Opinie

Natuurlijker, toegankelijker en meer keuzevrijheid: het park van de eenentwintigste eeuw

In acht jaar LOLA kwam de bouwmachine knarsend tot stilstand en ging de klassieke projectontwikkelaar failliet. De agenda van de politiek en planologie werd plots niet meer gevuld door de fastbuck, maar een ander soort groen: duurzaamheid. Gelijktijdig veranderde ook de in vogue vrijetijdsbesteding: de hedendaagse wereldburger draagt in het weekend bergschoenen, gaat met de kinderen naar de natuurspeeltuin, en eet uit eigen groentetuin. Wat betekent dit voor het ontwerp van onze parken en landschappen?

Opgejaagd stervend hert in de Oostvaardersplassen.

We willen verdwalen
De filmdocumentaire De Nieuwe Wildernis brak alle records. Het was Nederlandse grootste natuurfilmproductie en de meest populaire: platina in twee weken. Andere natuurgebieden, natuurmonumenten en parken gingen plots ook ‘wildernis’ heetten. Verwonderlijk is dit niet, er heeft de laatste jaren een kentering plaatsgevonden in het denken over natuur en daaruit is een nieuwe behoefte aan wildernis ontstaan. De komst van de wolf, otter, zeearend, wilde kat worden in de media gevierd en op internet kunnen de levens van jonge vosjes en uilskuikentjes van minuut tot minuut gevolgd worden. In het weekend willen we buiten kunnen dwalen en verdwalen.

Maar de natuurontwikkeling beweegt daarin nog niet mee, het is vooral een wereld van doelsoorten, potentieel natuurlijke vegetatie, beschermen en beheren. Tuinieren op landschapsschaal, dat als nadeel heeft dat het veel geld kost en we er niet of nauwelijks van kunnen genieten. Er moest bijvoorbeeld een film gemaakt worden om de rijke natuur van de Oostvaardersplassen te laten zien, want erin kunnen we niet. En in de film werd maar het halve verhaal verteld, niet het verhaal dat iedere winter de discussie weer oplaait of de Nieuwe Wildernis een wildernis is waar herten verhongeren, of waar de mens toch aan populatiebeheer moet doen zoals in een dierentuin. Als de Oostvaardersplassen een wildernis wil zijn, wees dan consequent. Laat het populatiebeheer aan de natuur over, haal de hekken weg, laat de herten en paarden vrij, en laat ons de wildernis verkennen; laat ons erin verdwalen.

Richard Bleijenberg in het prachtige, maar ontoegankelijke Land van Saeftinge. Screenshots uit Nederland in Zeven Overstromingen

Wat dat laatste betreft was de zesde aflevering van Nederland in Zeven Overstromingen veelzeggend. Geïnterviewd werd Richard Bleijenberg, een Vlaming die sinds zijn kinderjaren al in het getijdenlandschap van prielen en geulen kwam, maar nu door natuurbeschermers uit het gebied wordt geweerd: verboden toegang. Dat verbod legt hij koppig naast zich neer, maar anderen doen dat niet; ook zijn kinderen komen het natuurgebied niet meer in om te dwalen. En dat is zorgwekkend, want zonder deze bezoekers neemt de algemene betrokkenheid bij het landschap en de natuur snel af, dat kan geen filmdocumentaire compenseren.

Meer doen met meer vrije tijd
Onze hoeveelheid vrije tijd blijft toenemen en ook is de vrijetijdsbesteding veel breder geworden. Het hedendaagse vrijetijdslandschap biedt idealiter voor ieder wat wils, maar in een gezond landschap is recreatie een wel een bijproduct, niet het hoofdproduct. Ga maar na, de mooiste landschappen hebben een grote intrinsieke waarde als vakantiebestemming. Voor een monumentaal bouwwerk als Neeltje Jans geldt hetzelfde. Nooit was bedacht dat het een monument zou worden. Dat het zo functioneel bedoelde bouwwerk ooit op toeristische ansichten zou staan, maar het gebeurde. Idealiter zou de functie recreatie uit de planologie kunnen worden geschrapt  en heeft ieder landschap een aanzienlijke recreatieve waarde.

The Long Tail of Travel maakt de kansen van kleinschalige recreatie duidelijk.

Van ongecontroleerde oernatuur via stadsakkers tot gemaaide ligweides, er ligt in Nederland een waaier aan mogelijke vrijetijdslandschappen. De traditionele vakantie- en recreatiegebieden maken (nog) nauwelijks gebruik van de mogelijkheden van het landschap. Zij richten zich meestal op massarecreatie en zien schaalvergroting vaak als de enige ontwikkelingsrichting. Maar kleinschalige recreatie kan economisch even waardevol kan zijn als grootschalig en bovendien past het beter bij de steeds verder diversifiërende vrijetijdsinteresses. We gaan al lang niet meer drie weken op vakantie naar dezelfde camping of boeken we en masse een all-in hotel aan een inwisselbare Costa.

In de verlenging van Chris Andersons Long Tail Marketing concurreren de onbekende kleine vakantieverblijven met inzet van user generated reviews, steeds meer met de grote vakantiebestemmingen. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor de omvorming van verlopen recreatiegebieden, de overgedimensioneerde uitloopgebieden rond de stad en de transformatie van de voedsel- en energielandschappen. Kortom, een pleidooi voor veelzijdige, hoogwaardige vrijtetijdslandschappen met kleinschalige recreatieve voorzieningen.

Het Vroesepark in Rotterdam doet op een zomerse dag aan een festivalterrein denken.

De natuur het liefst dichtbij
Soms willen we de natuur ook kunnen beleven, zien, voelen en ruiken  zonder om zes uur ’s ochtends het veld in te hoeven trekken. Dan is het fijn als de natuur dichtbij is, in de tuin of het park. Het gebruik daarvan verandert, stadsbewoners maken zelf nieuwe stadstuinen, beplanten dakterrassen, en plukken bonen en aardbeien van braakliggende terreinen. Volkstuinen zijn populairder dan ooit, vooral onder de jonge inwoners, de duurzame stad is in.
Al is de ene stad groener dan de andere, het is een trend die speelt in alle West-Europese steden. Zo is het parkgebruik nu groter dan ooit. Werd er een decennium geleden nog gediscussieerd over nut en noodzaak van parken – die werden toch alleen gebruikt door honden en hun bezitters, moesten de parken niet bebouwd worden? – nu zitten parken vol met mensen uit alle lagen van de bevolking die er samenkomen om een wijntje te drinken, te barbecueën of familiefeesten te houden. Wellicht wordt deze trek naar het stadsgroen ingegeven door de crisis, maar de behoefte aan natuur, aan buiten zijn, speelt ook zeker een rol. Parken zijn zó een geliefde bestemming, dat er op mooie dagen vaak zelfs te veel mensen zijn.

Het zijn de plekken waar de natuur, het individu en de samenleving in optimale condities kunnen samenkomen. In de 19e eeuw, toen het Engelse landschapspark populair werd, was het ideaalbeeld de pastorale idylle: een mooi en veilig landschap. De bezoeker werd figuurlijk door de ontwerper bij de hand genomen en door het park geleid, langs mooie en exotische attractiepunten. Éen van de belangrijkste sociale veranderingen ten opzichte van de 19e eeuw is de duizelingwekkende keuzevrijheid die ons nu voorgelegd wordt. We zijn vrij om onze eigen interesses te ontwikkelen, onze leefomgeving te kiezen, ons geloof en onze sociale online status.

We willen zelf beslissen over waar we gaan en staan, in welke weide we ons wijntje drinken, of wat we doen in de natuur. We willen niet alleen zonnen op het strand en poedelen in de zee, we willen kiten, suppen, bodyboarden, wakeboarden, golfsurfen en paragliden. Die veelzijdigheid en de behoefte aan beslissingsvrijheid vraagt ook om een andere benadering van onze parken en natuurgebieden: met minder regels en meer ruimte om gebruik zelf te bepalen én zelf in te richten. En dat alles in een meer natuurlijke omgeving. Omdat dit vaak op gespannen voet staat met het inrichten van parken, en vooral het beheer ervan, is dit een mooie uitdaging voor de toekomst.