Feature

The Internet of Things Dag: op het snijvlak van techniek en de gebouwde omgeving

Onvoorbereid last-minute in een Internet of Things (IoT)-day gedropt worden. Een conferentie en discussiedag met de ondertitel ‘At the Intersection of Technology and the Built Environment’. Als jonge ontwerper en iemand die al eerder geschreven heeft over gerelateerde onderwerpen verwachtte ik redelijk bekend te zijn met de stof. De generatie waartoe ik behoor is bovendien opgegroeid met technologie en draait inmiddels al een aantal jaar mee in de wereld van de architectuur en stedenbouw. Hoe moeilijk kan het zijn?

‘Activate the world’ (or: what ‘mobile’ really means) – beeld: Mike

De Internet of Things-conferentie voegt een laag toe aan de relatief eenduidige wereld van technologie en de gebouwde omgeving. Een laag die zowel de moeilijkheidsgraad als de sexyness sterk beïnvloedt. De conferentie valt het best te omschrijven als een aflevering van Tegenlicht voor ingewijden. Enerzijds ga je met meer energie en ideeën dan je aan kan naar huis, anderzijds is het voor de “gewone” architect, vooral in de ochtend, erg taaie en filosofische kost. Gelijktijdig met de IoT-conferentie vindt er in de zaal er naast een hackathon plaats. Groepen nerds werken daar een dag lang non-stop aan het ontwikkelen van apps voor bijvoorbeeld Google Glass. Super sexy en druk bezocht. De scheiding tussen de sexy en niet-zo-sexy wereld heeft een zekere vanzelfsprekendheid. Het is als je 23 bent vele malen cooler om apps te programmeren voor Google Glass, Pebble en Samsung Galaxy Gear, dan om na te denken over het grotere geheel en de indirecte gevolgen van de jou ontwikkelde hard- en software.

Wij, de bezoekers van de conferentie, kregen te maken met sprekers die 20 jaar geleden spraakmakende nerds waren. Sprekers als Rob van Kranenburg (Sociotal) en Ben van Lier (Centric) werpen diepgravende vragen op rondom de ontwikkeling en gevolgen van het IoT. ‘The Industrial Internet’ is de term voor het toevoegen van een extra laag technologie en internet aan bestaande objecten, apparaten en gebouwen, waardoor zogenaamde Cyber Physical Systems ontstaan. Het is de samensmelting van de industriële revolutie en de digitale revolutie. Wat zijn de gevolgen van het tijdperk van ‘The Industrial Internet’? De vakgebieden rondom IoT langzaam maar zeker onlosmakelijk verstrikt raken in de gebouwde omgeving en daarmee met architectuur. Wie bezit de data van een slimme meter? Hoe gaan we om met de volledig onderling verbonden wereld die niet meer uit te zetten is en daarmee dus altijd door gaat? Moeten wij ons als architecten deze zorgen ook aantrekken, of blijft iedereen zich bekommeren over zijn eigen vakgebied?

Foto Peter Lindberg

De insteek van de IoT conferentie zijn de gesprekken die plaats vinden naar aanleiding van de voordrachten. De sprekers op de IoT-conferentie hoefden niet per se een waardeoordeel te geven aan de ontwikkelingen rondom IoT, wel bleken zij er ongelooflijk door gefascineerd te zijn. Van Lier geeft het voorbeeld van de Smart Television. De steen in de vijver die Smart Television is, veroorzaakt een gigantische stormvloed aan vaak niet voorziene gevolgen. Het raadplegen van de actuele programmagids of YouTube gebruiken zonder laptop zijn de meest basale opties van een Smart Television. Deze ontwikkeling heeft ontegenzeglijk een impact op de gedrukte programmagidsen en programma’s die gekeken worden op de televisie. Een diepere, meer invasieve laag aan gevolgen wordt gevonden in streamingdiensten als Netflix. Dit soort streamingdiensten zijn directe en disruptieve krachten in het veld van het filmindustrie. De fysieke DVD en BLURAY industrie wordt hard geraakt door deze ontwikkelingen, maar ook de klassieke omroepen krijgen er hierdoor een digitale concurrent bij. Nog een laag dieper zit de mogelijkheid voor de fabrikant om op jouw televisie in te loggen. Dit kan verontrustend zijn (zie het LG-smart-tv debacle), maar het kan ook gebruikt worden door fabrikanten om defecten in jouw televisie op te sporen en zo op afstand de gebruiker of specialistische monteurs te kunnen instrueren.

De nerds in de andere zaal zijn bezig met het bouwen van deze connectiviteit en maken gebruik van alle deuren door deze wijd open te zetten, maar volgens de sprekers op de IoT-dag zijn er te weinig mensen bezig met de bredere gevolgen die de ontwikkelingen hebben. Hoe gaan we hier mee om? De technologie ontwikkelt onverminderd hard door, maar de beroepspecifieke bewustwording en de daarmee gepaard gaande wetgeving en maatschappelijk besef hobbelen hier ver achter aan; Ongebreidelde uitbreiding zonder te kijken wat de directe en indirecte, vaak onbedoelde, gevolgen zijn.

Later op de dag verschoof de focus richting het vakgebied van de architect. De directe koppeling tussen het filosofische en technologische van IOT en de concrete architectuurwereld blijft, naar mijn mening, nog enigszins toekomstmuziek. Daar waar de IOT concrete en gemaakte voorbeelden bevat binnen de technologie, blijven de architectuur en stedenbouw op hun eigen tempo en grotendeels binnen hun eigen werkveld door sukkelen. De visie op hoe de samensmelting van IOT en architectuur zich in de toekomst zal uiten, leidt wel tot discussies, maar die zijn volgens Lara Schrijver, professor architectuurtheorie Universiteit van Antwerpen, niet nieuw. Schrijver brengt Archigram in herinnering Archigram was in de jaren 60 al bezig met discussies over smart-, walking en plug-in cities en de vragen die daarbij horen. De technical nomads van nu is de walking city van toen. Walter Pickler’s TV helmet van toen is de Oculus Rift of Google Glass van nu.

Shrinking Car City

Vervolgens komen praktiserende architecten aan het woord. Frans Vogelaar van Hybrid Space Lab, Kas Oosterhuis van Hyperbody en Usman Haque van Umbrellium zijn driftig op zoek naar de kristallisering van techniek en IoT in de gebouwde omgeving, resulterende in nieuwe Cyber Physical Systems. Vogelaar werkt op een stedelijk schaal aan smart cities en vertelt over zijn onderzoek waarin de combinatie tussen smart technology en auto’s centraal staan: Shrinking Car City. Kleinere auto’s, auto delen, smart parkings, automatic navigation, etc. Interessant wordt deze combinatie in de vorm van het tweerichtings-koppelen van elektrische auto’s aan het elektriciteitsgrid van de stad, waardoor auto’s niet alleen elektriciteit kunnen tappen van het grid, maar ook terug kunnen geven.
De getoonde projecten van Oosterhuis reiken van parametric design software, ‘levende’ tenten en modulaire klimmuren tot herbestemmingsopgaven waarbij meubilair in vloeren kan wegzinken. Oosterhuis experimenteert met deze voorbeelden op vele verschillende niveaus van software en IoT.
Haque toont een breed scala aan projecten getoond die de verbondenheid en de kracht van de crowd als gemene deler hebben, van een sociale CO2-bewustwordingslamp (natural fuse) naar een 15 verdiepings-hoge ballonneninstallatie (burble) tot het wereldwijd in kaart brengen van alle sensoren die data genereren (pachube).

Enerzijds wordt de echte connectie en directe invloed van IoT op architectuur enorm zichtbaar op de IoT-dag, maar anderzijds was er geen één voorbeeld dat als ‘echte architectuur’ kan doorgaan. De presentaties bleven op een heel abstract niveau, een heel digitaal niveau dan wel op een heel concreet maar meer installatie-niveau. Na afloop sprak ik met organisator Martin Pot en legde hem deze constatering voor. Volgens Pot zouden we IoT en architectuur en hun samensmelting, in plaats van een directe vertaling te willen zien in concrete architectuur, meer moeten beschouwen als een ontmoeting van velden waarbinnen nieuwe kunsten mogelijk zijn. Een hele mooie gedachte gedachte waar Daan Roosegaarde het schoolvoorbeeld van is, maar ik blijf me afvragen of de wereldversnellende IoT niet een heel andere vertaling kan en moet krijgen binnen de architectuur.