In het kader van de door het Vai georganiseerde lezingenserie NL-VL Reset gaf Mechthild Stuhlmacher (Korteknie Stuhlmacher Architecten) een voordracht waarvan de in België werkzame Nederlandse architect Martijn Kruijf verslag deed. Mechthild Stuhlmacher reageert op het artikel.
Wie op een podium stapt en over zijn werk vertelt moet kunnen leven met kritiek. De kritiek die uit het stuk van Martijn Kruijf spreekt is ook niet de reden van mijn reactie, wel is er een aantal misverstanden ingeslopen die ik graag de wereld uit wil helpen. Ook doet het verslag over mijn lezing volgens mij geen recht aan de prijzenswaardige lezingenserie die het Vai in samenwerking met de Artesis Universiteit heeft georganiseerd.
In de lezingenserie NL-VL Reset komen architecten van verschillende generaties aan het woord komen. Het onderwerp is vrij – het gaat over werkberichten waaruit de positionering van de betreffende architect spreekt. Ondanks de relatieve onbekendheid van sommige sprekers trekken de lezingen volle zalen. Dat is onder meer te danken aan het feit dat de sprekers alle inhoudelijke raakvlakken hebben met de Vlaamse architectuur. Hiernaast draagt de gastvrijheid van het Vai op een eenvoudige maar bijzonder efficiënte manier bij aan het zo uitzonderlijk levendige architectuurklimaat in Vlaanderen van het moment. Dankzij de goed bezochte (en verzorgde) borrel achteraf zorgt het Vai er simpelweg voor dat de architectuurwereld elkaar tegen komt en spreekt. Van beide aspecten, de inhoudelijke én de sociale, zou men in Nederland veel kunnen leren.
Bij een architectuurlezing vertellen de getoonde beelden en het gesproken woord soms verschillende verhalen. Uiteindelijk gaat het om het werk dat voor zichzelf moet spreken en dat soms óf al te enthousiaste bewoordingen of al te grote bescheidenheid relativeert. Het is hoe dan ook de bedoeling dat zich de luisteraar een eigen beeld vormt van het getoonde werk. Ook al bestaan er dus verschillende waarheden op een dergelijke avond zijn in mijn ogen de volgende punten die ik in mijn lezing op 25 maart jl. heb aangesproken door Martijn Kruijf niet goed weergegeven.
De lezingenreeks ‘NL-VL Reset’ gaat niet alleen over de crisis. Ze gaat over de drijfveren en het werk van architecten die inhoudelijke overeenkomsten hebben met hun Vlaamse collega’s, collegiale Vlaamse contacten onderhouden en/of in Vlaanderen werken en dat doen tegen de achtergrond van de crisis. De crisis intensiveert deze internationale contacten. Omdat ons bureau sinds vele jaren professionele contacten onderhoudt met Vlaanderen – door onder meer mijn redactiewerk voor het architectuurjaarboek Vlaanderen en later enkele succesvolle deelnames aan Open Oproepen – zijn ook wij als spreker uitgenodigd.
Ons bureau doorstaat de crisis redelijk goed, mede dankzij ons werk in België. Desondanks ervaar ikzelf deze tijd als fundamenteel bedreigend voor de kwaliteit van de architectuur in Nederland, niet per se door het dalende aantal opdrachten en het kleinere bouwvolume maar door het groeiende gebrek aan inhoudelijkheid en kwaliteitsbesef bij een groeiend aantal bij het tot stand komen van architectuur betrokken partijen.
De reactie van ons bureau hierop wijkt echter niet wezenlijk af van onze werkwijze van de laatste jaren, die feitelijk toen al een reactie was op de oppervlakkigheid van veel architectuur uit de ‘goede tijd’. We zijn altijd ‘slow architects’ geweest en zijn meer dan ooit er van overtuigd dat we ons als architecten moeten concentreren op de essentiële kwaliteiten van ons vak en ons bewust moeten blijven onderscheiden van andere verwante disciplines, in plaats van voortdurend op zoek te gaan naar grensoverschrijdende of interdisciplinaire innovaties. Daarbij gaat het om hele basale dingen zoals goede ruimten, proporties, de eenheid van ruimte en constructies, ambachtelijke kwaliteit, empathie en dialoog met de gebruikers, contextueel denken etc.
De manier hoe we deze voor mij essentiële kwaliteiten willen bereiken en welke overwegingen en voorbeelden hierbij horen heb ik geprobeerd in mijn lezing te verduidelijken. Continuïteit is daarmee voor ons bureau een belangrijke strategie om de crisis het hoofd te bieden. De intenties achter verschillende OASE-nummers die in de lezing aan bod kwamen en het nieuwe nummer dat op die avond werd gepresenteerd gaan in dezelfde richting. De lezing ging daarmee impliciet nadrukkelijk ook over de crisis.
Het is (jammer genoeg!) ongebruikelijk in ons vak om openlijk over mislukkingen te praten. Ikzelf vind mislukkingen echter interessant en leerzaam en vertel er ook zonder schaamte over, te meer als ze leiden tot onverwacht goede resultaten. Met het voorbeeld van een mislukte aanbesteding in Vlaanderen wilde ik illustreren dat de essentiële waarde van een project door bepaalde omstandigheden van gedaante kan veranderen zonder dat het project aan kwaliteit en zeggingskracht hoeft te verliezen.
Een paar jaar geleden wonnen we een prijsvraag voor twee Freinet-schooltjes in Vlaanderen die voor een beperkt budget op ruime, groene binnenterreinen moesten worden gebouwd. Het wedstrijdontwerp zette in op een hoogwaardige houten binnenkant, een zeer sobere buitenkant (die we op de betreffende locatie van ondergeschikt belang achtten) en overmaat door de toepassing van een overdekte buitengang. Het ontwerp had in vele verschillende landen gewoon kunnen worden gebouwd binnen de gestelde tijd en het budget. Wat dat betreft zijn er weinig fouten gemaakt.
Door de toepassing van in België ongebruikelijke houtbouwsystemen en onze onbekendheid met de finesses van Vlaamse aanbestedingswetgeving en de bijbehorende teksten viel de aanbesteding echter te duur uit. In België is het in tegenstelling tot Nederland na aanbestedingen niet mogelijk te bezuinigen of te onderhandelen en wordt een te hoge inschrijfprijs als mislukking beschouwd. Als architect kan men óf de mislukking accepteren en de opdracht teruggeven, óf (nagenoeg) zonder geld en tijd een nieuwe aanbesteding met een nieuw ontwerp riskeren. Dat laatste hebben we gedaan, ondanks dat het goedkoper was geweest als we ons hadden teruggetrokken, juist om een herkansing af te dwingen.
Het resultaat van ons herontwerp lijkt niet op het eerdere ontwerp maar komt feitelijk dichter bij onze initiële ambitie dan de eerste versie. Door de toepassing van een brede glazen kas als gang van de school ontstaat een eenvoudig maar zeer ruim, veelzijdig en natuurverbonden geheel. Het nieuwe schooltje onttrekt zich op slimme manier aan de ruimtelijke en financiële beperkingen van de opdracht en past daarmee wonderwel bij de Freinet pedagogie waarmee de scholen werken, misschien beter nog dan het eerste ontwerp. Het verhaal over de schooltjes ging daarmee niet over ons falen maar over het ombuigen van essentiële kwaliteiten die niet per sé in het materiaalgebruik en verfijnde afwerkingen gezocht hoeven te worden. Wij zijn buitengewoon trots op het resultaat en hopen dat schoolkinderen en leerkrachten de onconventionele kansen benutten die het nieuwe ontwerp hen biedt.
Over context: in situaties met weinig culturele en ruimtelijke houvast moet men als architect inderdaad zijn eigen ankers creëren. In zowel Vathorst (Amersfoort) als Nesselande (Rotterdam) bestaat de context voor een groot gedeelte uit luid door elkaar heen kakelende gevelarchitecturen en catalogusbouw. Vele architecten zoeken deze houvast in vorm. Dat leek ons echter geen geëigende strategie om op deze ongrijpbare omgeving te reageren. We hebben ons daarom met ons werk voor het cultuurhuis de Kamers Vathorst en een woonhuis in Nesselande geconcentreerd op hoogwaardige binnenruimten. De verstilde buitenkanten treden niet op de voorgrond maar vormen degelijke en zwijgzame bakens in het samenhangloze landschap. Ze zijn daarmee in mijn ogen wel degelijk een zelfbewust architectonisch statement.