Opinie

De open samenleving en haar noodtoestanden. Stellingen over urbaniteit in het tijdperk van de catastrofes

De Nederlandse bijdrage aan de architectuurbiënnale van Venetië heeft als titel Open: A Bakema Celebration. Deze presentatie biedt een kritische reflectie op het werk en onderzoek dat Jaap Bakema (1914-1981) rond de notie van de open samenleving ontwikkelde. Gedurende de biënnale verplaatst ArchiNed de discussie over de open samenleving naar het heden en in de wereld van het wereld wide web. In zes artikelen zullen ontwerpers en wetenschappers zich uiten over het idee van de open samenleving. Lezers worden nadrukkelijk uitgenodigd deel te nemen aan de discussie. De eerste bijdrage ‘De open samenleving en haar noodtoestanden’ Stellingen over urbaniteit in het tijdperk van de catastrofes, 13 stellingen afkomstig van de Belgische cultuurfilosoof, activist en schrijver Lieven De Cauter.

De viering van de verkiezingsuitslag van de Commune, 28 maart 1871

‘De open samenleving en haar noodtoestanden’
Stellingen over urbaniteit in het tijdperk van de catastrofes

1
In de vroege jaren zeventig, kort nadat de blauwe planeet vanuit de ruimte was gefotografeerd, werd de logica van groei in een eindig ecosysteem onhoudbaar verklaard. Onze wereld was, volgens het eerste rapport aan de Club van Rome, op weg naar ‘uitputting en ineenstorting’. Het feit dat we dit al veertig jaar weten, heeft ons gedrag niet veranderd – geen ene moer: we zitten vast in de wedloop van overproductie, in dwangmatige overconsumptie en een doodlopende hypermobiliteit. Kapitalisme en technologie blijven voortdurend accelereren. Terwijl we tegen de grenzen van het ecosysteem aanbotsen, lopen we vast in de traagheid van de versnelling.

2
Omdat er geen snelheid kan zijn zonder bescherming, zijn er geen netwerken zonder capsules. Omdat er geen stroming is zonder wrijving, zijn er geen migraties zonder turbulentie. Naast en onder de globale stad van de (verkeers- en informatie)stromen, bevindt zich de G/Lokale Stad van de frictie. Naast de hyperarchitectuur van hubs en hotspots is er de infra-architectuur van sloppen en kampen. Onder de hyperrealiteit van schermen bevindt zich de infra-realiteit van de uitbuiting, de armoede, en het lijden. (Prikkeldraad is uitgevonden om deze werelden uiteen te houden.)

3
De groeiende ‘verstedelijking’ van de mensheid zou heel goed kunnen uitlopen op een ‘ontstedelijking’: een terugkeer naar het parochiale, naar de stam, naar nationalisme, sectarisme en fundamentalisme. Globalisering heeft geleid tot een epidemie van identiteitspolitiek. Het wordt in toenemende mate duidelijk dat de ‘global village’ ook een ‘parochial globe’ met zich meebrengt. Globaal parochialisme is misschien wel onze toekomst: hyperkapitalisme versmelt met neotribalisme. Dat kan het vierde tijdperk van de stad worden: na de (pre-industriële) traditionele stad, de (industriële) moderne metropolis en de (post-industriële) netwerkstad: het (neo-middeleeuwse) globale megadorp.

4
In het tijdperk van de catastrofes zal ons schaarste ten deel vallen. De schaarste aan ruimte doet zich nu al voor. In de overbevolkte dualistische stad ligt anarchie dicht onder de oppervlakte. Zijn we straks getuige van de implosie van de polis? Een terugval in een natuurtoestand, een oorlog van allen tegen allen? Een staat van oorlog tussen de haves en de have-nots, tussen clans, sektes en stammen? Kort gezegd: een latente glocale burgeroorlog? Dat kan zeker waarheid worden. In elk geval is de civil war engineering (het aanstoken van burgeroorlogen) vanaf nu onderdeel van het Imperium.

5
Urbaniteit, ‘stedelijkheid’ in de zin van steedsheid, civiliteit, hoffelijkheid zal van onschatbare waarde zijn in de nieuwe ‘global village’. Wij moeten inzetten op deze wereldwijde civiliteit. We hebben ‘lessen in globalisering’ broodnodig: als voorbereiding op het delen, in de context van schaarste aan ruimte en andere zaken. We moeten leren diversiteit en anders-zijn te omarmen voorbij alle identiteitspolitiek.

6
De nieuwe globale stedelijkheid, de nieuwe urbaniteit moet gebaseerd zijn op het gemeenschappelijke, op onze overeenkomsten. Gemeenschappelijk betekent: dat wat we delen. Delen is gemeen hebben. Het gemeengoed is publiek noch privaat, politiek noch economisch. Het gemeengoed behoort iedereen toe en niemand – zoals lucht en taal. Er is geen gemeengoed zonder gemeenschap, het universele gemeengoed (natuur, cultuur) is echter gemeengoed zonder (of voorbij) gemeenschap.

7
De moderne tijd begon met de ‘enclosures’, de afsluiting en onteigening van de gemene gronden. Het kapitalisme begon met de ‘oorspronkelijke accumulatie’ (zoals Marx het noemde): ze berustte op het toe-eigenen (stelen) van gemeengoed en het criminaliseren van de onteigende armen. Deze ‘oorspronkelijke accumulatie’ (toe-eigenen van gemeengoed) was niet alleen de eerste kapitalistische daad, maar gaat ook door tot op de dag van vandaag. Het privatiseren van zaden is een symbolisch voorbeeld van de voortdurende roof van gemeengoed. De strijd voor het (universele) gemeengoed zal de belangrijkste strijd zijn van de 21e eeuw.

8
Als het gemeengoed (zowel de planeet als de virtuele wereld van gedeelde kennis) gered kan worden, dan zal dat niet gebeuren met dromen van een post-historisch utopia (een staatloze gemeenschap van de menigte, de klasseloze maatschappij, het vreedzame verbond van nieuwe altruïstische mensen, na de grote Aufhebung: het afschaffen van staat, eigendom en familie), maar met echte politiek. De wereld moet in deze geschiedenis worden gered, niet in een of andere gedroomde na-geschiedenis.

9
Gemeenschappelijke ruimte is niet noodzakelijkerwijs politieke ruimte. De ‘polis’ is altijd iets anders dan de gemeenschap; het is een orde boven en tussen gemeenschappen. We moeten de idee van gemeengoed opnieuw uitvinden. De klassieke scheiding tussen privaat en publiek heeft die verduisterd. Ook de recente algehele economisering van alles heeft daar toe bijgedragen. Om het ‘gemene’, het gemeenschappelijke, het gemeengoed te kunnen benaderen, moeten we beginnen bij het vergeten, het afschaffen en het opgeven ervan.

10
Het ruimtelijke gemeengoed, de gemene grond, is tijdelijk, het is eerder een moment dan een ruimte (een moment van ruimte), het is meer een gebruik dan een eigendom. Het mooie van gemene is de pure potentie ervan. Het wordt actueel in elke praktijk van delen in elke handeling van ontsluiting. De ‘open samenleving’ van vandaag is op de eerste plaats een ‘open source samenleving’. We openen de samenleving als we het creatieve gemeengoed van de kennis open stellen. We ontsluiten het gemene telkens als we actie voeren en de straten opnieuw opeisen, telkens als we het ongewone ontdekken in kunst. Tegen de enclosures, de afsluitingen van het gemene – de ‘ontsluitingen van het ongemene’, het binnenhalen van het buitengewone. Hosanna voor de Heterotopie! [Uit De verzetsspreuken. Gevechtskunsten van de geest : ‘geen spel zonder actie, geen actie zonder spel’]

11
Het stedelijke gemeengoed als project (in de vorm van een kraakpand, tussenruimte, stedelijke leegte of terrain vague) is iets anders dan het gemeengoed als proces (de besluitvorming over wat te doen met deze ruimtes). De schoonheid van veel acties die in het teken staan van het gemeen (bijvoorbeeld stadstuinieren op basis van zelforganisatie) schuilt in het samenkomen van vorm en inhoud (van project en proces, van het ‘wat’ en het ‘hoe’). Dit zijn misschien wel de embryo’s van een democratie die komt. (Maar hoe deze kiemen schaalsprongen laten maken?)

12
Schaal is een van de grote problemen van het gemene: directe democratie, zelforganisatie en initiatieven van onderuit zijn niet erg geschikt voor de grotere schaalniveaus. Het probleem van globalisering is de globalisering van problemen. De planetaire schaal is de juiste schaal. Vanaf nu zijn we planetariërs (of we dat nu leuk vinden of niet).

13
In het tijdperk van de catastrofes hebben we ‘kosmopolitiek’ nodig op de schaal van het global en ‘kosmopolitische politesse’ op de lokale schaal. Om Le Corbusiers beroemde slogan (‘Architecture ou révolution) te parafraseren:
‘URBANITEIT OF BURGEROORLOG!’