Daar zit je dan, als jonge architect vol creatieve ideeën, achter je bureau. Het liefst wil je ontwerpen en mooie dingen maken. En daar loopt het spaak. Het probleem zit niet bij de wil om te ontwerpen, maar het soort opdrachten. Op een gegeven moment kom je op een punt dat je opdrachten aanneemt waar je eerder nooit aan gedacht zou hebben.
In het verleden ben ik in contact gekomen met een woningbouwcorporatie. Vanaf het begin maak ik voor hen ontwerpen voor kleinschalige renovatie van bedrijfsmatig onroerend goed. In de loop der jaren is er een goede relatie ontstaan. Op een zeker moment kreeg ik de vraag of ik al de bedrijfspanden die zij in bezit hadden wilde opmeten en uittekenen tot plattegrond. Natuurlijk wil ik wel een opdracht van een omvang waarmee je langere tijd vooruit kunt. En binnen ons KOOL collectief is er genoeg back-up om een grote opdracht aan te nemen. Want een grote vis aan je hengel past dan misschien niet op één klein bootje, maar wel op meerdere kleine bootjes. Na alles op een rijtje te hebben gezet, heb ik de offerte de deur uit gedaan en toen was het wachten. Verder gaan met andere werkzaamheden en wachten. Achteraan bellen en wachten. Wachten. Tot ik een half jaar later te horen kreeg dat ik de opdracht heel waarschijnlijk wel zou krijgen. En een dag later kwam de bevestiging. Ze wilden wel met me in zee. (Later bleek dat door de onderlinge relatie de gunfactor een grote bijdrage heeft gehad.) Er was animo genoeg binnen ons collectief om mee te helpen. Het team was snel gevormd; een klein architectenbureau zou er jaloers op zijn. Zou deze manier van werken dan toch de toekomst worden?
We zijn nu met een aantal man druk bezig met het in kaart brengen van ongeveer 1200 bedrijfspanden. Met lasermeter, papier en goede moed zijn we onderweg naar alle uithoeken van de stad, met iedereen zijn eigen wijk. Een betere city-tour kan je niet bedenken.
Met een grote verscheidenheid aan winkels, kantoren en opslagruimtes ontmoet je een groot aantal kleine en grotere ondernemers. Hun karakters zijn een afspiegeling van de dynamiek van de stad: veel zeurende autochtonen met daartegenover opvallend veel hardwerkende ondernemers van andere etnische groepen die juist het positieve uit het leven halen. Eigenlijk zou je er een onderzoek aan vast kunnen koppelen. Een opdracht voor het inmeten van bedrijfsruimten dat gelijktijdig een sociologisch onderzoek is.
Tijdens het inmeten hoor je ontroerende verhalen. Zoals in een mooie galerie die wordt gerund door een weduwe van een fotograaf onder het toeziend oog van zijn levensgrote fotowerken. Bij vertrek beloof ik nog een keer langs te komen bij de opening van een expositie. Het staat nog steeds op mijn to-do-list. Met wat sociale vaardigheden ben je ook meteen op de hoogte van de locale politieke perikelen. Hoe een slimme ondernemer in urnen de wethouder, de corporatie en een ontwikkelaar heeft weten te overtuigen en een uitvaardboulevard op poten heeft weten te krijgen. Dit wordt dan weer niet door alle medewinkeliers in die straat in dank afgenomen. En uiteindelijk leer je je eigen vakgroep ook kennen. Want bij een yoga-studio hoor je dat een groot deel van de beoefenaars bestaat uit architecten die na een hele dag achter het beeldscherm te hebben gezeten hier komen ontspannen.
Je kan je afvragen wat dit te maken heeft met architectuur. Het antwoord zal dan al snel zijn veel. Dat ontwerpen en mooie dingen maken doe je niet voor jezelf. Uiteindelijk zal architectuur toch hoofdzakelijk tot doel hebben tot huisvesten van de gebruiker. Het zijn de mensen die er gebruik van gaan maken. En dan is het interessant om te zien hoe sommige mensen uit zichzelf de ruimte gebruiken die ze hebben. Je komt in een generieke betonnen doos met grote glazen vitrine en entree aan de voorzijde en toilet en pantry achterin. Het is mooi om te zien hoe een tapijthandel hier de ruimte anders toe-eigent dan een landelijke drogisterij-keten of een Italiaan in afhaalpasta. Dat is dan de kracht van het generieke. Maar toch gaat mijn hart sneller kloppen bij een pand waar een administratiekantoor in zit en je een betegelde kelder van een voormalige slagerij aantreft. Het wordt dan meteen een gebouw met een leven en een ziel, die een verhaal te vertellen heeft. En dan blijkt tijdens het inmeten dat een specifiek gebouw opmerkelijk flexibel is.
Naast het sociologische onderzoek kunnen we er tevens een typologisch onderzoek aan koppelen. Bouwjaar, functie, stedenbouwkunde ligging, specifieke wijk, het hoekpand, uit ervaring heb je het pand al in gedachten uitgetekend op het moment dat je het vanaf de straat ziet. En dan blijk je het toch mis te hebben dankzij de verbouwing die ze in de jaren ’80 op schandalige wijze hebben uitgevoerd. Misschien is dit een aanpassing waard die weer meer recht doet aan het origineel, dus een potentiële ontwerpopgave. Want tussen al het enthousiasme door blijf ik iemand die wil ontwerpen en mooie dingen wil maken. Ik ben geen sociologisch of typologisch onderzoeker.
Is dit nu wel wat ik wil doen? vraag ik me wel eens af. Nee, is het antwoord, niet voor altijd. Uiteindelijk heeft deze zijweg in de architectuur mij een waardevolle ervaring opgeleverd. En in deze tijd is een periode met financiële zekerheid altijd meegenomen. Het is een tijd van overleven waarbij de opdrachten niet voor het oprapen ligt.
Zelf opdrachten initiëren is helemaal in, het zal de rol van de architect veranderen! Of het echt de redding is van de architectenpraktijk weet ik niet, maar ik sta er voor open. Maar dit vraagt wel om investeringen en niet alleen in tijd. Geld is toch een cruciaal onderdeel van het leven in deze wereld.
Iedereen neemt wel eens, vaker, of voor altijd een zijweg van het architectenpad. En elke zijweg leidt wel naar iets moois, namelijk een nieuwe ervaring.