Recensie

Venetië 2014 – de landenpaviljoens

Stel je hebt, om wat voor reden dan ook, maar een dag de tijd om de architectuurbiënnale in Venetië te bezoeken, wel landenpaviljoen moet je echt gezien hebben? Vier ArchiNed-correspondenten over hun favoriete paviljoens.

In het Duitse paviljoen. Foto Bruno Cordioli.

Curator van de 14e architectuurbiënnale van Venetië, Rem Koolhaas, had de curatoren van de landenpaviljoen als overkoepelend thema Absorbing Modernity 1914-2014 meegegeven, de verbeelding van de geschiedenis van de modernisering in hun land. Alle zes-enzestig landen hebben daar verrassend eensgezind, maar uiteraard op geheel eigen wijze, invulling aan gegeven. Waar in het ene land het modernisme staat voor vooruitgang en emancipatie – de muren van het Braziliaanse paviljoen hangen vol met heroïsche citaten en foto’s die 100 jaar modernisme en de rol van de architect hierin vieren – wordt modernisme in Roemenië direct in verband gebracht met de donkere periode van Ceaușescu en blijkt in het Chileense paviljoen dat een geprefabriceerd betonnen gevelelement zeer geschikt is voor vele (politieke) interpretaties. “The sixty-six productions reveal that ‘modernity’ has served so many different ‘master narratives’…that is has become, finally, ideologically neutral“, aldus Koolhaas in de tentoonstellingcatalogus.

De tips van:
Eireen Scheurs
Wat een verademing, de strakke thematische ordening van deze biënnale! De tentoonstellingen van de verschillende landenpaviljoens rondom Koolhaas’ opdracht ‘absorbing modernity’, maken duidelijk dat het modernisme nooit een ‘international architecture style’ is geweest. Elk land gaat op haar zo kenmerkende wijze het veelkoppige monster van het modernisme te lijf. En nog altijd is zij niet overwonnen.

Frankrijk – Modernity: promise or menace?
Het Franse paviljoen is weinig verrassend, zoals de titel, ‘modernity: promise or menace?’ al doet vermoeden. Dat ik hem toch aanbeveel is omdat het verhaal gewoon goed wordt verteld. Met een maquette van Villa Arpel, uit Tati’s film Mon Oncle en een rondom geprojecteerde documentaire wordt in snelle streken het dubbelportret opgezet: van Prouve’s idealistische ‘architecture pour tous’, tot een zouteloos prefab panel met witte tegeltjes dat dreigend bovenin de zaal hangt. Een utopische agenda en goede bedoelingen, gesmoord in doorgeschoten ordening en eindigend in commercie. Heel herkenbaar.

Duitsland – Bungalow Germania
Het Duitse paviljoen is een surprise act. Als je het door Albert Speer [30/6 correctie: het paviljoen is ontworpen door Ernst Haiger] in 1938 gerealiseerd paviljoen inloopt, bevind je je ineens in de bungalow van de bondskanselier, door Sep Ruf in de zestiger jaren gerealiseerd. Zo dwars door elkaar gebouwd zie je de verschillen, maar ook de overeenkomst is duidelijk: beide gebouwen dienen een politieke agenda. In het openingsweekend raken we verzeild op een vrolijk anti biënnale feestje, ergens in Venetië, waar de Duitse architectonische fine fleur toost op een alternatieve tentoonstelling. Het blijkt een imaginaire prijsvraag voor de verbouwing (of nieuwbouw?) van het bewuste landenpaviljoen. Ook al herken je de architect aan de ingreep (die van Kollhoff heeft een dakje…), toch interessant hoe in Duitsland politiek en architectuur nog altijd de dialoog aangaan.

In het Belgische paviljoen.

Elsbeth Ronner
Geen biënnale zonder uitmuntende kritieken en tegelijkertijd honende commentaren. De architectuurtentoonstellingen blijven een zoeken naar de weergave van een ruimtelijke discipline met uiteenlopende politieke implicaties en verschillende vormen van representatie.

Duitsland – Bungalow Germania
Als must-see Duitsland; in een verwikkeling met het verleden presenteert het land op de tentoonstelling een weliswaar beproefde maar niet minder geslaagde overlapping tussen het Kanzlerbungalow gebouwd in Bonn in 1964 en het fascistische paviljoen van Albert Speer [30/6 correctie: het paviljoen is ontworpen door Ernst Haiger]. Het contrast dat ontstaat tussen de transparante en licht uitgevoerde woning en het zware en imposante paviljoen schijnt een helder licht op de politieke geschiedenis en de inmenging van architectuur daarin. De ruimtelijkheid van de installatie gaat echter voorbij het politieke en toont de werking van architectuur in verhouding, gelaagdheid, materialisatie, et cetera.

België – Interiors, notes and figures
Heel precies moet gekeken worden in het Belgisch paviljoen. De Walloonse curatoren tonen consistentie in de Belgische architectuur van bescheiden burgerlijke architectuur waarin kleine aanpassingen grote architectuur kan worden. Er hangen kleine foto’s aan de muur die een gekke serie koelkasten en ander witgoed laat zien of een verscheidenheid aan tegelpatronen geïntroduceerd tijdens verschillende aanbouwen. Deze foto’s worden begeleid door witte ingrepen in de ruimte, zoals een voetstuk voor een televisie in zandsteenblokken, die een perspectief bieden op de huiselijke architectuur.

In het Franse paviljoen. Foto Bruno Cordioli.

Hans Teerds
‘It is a bit of a zoo’, zei iemand tegen me, voorafgaand aan de opening van de biënnale. Ik was er nog nooit geweest, maar dit jaar had ik alle reden te gaan. En gelijk had hij. Druk was het met heel veel – voor mij – bekende en minder bekende vakgenoten. Te druk eigenlijk voor een aandachtig bestuderen van de tentoonstellingen. De keuze voor must-see paviljoens is dan ook lastig. Bijgebleven zijn de ‘live’ in het zand getekende patronen in het Israëlisch paviljoen die de nieuwe steden en grote stadsuitbreidingen van de laatste honderd jaar verbeelden, de mooie presentatie van het Canadese paviljoen getiteld Artic adaptations, nunavut at 15, en de manier waarop in het Finse paviljoen een team uit zowel Finland en China aan dezelfde opgave hebben gewerkt, maar ieder met andere materialen. En een hilarisch filmpje, opgenomen tijdens de CIAM bijeenkomst van Otterloo in het Nederlands paviljoen, een tentoonstelling met de titel Open: Bakema a Celebration. Mijn top twee ‘ervaringen’ zijn echter:

Spanje – Interior en België – Interiors, notes and figures
De twee paviljoens liggen naast elkaar, maar het verschil kan haast niet groter zijn. Het Spaanse paviljoen biedt een klassieke architectuurpresentatie. Een zeer grote, goedgekozen foto van een recent interieur, gecombineerd met een zeer groot afgedrukte (maar niet altijd in beste kwaliteit) doorsnede. Meer heb je niet nodig om een gebouw te begrijpen. De crux hier is de ‘wolk van referenties’, in klein afgedrukte foto’s van oudere (Spaanse) gebouwen, die in dit nieuwe gebouw als echo weerklinken. Stap daarna binnen in het Belgisch paviljoen, waar alles wit is, en leeg. Hier gaat het om subtiele wisselingen in oppervlakte-behandeling van vloer en plafond, van muur en meubel. Hier moet met aandacht de kleine A4tjes op de muur gelezen worden. Maar voor wie de tijd neemt: wat een kracht heeft eigenlijk het oppervlak!

Frankrijk – Modernity: promise or menace?
De hele ruimte is gegroepeerd om een grote maquette van de modernistische villa uit Jacques Tati’s film Mon Oncle heen. Dat begint gemoedelijk – deze reflectie op de moderniteit in Frankrijk. Inderdaad, Mon Oncle is een vrolijk kritische film op het modernisme. Doordat het vrij donker is binnen en het paviljoen via diagonalen is opgedeeld, met in elke ruimte schermen waarop dezelfde film tegelijkertijd vertoond, voelt het echter ongemakkelijk. Het bezoek begint vriendelijk, met de fascinerende, uitvinders-achtige aanpak van Jean Prouvé. Wordt het al prikkelender als de betonnen constructies uit de banlieu ter sprake komen, het is ronduit schokkend in de laatste zalen, waar een modernistische wijk wordt getoond, het ontwerp voor Drancy van Eugène Beaudouin en Marcel Lods. Mooi plan, maar een wrange geschiedenis, eenmaal gebouwd in gebruik genomen als concentratiekamp door de nazi’s. De angel van de moderniteit komt onontkoombaar hard aan.

In het Britse paviljoen. Foto Bruno Cordioli.

Jan Loerakker
Frankrijk – Modernity: Promise or Threat?
Wie na het zien van het winnende paviljoen van dit jaar, het Koreaanse ‘Crow’s Eye View’, geen genoeg kan krijgen van tentoonstellingen die Koolhaas’ thema benaderen vanuit al haar complexiteit en tegenstrijdigheden, hoeft niet ver te lopen. Het Koreaanse, Franse en het Britse paviljoen liggen honderd meter van elkaar en tonen het modernisme in zijn spagaat, tussen droom en doembeeld. Vanuit een historisch perspectief schilderen beide paviljoens op indringende wijze het beeld van een ‘architectuur van hoop’ die voor velen tot angstbeeld is verworden.
Het Franse paviljoen Curator Jean-Louis Cohen doet dit door in de centrale ruimte van het Franse paviljoen een prachtige maquette van de villa uit Jacques Tati’s Mon Oncle (1958) te tonen. In de omliggende ruimtes – en als tegenhanger van dit Modernisme als belichaming van een vrolijk futurisme – toont ze films en maquettes van de ‘wolkenkrabbers’ van Drancy (1934), de eerste modernistische uitbreiding van Parijs; ironisch genoeg in de oorlog gebruikt als gevangenkamp. De levensverhalen van Prouvé en Camus worden daarnaast gebruikt als metafoor voor een harde realiteit waarin Prouvé’s experimentele staalelementen het aflegden tegen Camus’ zware, eindeloos herhaalde betonelementen.

Verenigd Koninkrijk – A Clockwork Jerusalem
De curatoren van dit paviljoen zijn Sam Jacob en Wouter Vanstiphout. Geheel in de stijl van FAT en Crimson wordt de bezoeker van het Britse paviljoen begroet door een koe uit de new town Milton Keynes, een knalroze berg aarde en een over-the-top collage in alle neonkleuren van de regenboog. Wie vervolgens de moeite neemt om de brochure met golvende oranje letters aandachtig te lezen, wordt meteen een wereld ingezogen van historische dwarsverbanden, prikkelende utopia en de relatie tussen ontwerp en popcultuur. De curatoren tonen in een eclectische selectie van schetsen, maquettes, platenhoezen en muziekclips (van Cliff Richard) een verhaal dat spant tussen William Blake’s 18e eeuwse utopische gedicht ‘Jerusalem’ en de dystopie ‘A Clockwork Orange’ (1971), door Stanley Kubrick gesitueerd in de Londense new town Thamesmead. Het is een verademing om tussen de tientallen tentoonstellingen, een paviljoen te vinden dat het verhaal van het Britse Modernisme vertelt met zoveel humor, rust, historisch besef en intelligentie.