Vanessa van Dam en Adriaan Mellegers en gaat over architectuur waar je onherroepelijk vieze handen van krijgt.

De tentoonstelling beslaat eigenlijk twee thema’s: architectuur in gebieden waar oorlog dreigt, heerst, of net is afgelopen, en de architectuur in relatie tot het recht, en dan in het bijzonder zoals die relatie zich voordoet in Den Haag als stad van internationaal recht en vrede. Wat dit laatste thema betreft had ik de tentoonstelling graag groter gezien en duidelijker geproblematiseerd. Achteloos aan de wand, tegenover elkaar en zo geplaatst dat je ze ook vanaf de straat kunt zien, hangen twee foto’s van pregnant lege stoelen. Aan de ene kant een foto van de royaal blauwe, zeer comfortabele en met leer bekleden stoelen waarin rechters zitten tijdens de zittingen. Daartegenover een foto van twee verloren houten bankjes die aan een anonieme witte muur gemonteerd zijn, eigenlijk niet veel meer dan netjes geschuurde plankjes, de één hoger dan de ander. Het contrast is helder, de rol van iemand in het schouwspel van het recht wordt nadrukkelijk bepaald door waar en hoe die persoon zit.

Dan zijn er keurige portretten van een aantal belangrijke actoren zoals Carla del Ponte, de gezegende, vermoedelijk geblondeerde pitbull van de rechtvaardigheid, licht behangen met juwelen. Er zijn video’s van hoe de rechtszaken gerapporteerd worden in de landen wiens burgers berecht worden waardoor “The Hague” opeens geen stad meer is maar een begrip, en dan is er nog een surreëel promotiefilmpje waarin onder andere premier Mark Rutte de kans krijgt om te zeggen hoe belangrijk dit hele circus is voor BV Nederland.

The Good Cause. Foto Gerrit Schreurs, met toestemming van Stroom Den Haag

Het hoogtepunt van dit deel van de tentoonstelling is een grote kaart van Den Haag waarop alle, ruim 90 instellingen staan aangegeven die zich op een of andere manier bezig houden met recht en vrede. Wat opvalt is dat ongeveer de helft van deze instellingen zich niet bevinden in de voor dat doel gereserveerde International Zone, het gebied achter de Scheveningse duinen, waardoor de Zone (nog) niet echt een eenduidig karakter heeft. En dat is misschien maar goed ook.  Ten aanzien van de gestage transformatie die Den Haag doormaakt vanwege haar rol in de grote wereld, is ruimte voor wrevel en reflectie noodzakelijk. De opgave is namelijk niet eenvoudig, hoe laat je een dergelijke, ontegenzeggelijk gewilde transformatie van de stad toe, zonder toe te geven aan de niet onaanzienlijke druk om de stad te doen veranderen in een bunker met gouden enclaves. Het betreft hier een politieke en een economische druk die vooral door mensen wordt uitgeoefend die gebaat zijn bij de transformatie maar geen grip hebben op de destructieve macht van achteloos ingezette architectuur en stedenbouw die een stad te doen veranderen in een agglomeratie deprimerende non-plaatsen voor auto’s. Die zorg wordt in de tentoonstelling expliciet uitgesproken en daarmee is dit deel van de tentoonstelling klein, fijn maar nog niet af. De transformatie zou kritisch inzichtelijker gemaakt moeten worden; rampscenario’s moeten worden uitgelegd en best practices duidelijk geëxpliciteerd. De stad als ongeluk zit in een klein hoekje.

The Good Cause. Foto Gerrit Schreurs, met toestemming van Stroom Den Haag

De andere helft van de Good Cause is waar de maatschappelijke relevantie van architectuur en stedenbouw op een meer eenduidige manier aan bod komt. De muren zijn behangen met enorme wand-vullende kaarten van de wereld in effen blauw of rood verrijkt met data en korte toelichtende teksten. Veel data en vooral ook indrukwekkende data: hoeveel oorlogen er zijn geweest sinds de Tweede Wereldoorlog, hoeveel internationale strafzaken er hebben plaatsgevonden in Den Haag, hoeveel die gekost hebben en hoeveel dat is in vergelijking met het organiseren van een Olympische Spelen, hoeveel vredesmissies er zijn geweest, etc.
De kaarten vormen de bredere context van een klein aantal concrete projecten, casussen, die met passende bescheidenheid op tafels bestudeerbaar zijn gemaakt. Hier speelt slechts één vraag, hoe kan de architect en de stedenbouwer zijn verantwoordelijkheid nemen in plekken waar het geld vaak in verkeerde handen zit, waar mensen hun waardigheid moeten hervinden, waar de handhaving van orde en vrede een delicaat dansspel vertegenwoordigt tussen allerlei belanghebbenden waarvan er veel in een grijs gebied vertoeven.
Acht projecten geven inzicht hoe moeilijk dergelijke opdrachten zijn, wat de soms verrassende succesfactoren zijn geweest in deze altijd bescheiden ingrepen in de dreigende chaos. Projecten in Afghanistan, in Israël, in Rwanda en Zuid Afrika onderzoeken hoe een ontwerp de balans tussen veiligheid en openheid, tussen middel en doel kan vinden. Zo is er gekeken naar een Skateistan-school in Kabul, waar kinderen naar toe kunnen die tussen wal en schip ploeteren. Ook zijn daar de legendarische tuinen van Bagh-e Babur gerestaureerd. De prestige van deze projecten is dat ze zich hebben weten te nestelen in een fijnmazig netwerk van veelal tegenstrijdige uitdagingen, waar een bescheiden succes een grote stap vooruit vertegenwoordigt.

Het hoogtepunt van de tentoonstelling is, wat mij betreft, een diepgaand interview met emeritus hoogleraar Internationale Betrekkingen Gerd Junne, die precies, nuchter en met veel inzicht de rol van de architect en de stedenbouwer in dit soort moeilijke situaties verwoordt, hun mogelijkheden en beperkingen schetst, maar vooral ook weet aan te geven hoe belangrijk architectuur en stedenbouw zijn in de wederopbouw van mensenlevens. Zonder drama maar met veel geduld en empathie loopt hij de belangrijkste factoren langs waardoor de kijker een breed beeld krijgen van de ongelooflijke complexiteit van dit soort opdrachten. Alleen al om dit interview is de tentoonstelling de moeite van een geduldig bezoek waard.