Design is gegroeid in alle denkbare richtingen. In het onderwijs weet men zich geen raad met de nieuwe situatie. Wat moet een aankomend designer in hemelsnaam geleerd worden? Voor welk beroep leiden we hem eigenlijk op? Wordt het een zakenman, een artiest, een ingenieur, schrijver, innovator, curator, creatief leider, change maker, of onderzoeker? Opschieten met de antwoorden graag, want design education is big business aan het worden.
Design is gegroeid, in het digitale domein is Interaction-, Game en App design ontstaan. Als management tool is design thinking en business (model) design ontstaan. Daarnaast is service-, human centred, en social design gaan groeien in het sociale domein. Alle nieuwe twijgen van het vak hebben nauwelijks nog een relatie met hun herkomst: het (industrieel) product ontwerp. Steeds meer dringt tot ons door dat design een mentaliteit geworden is, meer dan een vaardigheid. Het onderwijs worstelt met die omwenteling.
Universiteiten ontwikkelden na de Tweede Wereldoorlog design vanuit werktuigbouwkunde en bouwkunde. Aan de kunstacademies werd het vak ontwikkeld vanuit keramische-, ruimtelijke en grafische vormgeving. Het kunstacademie model was gestoeld op de Bauhaus filosofie van studie in werkplaatsen naar materiaal, vorm en kleur.
De universiteiten leidden de designers technisch en procesmatig op waarbij studenten een wetenschappelijke ontwerpmethodiek volgen. Erg veel vrijheid in het ontwerpen was er daardoor niet. De universiteitsleiding snapte de ontwerpende disciplines sowieso niet. Ze zetten het vaak weg als: onwetenschappelijk beroepsonderwijs’.
Jarenlang bestonden er maar twee beroepsbeelden van een designer, een toegepast kunstenaar of een creatieve ingenieur. Die tweedeling deed aan de koude oorlog denken. Vertegenwoordigende lichamen als Iconograda en Cumuls verstoorden de vrede niet door vooral niets te doen: vreedzame co-existentie was het motto.
De huidige explosie in design verstoort de vrede in onderwijsland. De Muur is gevallen. Zowel op de werkvloer als in de boardrooms van het designonderwijs is er geen enkele overeenstemming meer over wat een ontwerper bijgebracht moet worden. In Eindhoven werd die strijd zelfs een personele shoot-out in de directie.
Elke docent, elke manager en elke bestuurder heeft een expliciete persoonlijke opvatting maar er is geen gedeelde visie op wat design is en wat je een designer moet bijbrengen. Laat staan dat je antwoorden mag verwachten op wat ontwerpend onderzoek is. De antwoorden die wel op schrift staan zijn bruikbaar in accreditaties, maar losgezongen van de beweeglijke werkelijkheid van alledag. Is samenwerken (met andere vakdisciplines) het belangrijkst, of nog altijd de beeldende vermogens? Moet programmeren een verplicht vak worden of kennis van productieprocessen? Hoe belangrijk is materiaal kennis nog? Hoeveel ondernemende-, journalistieke, en onderzoekende vaardigheden moet studenten bijgebracht worden? Moet dat in een meer didactische omgeving gebeuren dan gebruikelijk was?
Terwijl de scholen vertwijfeld zijn, groeit de markt voor design education onstuimig. In Århus, Bern en Amsterdam zijn Creative business schools ontwikkeld: Kaos Pilots en Knowmads. De scholen hebben een duidelijke visie op creatief- en sociaal ondernemerschap. De studenten kunnen een business plan schrijven, kennen management strategieën voor een online-startup en hebben een geëngageerde mentaliteit. Ook worden leiderschapsvaardigheden onderwezen. Door Businessweek werden ze als top designschool gewaardeerd.
Startupschools en Bootcamps hebben nieuwe onderwijsformats voor het prototyperen van een ondernemend idee. De opleidingen zijn intern en duren ongeveer een half jaar. De student betaalt met aandelen uit de -te starten- onderneming. Toelating gebeurt op basis van een idee dat gepresenteerd wordt. Het onderwijs spitst zich geheel toe op het uit ontwikkelen van één idee.
Hasso Plattner heeft twee scholen voor design thinking en design-innovatie geïnitieerd: het Institute of design en de School of Design Thinking. De best verkopende app in 2010 (Pulse Reader) ontstond hier. Daarnaast zijn meer dan 80 opleidingen voor interaction design ontstaan. Meestal is ontwerpen toegevoegd aan een technische opleiding.
Terwijl de meeste designers vinden dat service design niets met design te maken heeft, wordt het in Londen sinds kort aan de Royal College of Art aangeboden. Ook Domus Academy, de broedplaats van Memphis, laat zich niet onbetuigd, ze bieden Business Design aan. In New York wordt sinds kort design criticism aangeboden, terwijl Curating and writing, dit jaar in Eindhoven in première gaat. Op veel Amerikaanse Universiteiten wordt Design Thinking aangeboden. Dus terwijl aan de ene kant principiële vragen onbeantwoord blijven, vliegen aan de andere kant de nieuwe opleidingen je om de oren. Het doet je afvragen hoe goed die opleidingen dan wel zijn.
De onderwijsmarkt is volledig geglobaliseerd: alle scholen werven wereldwijd. Iedereen die betaald is welkom. Europese studenten leveren in Europa minder op dan echte buitenlanders. Van ver weg is dus beter. Een Master aan Domus kost 17.000 voor een Europeaan, 25.000 voor een niet EU-er. Goedkoop in vergelijking met Design criticism: $18,000 per semester.
Multiculturaliteit van de studentpopulatie wordt vaak als criterium van kwaliteit gezien. Maar is onderwijs inderdaad beter in een klas met veel nationaliteiten? Ik denk het niet. Van een designer in Seoul of Dubai wordt iets anders verwacht dan in Parijs. Er zijn wereldwijd grote verschillen in de beroepsmatige vrijheid, de rol van de opdrachtgever en hoe kritisch een ontwerper kan zijn. Is het wel zinvol om designers zo ver van huis te laten studeren? Als je kok in Montpellier wilt worden ga je niet in Honkong naar school. Maar in Design gebeurt dat wel. Een globalisering van het Master-onderwijs is het gevolg. Er worden jetlag designers opgeleid, ontwerpers zonder cultureel kader.
Design is een mentaliteit geworden, en die kan verbonden worden aan een op vaardigheden berustte studie. Dat is beter dan andersom, zoals nu het geval is bij de ’traditionele’ onderwijsinstellingen.
Design is van niemand meer. Design behoort niet meer toe aan de mensen, de opleidingsinstituten en lobbyclubs die het decennialang vertegenwoordigd en gedoceerd hebben. Laat het los, het is tijd geworden om het weg te geven.