Recensie

De eilanden en het verlangen

Judith Schalansky’s De Atlas van afgelegen eilanden, is een eigenzinnig boek. De in de DDR geboren schrijfster, grafisch designer en uitgeefster combineert haar voorliefde voor lettertypen en topografische kaarten met een absurd-anekdotische schrijfstijl. In haar boek ontvoert ze de lezer naar 50 prachtig in kaart gebrachte eilanden. Maar schone schijn bedriegt, een eiland kán een paradijs zijn maar een hel is aannemelijker.

Dit boek gaat over verbeelding – in haar rijkste vorm. Zoals ook bij het lezen van Italo Calvino’s Onzichtbare Steden ontstaan door De Atlas van afgelegen eilanden beelden in ons hoofd van een andere wereld.
De door de schrijfster zelf vormgegeven atlas is al door zijn uiterlijk een feest. De omslag heeft een bekleding van mat, zijig blauwgrijs papier en een zwarte linnen rug. Het linnen loopt tweeënhalve centimeter door op de voor- en achterkant van het boek, waardoor visueel een slank, elegant formaat ontstaat. De snede, het aanzicht van het binnenwerk, heeft een feloranje kleur, misschien een knipoog naar de goudsnede van luxe folianten. Aan eerbiedwaardige boekwerken herinnert ook het lettertype Sirenne, een herontwerp van een met de hand gegraveerd lettertype uit de vroege 18e eeuw. Op de schutbladen – op oranje papier getekende wereldkaarten – zijn de beschreven eilanden als witte stippen afgebeeld. Ook het binnenwerk is een liefdevolle compositie van letters, kaarten en achtergrondkleuren. Niet voor niets heeft dit boek meerdere prijzen gewonnen, onder andere de reddot design award.

Na een essay van de auteur over het verlangen van het reizen met de wijsvinger op de kaart, komen de eilanden aan bod. Ieder eiland kreeg een dubbelpagina met geografische, demografische en historische data, een korte tekst en een fraai getekende kaart op schaal 1:125.000. Op de kaart is het eiland omgeven door een gelijkmatige blauw-grijze ondergrond: de perfecte verbeelding van isolatie. De eilanden zelf zijn getekend in een patroon van punten en gekromde strepen waarbij gebergten door een verdichting van het patroon aangegeven worden. In tegenstelling tot de oorspronkelijke Duitse uitgave is in de Nederlandse uitgave het blauw feller en voor de print van de kaarten is meer zwart gebruikt. De tekeningen zijn daardoor iets minder subtiel maar zo plastisch dat de eilanden van de pagina’s af lijken te springen.

Spread uit het besproken boek

De kaarten en de namen spreken tot de verbeelding. Er zijn ferme vulkanen; fragiele, enkele decimeters boven de zeespiegel liggende atollen; eilanden met onbenaderbaar steile kusten of juist met beschutte baaien waar je de schepen ziet ankeren; eilanden bestaand uit grillige miniatuurfjorden of gladgeschaafd door het ijs. Sommige eilanden zijn niet eens een vierkante kilometer groot. Onwillekeurig vraag je je af hoe Robinson Crusoe dáár had kunnen overleven.

De namen spreken voor zich (Brava, ‘ontembaar’ in het Portugees) of over de gemoedstoestand van de zeevarenden (de Eilanden van de teleurstelling midden in de Stille Oceaan, Deception in de Antarctische Zee). Vaak moest de naamgeving eens en voor altijd de bezitsrechten van het stukje land vastleggen (Rudolfeiland, vernoemd naar een Habsburger kroonprins en nu in Russisch bezit). Vaker nog herinneren de namen aan de dag van de ‘ontdekking’ (Hemelvaarts- en Paaseiland). De vrome koppeling diende als extra legitimatie van de claim. De kusten, bergen en rivieren op de eilanden zijn meestal gewoon in relatie tot hun geografische positie (South Point) benoemd. Fantasievollere namen als Mount Cerberus, Lot’s wife of Styx herinneren aan het feit dat de ruige veroveraars vaak ook een geleerde aan boord hadden: een cartograaf, geoloog of kunstenaar. Eén ding stond vast: pas met een Europese naam heeft een plaats een bestaansrecht.

Wie, althans bij de klimatologisch gunstiger gelegen eilanden, op paradijselijke verhalen hoopt, wordt teleurgesteld. Fraaie atollen werden overspoeld door tyfoons en bijna ontvolkt waarna inteelt onontkoombaar was. Onrecht, zoals het stelselmatig doden van kinderen op het tropische Tikopia, wordt een staande praktijk om het bevolkingsaantal stabiel te houden en verkrachting op  Bounty-Eiland Pitcairn een historisch beargumenteerd gewoonterecht.

Spread uit het besproken boek

Verreweg de meeste eilanden in de atlas zijn onherbergzaam, woest en nagenoeg onbewoonbaar. Achter hun aanlokkelijke vorm gaan gevreesde strafkampen voor gevangenen schuil, de mooi getekende kusten vereisen levensgevaarlijke landingsmanoeuvres of bestaan uit zulke afstotende rotsformaties dat zelf de ontdekker van het eiland er moedeloos van werd.
Schalansky speelt met onze verbeelding, ons verlangen naar schoonheid en onze romantische ideeën – tegen beter weten in – over de afgelegen idylle. De fraaie kaarten staan hierdoor vaak in schril contrast met de verhalen: feiten uit het heden en verleden, absurditeiten en mythes worden nonchalant achter elkaar geplaatst. De tegenwoordige tijd, waarin de verhalen geschreven zijn, maakt de teksten nog indringender.

Eigenlijk is een eiland niets anders dan een miniatuurwereld, zoals De Onzichtbare Steden van Italo Calvino miniatuurwerelden zijn met hun eigen logica en als vanzelfsprekend geldende regels. Calvino noemde zijn fictieve droomsteden, die toch allemaal verwijzen naar het reële Venetië, onder meer: De steden en de herinnering, De steden en het verlangen en De steden en de doden. Deze plekken bereis je alleen in gedachten. Of, zoals Schalansky in de ondertitel schrijft: ‘Vijftig eilanden waar ik nooit ben geweest en ook nooit zal komen.’