Column

Het Walmartmodel

Spectaculair is hij, de opkomst van Walmart. De grootste winkelketen ter wereld, kwam tot bloei op een voedingsbodem van nieuw tijdsbesef en de uitvinding van de supermarkt. Architect Jesse Lecavalier tevens assistent hoogleraar aan het New Jersey Institute of Technology heeft van Walmart zijn specialisme van gemaakt. Hij wil graag weten of architectuur en stedenbouw iets kunnen opsteken van de genadeloze logistieke efficiëntie van deze winkelketen en gaf hierover onlangs een lezing bij het Berlage Instituut.

Walmart

De vergelijking tussen het Walmartconcept en architectuur moet haast lekker smaken. Tegelijk dient de vraag zich aan of je er veel aan hebt. Er zijn allerlei verschijnselen die bij architectuur naar de baan van metafoor solliciteren, maar de bijdrage ervan aan het ontwerpproces beperkt zich meestal tot de suggestie van een argument.
Wereldwijd transport is de bloedsomloop van economie. De Walmartorganen die door de grote verkeersaders worden aangedaan, zijn gigantische overslagcomplexen, magazijnen en winkels. Het zijn bouwwerken die compleet door bedrijfstechnische regels worden gedefinieerd. Ze zijn in de verte verwant met hetgeen architecten plegen te ontwerpen, maar radicaal ontwikkeld vanuit logistieke eisen. Dit vakgebied heeft een militaire oorsprong en kon onder meer ontstaan uit de gelijkschakeling van de tijd in verschillende regio’s van de VS, doorgevoerd om het reizen per trein makkelijker en veiliger te maken. Ook in Nederland was het niet zo heel lang geleden in Assen een paar minuten later dan in Amsterdam. Vanaf 1858 duurde de gelijkschakeling van tijden in ons land een halve eeuw. In de VS gebeurde het in 1893. Vanwege de uitgestrektheid van dat land werd hier voor de gelijkschakeling gewerkt met lijnen van gelijke reistijden. Zo’n lijn was bijvoorbeeld de verzameling van punten waarvandaan het twee weken reizen naar New York was.

Walmart. Foto: Ciro Miguel

Het distributieprincipe dat Walmart berust natuurlijk op het idee van de supermarkt. Dat is van oorsprong de gepatenteerde uitvinding van ene Clarence Saunders. Het idee is simpelweg gestoeld op het principe van besparing op loonkosten die je doorberekent in een lagere marge. Hiervoor moet de klant wel zelf zijn boodschappen verzamelen. Lagere kosten en prijzen zijn zowel prettig voor het bedrijf als voor de consument en stuwen de omzet omhoog.
Saunders’ eerste ‘Piggly Wiggly’ supermarkt – de naamgever vertikte te zeggen hoe hij aan de naam kwam – opende in 1916 in Memphis. Zes jaar later waren het er 1200. Het merk bestaat nog steeds, maar de initiator verloor zijn aanspraak op de keten in een speculatieconflict en  moest eruit stappen. De omzetvisionair ging niettemin verder op het ingeslagen retailpad en ontwikkelde een veel extremer concept, met de naam ‘Keedoozle’, een verbastering van “key does all”. Dat was de Nederlandse automatiek avant la lettre, maar dan met veel meer producten. Technisch en logistiek, met personeel dat achter de schermen spullen op lopende banden moest zetten, was de uitvoering van het idee veel te ingewikkeld voor haar tijd. Keedoozle liep met drie winkels in een paar jaar vast.

Walmart loopt al meer dan een halve eeuw als een lier. Sam Walton begon het bedrijf in 1962 in het (nog steeds) non-descripte Bentonville, Arkansas, en het verkeert nu al jaren op voet van gelijkheid met de grootste oliemaatschappijen. Walmart groeide als een besmetting, met kleine stapjes, vanaf Bentonville in het midden. Als het bedrijf een stad was, besloeg het in oppervlakte nu meer dan heel Manhattan. Was Walmart een land geweest met een Bruto Nationaal Product, dan zou het ergens tussen nummer 20 en nummer 30 staan, in de buurt van Zweden en Saoedi Arabië. Walmart was het eerste bedrijf met een eigen satelliet in de ruimte om de productstromen te kunnen bewaken. En toen de orkaan Katrina New Orleans had weggevaagd waren de mensen van Walmart eerder ter plekke om te helpen dan het Amerikaanse leger. Niet heel vreemd, want de onderneming is op te vatten als een gigantische militaire operatie met als doel distributieterritorium uit te breiden.

Walmart. Foto: Ciro Miguel

De strategie waarmee Walmart dat doet is te herleiden tot de manier waarop Poetin met legers druk uitoefent om gebied in te lijven, maar dan zonder wapens. Een mooi voorbeeld is de ‘verovering’ van Vermont, een staat die aanvankelijk niets van de Walmartoperatie moest hebben. De keten opende daarop een groot aantal vestigingen langs de wegen helemaal rondom die staat, als een soort belegering met retailverleiding – ‘Save money. Live better’. Kranten spraken van ‘The War of Vermont’. En kijk, daar kwamen de Vermontse consumenten de grens over om boodschappen te doen. Uiteindelijk moest de staat een aantal Walmarts binnen haar grenzen toelaten, om kapitaalvlucht tegen te gaan.

Ruim een tiende van de economie van de VS is nu dus Walmart. En de keten geeft geen cent uit aan architectuur. Toch zijn er veel gebouwen: 4500 winkels in de VS. En er zijn tientallen overslagstations en datacentres. Eén vraag is dan: zijn er kansen voor architectuur? Het antwoord is nee. Architectuur is, onder veel meer, het antwoord op de vraag hoeveel inefficiëntie haalbaar is. Walmart is een uitgekiend efficiënt systeem voor het doordrenken van de markt met alles, van appelmoes tot zware vuurwapens. De winkels zijn ingericht volgens een uitgekookte balans tussen onverschilligheid waar dat kan en centraal bepaalde precisie waar het moet, inclusief een geautomatiseerd systeem dat consumentengedrag en bevoorrading op elkaar afstemt. De winkels staan buiten de steden en op tekeningen zijn gebouwen niet eens afgebeeld. Alleen transportbanden en magazijnen staan erop. Er is, kortom, overdekte ordening en er is een simpel logo. De naam met een ster. Klaar. Jesse Lecavalier zegt het met zoveel woorden: ik heb niet het idee dat architecten iets hebben toe te voegen aan de expertise van Walmart.

Walmart. Foto Thomas Hawk

Dan dient zich de tegenovergestelde vraag aan: wat kunnen architecten en stedenbouwkundige opsteken van zo’n hoogwaardige structuur. Hoe kun je haar begrijpen. Dan kom je, zeker als de vraag niet uit een concreet project komt opborrelen, niet veel verder dan abstracte kwaliteiten.  Gebouwen moeten bijvoorbeeld, als onderdeel van een uitgebreid functioneel systeem, een maximale prestatie leveren. Die laat zich uitdrukken in het logistieke verlangen dat alles en iedereen op het juiste moment op de juiste plaats is. Pakjesvervoerder UPS adverteert zelfs met een verwijzing naar choreografie, mooie bewegingen op tijd. Dat tijdsbesef is inderdaad belangrijk en dat geldt ook voor de ordening van elementen die deze ‘choreografie’ definieert. Maar verrassende algemene inzichten levert dat nou ook weer niet op.
Een andere mogelijkheid is dat woningen, bijvoorbeeld in een wijk, als terminal worden opgevat. Zo’n invalshoek legt een ander accent op infrastructuur en ontsluiting en de eisen die aan huizen moeten worden gesteld. Het kan zijn dat een stedenbouwkundig ontwerper daar een keer baat bij heeft, maar om speciaal  voor zo’n ander frame een onderzoek op te tuigen gaat wat ver.
Het komt ook wel eens voor dat mensen op zo’n fantastisch Walmart parkeerterrein kamperen. Het is 24/7 open en je hebt er alles bij de hand. Dat verschijnsel is volgens Lecavalier te zeldzaam om er lering uit te kunnen trekken. Concrete aanknopingspunten levert de vergelijking tussen Walmart en architectuur derhalve niet op.

Toch is het waardevol dat Lecavalier promotieonderzoek naar het Walmartfenomeen heeft gedaan. Het verhaal is niet zozeer interessant voor architecten die concreet iets aan het ontwerpen zijn, maar verschaft wel degelijk een belangrijke historische context van ontwikkelingen in commercie, macht, economie, transport en consumptie. Die is voor heel veel professionals interessant, ook voor architecten. Er zijn veel meer achtergronden die niet direct met architectuur te maken hebben, waar je toch wijzer van wordt. De geschiedenis van Walmart  met alles eromheen is dan een sterk voorbeeld, en ook nog eens leuk om iets over aan de weet te komen.