Recensie

Death in Venice

Alex van de Beld over Fundamentals, de architectuurbiënnale in Venetië, van curator Rem Koolhaas.

Still uit Death in Venice

In de film Death in Venice, (Luchino Visconti 1971, naar het boek van Thomas Mann Der Tod in Venedig 1912) vormt de stad Venetië het overdadige decor voor een collectieve tragedie. Er heerst een cholera epidemie waaraan uiteindelijk ook de hoofdrolspeler Gustav von Aschenbach (Dirk Bogarde) bezwijkt na een eerloze strijd tegen lichamelijk verval.  Zittend in zijn strandstoel zinkt hij weg naar het einde. Het enige dat hem vergezelt in de dood is de blik op de oneindige zee en het beeld van zijn geliefde Tadzio.

Als architectuur gewoon is een nauwe relatie met de actuele cultuur te onderhouden en daarvan zelfs pretendeert de afspiegeling in de gebouwde stad te zijn, dan zou ze tijdens deze biënnale de crisis waarin ze verkeerd moeten weerspiegelen. Het programma samengesteld door Rem Koolhaas en getiteld Fundamentals is inderdaad een reflectie op de context waarin de architectuur de afgelopen decennia, met name in Europa, maar inmiddels over de gehele wereld, haar kunsten  kon vertonen. Het programma dat Koolhaas heeft bedacht lijkt ingegeven te zijn door het besef dat rond de gouden eeuwwisseling naast innovatie ook opportunisme floreerde en dat er een terugkeer naar de fundamentele beweegredenen van de architectuur noodzakelijk is om verder ideologisch verval tegen te gaan.
Ook de status van starchitect – hoewel inmiddels sterk gedevalueerd – staat een anders functioneren van de architect in de weg; het past niet meer in de huidige cultuuromslag waarin er weer gewoon gedaan moet worden. Koolhaas lijkt echter niet tevreden met die reflex naar de alledaagse opgave en graaft dieper op zoek naar fundamentele waarden.

Radical Pedagogies. Foto Bruno Cordioli

De biënnale van 2014 past dus in het tijdsbeeld van nu, waarin de architect als auteur naar achteren wordt geplaatst en de architectuur als discipline naar voren. De expositie Monditalia in de Arsenale toont deze anonimisering en laat zich gelijktijdig lezen als een zeer persoonlijke documentaire. In een sferisch landschap wordt met film, dans en muziek de culturele context verbeeld van de modernisering van Italië tussen 1914 en 2014. Een context waar architectuur onderdeel van is, zij het secundair. Architectuur vormt een achtergrond tegen een onttoverende beschrijving van een eeuw moderniteit die gekenmerkt wordt door oorlog en vernietiging. Was ze al eerder van haar (Europese) voetstuk gevallen, hier lijkt de architectuur van haar fundamenten te worden ontdaan. Ze verdampt in een wereld van overdaad en bewegend beeld alsof architectuur weer gereanimeerd moet worden uit haar bewegingloosheid.

Toch bestond er paradoxaal genoeg in de eeuw van desastreuze moderniteit ook het geloof in de kracht van architectuur om een betere wereld te kunnen bouwen. Dat komt prachtig naar voren in de door Princeton University gemaakte bijdrage getiteld Radical Pedagogies. In de zestig- en zeventiger jaren werd er overal in de wereld gewerkt aan architectuuronderwijsprogramma’s waarin het idee dat architectuur kon bijdragen aan een betere wereld werd gedoceerd; architectuur was politiek, revolutionair, sociaal bewogen en intellectueel geladen. De leraren van toen, Kenzo Tange in Japan, John Hejduk in de VS, Lina Bo Bardi in Brazilië, de Smithsons in Engeland zijn maar een paar bekende voorbeelden van een collectief geloof in het eigen kunnen en de universele noodzakelijkheid van architectuur om een betere wereld te maken!

Het dilemma waarin architectuur zich tussen hoop en vrees bevindt, wordt in de Arsenale magistraal bekroond door een mini opera waarin een vijftigtal zangers en acteurs een rituele dans met twee houten balken opvoeren. Ondanks de opofferingsgezindheid van de spelers de balken te willen dragen lukt het de groep maar niet om met gezamenlijke inspanning er een symbolisch kruis van te maken. Het stuk genaamd Crucifiction, verbeeldt op sublieme wijze het hedendaagse dilemma van de architectuur: het geloof in eigen kunnen is dood!

Elements of Architecture het raam

In het hoofdpaviljoen van de Gardini is de sfeer geheel anders, bijna tegengesteld. Hier wordt de architectuur uiteengerafeld in onderdelen (deur, plafond, trap, etc.) waarvan de elementaire functie en betekenis wordt onderzocht. De expositie die in samenwerking met internationale architectuuropleidingen is gemaakt, is rijk aan informatie en toont zowel de historische ontwikkeling van deze elementaire deeltjes als wel een kritiek daarop. Weliswaar wordt er betekenis gekoppeld aan de diverse onderdelen, maar vaak gaat die niet verder dan een verzameling vaststaande inzichten, die bij elkaar opgeteld niet verder reiken dan een academische oefening in waardebepaling. Een kenniscollectie die vooral leerzaam is voor het brede publiek en de ambitieuze leraar op de architectenschool.

De biënnale lijkt een begin te willen maken met de reanimatie van de architectuur nu haar betekenis tot een dieptepunt is gedaald. De terugblik op een eeuw moderniteit, de opdracht die allé deelnemende landen kregen, laat zich lezen als een schitterend ongeluk. Tegelijkertijd is er van een wederopstanding nog geen sprake. Net als de gastheer van de biënnale, de stad Venetië, wegzinkt in de lagune, ontbreekt het de architectuur aan fundamenten om haar in verval geraakte betekenis voor de samenleving te kunnen keren.
In Venetië staat ze oog in oog met haar moderne einde. Troost wordt  niet geboden door de herinnering aan een jeugdige schoonheid zoals het geval is bij de stervende hoofdrolspeler in Death in Venice, dat appelleert teveel aan het zintuiglijke alleen en dan met name het visuele. Toch verliet ik de biënnale met een nieuw idee, een hoopgevende gedachte. Aan het pleidooi dat Juhani Pallasmaa houdt om allé zintuigen in plaats van alleen het dominante visuele aan te spreken om aan betekenis te winnen, zou ik een element willen toevoegen dat kans biedt een theoretische grondslag te hervinden. In het verlengde van Pallasmaa’s tekst The eyes of the skin, waarin de zintuigen met elkaar in contact worden gebracht, zou architectuur haar ethiek in contact kunnen brengen met haar fysieke aanwezigheid. Door te leren denken met haar zintuigen zou ze aan betekenis kunnen winnen.