Recensie

Ruïne lust

Verlaten en afgetakelde gebouwen fascineren al eeuwenlang. Ze tonen het onomkeerbaar proces van verval, het verlangen naar een onbereikbaar verleden, of juist de afrekening met het verleden en de belofte voor een betere toekomst. De tentoonstelling Ruin Lust in het Londense Tate Britain laat zien hoe ruïnes in de afgelopen drie eeuwen zijn verbeeld.

The Bank of England als ruïne. Joseph Michael Gandy, 1830. Pen en waterverf op papier. Bron: Sir John Soane’s Museum.

Architect John Soane liet in 1830 zijn bijna voltooide gebouw voor de Bank of England in Londen door Joseph Gandy schilderen als ruïne. Een gebouw dat nog niet eens af is als een afgebrokkeld geheel voorstellen waarvan slechts de contouren herkenbaar zijn? Het komt wat morbide over. Wat wilde Soane hiermee communiceren? Was er sprake van een zekere bescheidenheid door de tijdelijkheid van zijn werk te benadrukken? Of kon hij hiermee juist laten zien dat zijn gebouw – desnoods zo goed als vernietigd – zijn plek in de geschiedenis op zou eisen?

Het zijn intrigerende vragen die opkomen naar aanleiding van de tentoonstelling Ruin Lust – gebaseerd op het mooie Duitse woord Ruinelust – in het Londense Tate Britain, een tentoonstelling die is samengesteld door de Britse schrijver en publicist Brian Dillon. In ongeveer honderd schilderijen, foto´s en installaties laat Dillen zien hoe vanaf de achttiende eeuw ruïnes verbeeld zijn. Impliciet is op te maken hoe naar vervallen bouwwerken is gekeken en welke angsten en verlangens daarmee verbonden zijn. In de achttiende eeuw schilderden kunstenaars als Piranesi klassieke ruïnes als een verlangen naar de oorsprong van de westerse beschaving, terwijleen stad in verval tegenwoordig staat voor economisch verval, zoals in het dystopische werk van Laura Oldfield Ford. De fascinatie voor verlaten en afgetakelde gebouwen is  tegenwoordig groot en breed, getuige de populariteit van twitteraccount Abandoned pics, waar ruïnes – van verlaten pretparken tot overwoekerde ziekenhuizen – en verspreid  over de hele wereld in beeld worden gebracht. De tentoonstelling  Ruin Lust beperkt zich wat de verbeelding van ruïnes betreft uitsluitend tot het Westen.

Laura Oldfield Ford

Aan de andere kant benadert Dillon de ruïne wel erg breed. Romantisch ogende ruïnes van een kerk, verlaten woonblokken in het centrum van Londen in de jaren 1880, overblijfselen van bunkers van de Atlantikwall in Frankrijk en lege naoorlogse flatgebouwen liggen voor de hand, maar surrealistische foto´s van Paul Nash uit de jaren dertig van objecten uit de natuur die op restanten van oude culturen lijken, is toch echt wat ver gezocht. Hetzelfde geldt voor de installaties van Tacita Dean waarin ‘oude structuren die niet meer werken’ als ruïne worden opgevat. Het is een valkuil voor iedere tentoonstelling om alles maar in termen van dat ene onderwerp te bekijken. En dat geldt ook voor ruïnes zelf. Een systeem kan vastlopen, een samenleving desintegreren, maar een ruïne is toch in eerste instantie gewoon een vervallen of vernield gebouw.

Dat neemt niet weg dat ook hele steden in ruïnes kunnen veranderen. In de verbeelding als symbool van een failliet systeem maar ook heel concreet als gevolg van oorlogshandelingen. Wie in de afgelopen tijd beelden van de Syrische stad Homs heeft gezien, weet hoe dat er uit ziet. Over die stad in Syrië krijgen we in Tate Britain niks te zien, maar andere oorlogen en de ruïneversterkende werking die zij hebben, komen in Ruin Lust wel aan bod. In een begeleidende tekst stelt Dillon dat de ruïne als gevolg van de twee allesomvattende wereldoorlogen in de twintigste eeuw zelfs standaard dreigde te worden. De Romantische associatie die Ruin Lust oproept is op dat moment ver weg. Maar dat totaal vervallen steden ook fascineren, blijkt wel uit futuristische en dystopische foto’s, schilderijen en films waarin een kritische voorstelling van de toekomst wordt geschetst met vervallen steden die er nu nog keurig onderhouden bij staan.

John Piper, St Mary le Port, Bristol 1940. Tate

Het voorstellen van ruïnes die in werkelijkheid nog niet bestaan is een vorm van wat de Amerikaanse kunstenaar Robert Smithson in de jaren zestig ‘ruins in reverse’ heeft genoemd. Hij doelde daarmee aanvankelijk op de robuuste infrastructurele projecten en gebouwen van beton die zo vormgegeven waren dat ze bij oplevering als het ware al de geest van een ruïne in zich dragen. Het zijn volgens hem bouwwerken die niet in ruïnes vervallen maar paradoxaal genoeg als ruïne zijn opgericht.

Hoewel Dillon soms door lijkt te slaan in het idee wat allemaal onder ruïne geschaard moet worden, intrigeert Ruin Lust vooral vanwege de grote diversiteit aan getoonde werken en dat wat ze representeren. En al die imaginaire of werkelijke ruïnes laten de kwetsbaarheid van de bouwwerken zien bij gebrek aan aandacht. Of het nu om geleidelijke aftakeling van een gebouw gaat of het opblazen van afgedankte flatgebouwen, zoals de serie foto’s van Rachel Whiteread van verlaten Londense flatgebouwen laat zien, na de ruïne resteert alleen stof.