Recensie

Radical Cities: Activisme en Architectuur in Zuid-Amerika

Radical Cities – Across Latin America in Search of New Architecture van criticus Justin Mc Guirk is een meeslepend reisverslag gewijd aan de levens en verhalen van activistische architecten, politici en radicale gemeenschappen die zich inzetten voor een waardiger bestaan in de barrios, villas miserias en favelas in Zuid Amerika.

Piedrabuena in Buenos Aires, ontworpen door Manteola, Sánchez Gómez, Santos & Solsana 1980. Foto: Tomás García Puente. Beeld uit het besproken boek.

Radical Cities: Across Latin America in Search of a New Architecture verwijst tegelijk naar David Harvey’s Rebel Cities en Le Corbusier’s Towards a New Architecture. Mc Guirk is geïnspireerd door het utopisme van het modernisme, door Henri Lefebvre’s ‘Right to the City’, en door het anarchisme van onder andere John Turner, een Brits architect die werkte in de gemarginaliseerde wijken in Peru in de zestiger jaren.
Het boek start met een bezoek aan Tlatelolco in Mexico Stad, een kolossaal modernistisch woningbouwproject dat in de zestiger jaren werd ontworpen door Mario Pani en bestaat uit enigszins vervreemdende technocratische superblokken. ‘South and Central America were home to some of the greatest experiments in urban living in the twentieth century’, zo stelt Mc Guirk, maar ondanks hun maat waren deze projecten slechts symbolisch in verhouding tot de grootschalige huisvestingsproblematiek in Latijns Amerika, een combinatie van armoede, explosieve bevolkingsgroei en massale migratie naar de stad.

Het is veelbetekenend dat in Tlatelolco een modernistische deken werd gelegd op een plek van grote historische betekenis. Het middelpunt van het project wordt gevormd door het Plaza de las Tres Culturas, een plein geflankeerd door een piramide van de Azteken, een Spaanse koloniale kerk en het modernistische Centro Cultural, ontworpen door Pani. Tlatelolco, een wijk die optimistisch was bedoeld als het symbool van een verlichte toekomst, met de moderniteit als de spreekwoordelijke derde cultuur, bleek niet immuun tegen de onderdrukking van een dictatoriaal regime en natuurgeweld. Zo werden in de aanloop naar de Olympische Spelen in 1968 enkele honderden studenten, die voor meer democratie protesteerden, door militairen en politie op het plein bruut vermoord. Scherpschutters werden op de woontorens gepositioneerd om de eigen troepen te provoceren en zo de schijn te wekken dat het de studenten waren die als eerste schoten.

Quinta Monroy, Iquique Chili, ontwerp Elemental. Foto: Cristóbal Palma. Beeld uit besproken boek

Later, gedurende de aardbeving van 1985, bezweken enkele torens, die zo blijkt nu gebrekkig waren gebouwd door corrupte aannemers. De wijk raakt inmiddels verder in verval, met name omdat de staat zich heeft teruggetrokken uit de sociale woningbouw. Dit zijn, in een notendop, de problemen waar men zoal tegenaan loopt in Zuid Amerika en welke Mc Guirk empathisch en doordringend onderzoekt. ‘Latin America is where modernist utopia went to die’, beweert hij met een zeker gevoel voor pathos. Hiermee wordt de toon gezet voor het argument voor een meer democratische, gelijkwaardige en inclusieve vorm van stedenbouw, zoals dat gepraktiseerd wordt door de bewoners, politici, en activistische architecten in het boek.

Mc Guirk bezoekt onder meer radicale leefgemeenschappen, zoals bijvoorbeeld de Túpac Amaru in Argentinië. Deze organisatie wordt geleid door de opmerkelijke Milagro Sala, een vrouw van Indiaanse afkomst, en is genoemd naar een Peruaanse rebel uit de 18e eeuw. Dit collectief slaagt erin om huizen, gemeenschapscentra en zelfs zwembaden te bouwen voor een fractie van de kosten waar de regering en de reguliere project ontwikkelaars het doen. De gebouwen zijn vaak uitbundig gedecoreerd; het gaat hier niet alleen om het leveren van onderdak maar vooral om het versterken van het zelfbewustzijn en de autonomie van de groep. Door eigen arbeid en materialen te gebruiken blijft de investering in de gemeenschap en wordt de economische groei van het collectief gewaarborgd.

Collectieve actie, bewonersparticipatie en individueel initiatief zijn de steekwoorden voor het slechten van de grenzen tussen de formele en de informele stad en de voorbeelden die Mc Guirk kiest zijn gekozen om deze boodschap te onderstrepen. Zo gaat hij langs bij de krakers van Torre David, een leegstaand en half afgebouwd kantoren complex in het centrum van Caracas, reist naar het Vivienda complex in Chili van Elemental (het bekende project met de halve huizen, waarbij de bewoners het huis zelf af moeten maken). Tijdens deze reizen spreekt hij natuurlijk uitvoerig met de architecten, zoals Alejandro Aravena (Elemental), met Alfredo Brillembourg en Hubert Klumpner (Urban Think Thank), alsmede met ‘activistische’ politici zoals Antanas Mockus.
Mockus is een academicus, een filosoof en wiskundige, die besloot om burgemeester van Bogotá te worden en in deze rol met onorthodoxe middelen de problemen te lijf ging en de stad nieuw leven inblies. Zijn politiek program was gebaseerd op, (vrij vertaald), ‘zeg nee tegen P’ – nee tegen publiciteit, nee tegen de politiek, nee tegen partij en nee tegen plata (geld). Een beroemd geworden voorbeeld van zijn succesvolle aanpak was het aanstellen van 400 mimespelers om de beruchte verkeerschaos in de stad onder controle te brengen. Het resultaat? Een dramatische daling in de verkeersdoden; Bolivianen bleken banger om publiek belachelijk gemaakt te worden dan voor een boete.

Quinta Monroy, Iquique Chili, ontwerp Elemental een aantal jaren later. Foto: Cristóbal Palma. Beeld uit besproken boek

Zo vindt deze generatie van activisten, pragmatisten en sociaal idealisten succesvolle manieren om armoede en ongelijkheid aan te pakken. Hun kracht ligt voornamelijk in de bewustzijnsverandering die tot stand wordt gebracht om politieke impasses te doorbreken. Inkomensongelijkheid is zonder meer het grote probleem dat dient te worden opgelost aan het begin van de 21ste eeuw en ik denk dat Mc Guirk een groot compliment verdient door een boek te schrijven dat hoopvol is, dat een persoonlijke toon aanslaat, maar tegelijk realistisch is over de uitdagingen die moeten worden aangegaan. De combinatie van vertelling, argument en anekdote is bijzonder effectief om de rijk geschakeerde complexiteit van stadsvernieuwing in deze gespleten en vaak gewelddadige maatschappijen voor het voetlicht te brengen.

Één van de verhaallijnen die door het boek loopt is de vergelijking die wordt gemaakt tussen het relatieve succes van grootschalige huisvestingsprogramma’s van bovenaf versus de kracht van het inclusieve ontwerpen en de zelf-help-programma’s van onderaf. Mc Guirk slaat de spijker op zijn kop met de observatie dat het argument voor zelf help programma’s door regeringen is misbruikt om zich uit grootschalige huisvestingsprojecten en woningbeleid terug te trekken. Huisvesting werd niet langer gezien als een recht, in plaats daarvan probeerde men de groei van informele wijken te ‘reguleren’. Dit betekent in de praktijk dat de diepe klassenscheiding, zoals die wordt uitgedrukt in het verschil tussen de informele wijken en de formele stad, als een feit werd geaccepteerd. Er werd zelfs gedacht dat het wenselijk was om deze bestaande verhoudingen verder op scherp te stellen. Het probleem van de woningvoorziening was immers een probleem voor de markt, de banken en de mensen zelf, en de architectuur verloor daarmee haar sociale doel.

Woningen ontworpen door James Stirling en later aangepast / uitgebreid door de bewoners, PREVI, Lima Peru. Foto: Cristóbal Palma. Beeld uit besproken boek.

De adoptie van neo-liberaal ecomomisch en politiek beleid vanaf begin jaren zeventig is natuurlijk een mondiaal fenomeen, maar de manier waarop de zogenaamde Washington Consensus Latijns Amerika is opgedrongen is bij uitstek dwingend en gewelddadig geweest, met een meestal zeer negatief resultaat. Het is dus geen toeval dat een land als Argentinië het beter ging doen na kwijtschelding van schuld en het naast zich neerleggen van de aanbevelingen van het International Monetary Fund. Het effect van neo-liberaal beleid kan, in theorie, geleid hebben tot een stijging in activisme, eigen initiatief, en politici die onafhankelijk zijn van de gevestigde partijpolitiek, maar ik weet niet in hoeverre dit voor Zuid-Amerika nieuwe of uitzonderlijk fenomenen zijn. Economische exploitatie, of dat nu gebeurde door koloniale en imperiale machthebbers of interne elites, is al eeuwen lang schering en inslag in Zuid Amerika, maar dat geldt ook voor de traditie van verzet (Simon Bolivar in Mexico, Túpac Amaru II in Peru) en visionair leiderschap (Kubitschek in Brazilië, Salvador Allende in Chili).
Verder zijn er veel sociaal en politiek geëngageerde architecten geweest die vaak met bevolkingsgroepen en gemeenschappen samenwerkten om verandering tot stand te brengen. De figuur John Turner in Peru is al genoemd, maar je zou, om verschillende redenen, ook João Batista Vilanova Artigas, João Filgueiras Lima and Lina Bo Bardi in Brazilië kunnen noemen. Artigas was zo uitgesproken dat hij onder de dictatuur weinig heeft kunnen bouwen, terwijl Filgueiras Lima bekend geworden is door de constructie van ziekenhuizen en scholen. Lina Bo Bardi was ook diep sociaal geëngageerd, SESC Fábrica da Pompéi in Saõ Paulo is een museum dat uitdrukkelijk kunst toegankelijk maakte voor iedereen. Het thema van een unieke Zuid Amerikaanse identiteit is ook niet nieuw, in Mexico pionierde zowel Juan O’Gorman als Diego Rivera met volksmotieven en het symbolisme van de Azteken.

Het verschil tussen toen en nu is, in geopolitieke zin, dat de bemoeienis van de Verenigde Staten afneemt en dat stabielere, meer democratische regeringen de kans krijgen zich te ontwikkelen. Corruptie is en blijft echter één van de belangrijkste obstakels die positieve veranderingen in de weg staat. De kritiek dat verbeteringsprojecten vaak symbolisch en propagandistisch zijn, kan helaas nog steeds geuit worden, denk aan de fotogenieke en veel gepubliceerde MetroCable van Urban Think Tank in Caracas, maar voorbeelden van projecten die niet van de grond komen omdat politici en aannemers het geld in de zak steken zijn ook legio.

SESC Fábrica da Pompéi in Saõ Paulo. Foto: Lu

Een goed voorbeeld in Brazilië van een dergelijke disfunctionaliteit is het corruptieproces dat momenteel gaande is. Dit schandaal, dat teruggaat tot de regering van Inácio Lula da Silva, wordt in de volksmond Escândalo do Mensalão (schandaal van de grote maandelijkse betaling) genoemd, en draait om het kopen van stemmen in het congres door maandelijkse betalingen van 30.000 Reais (ongeveer € 11.750,-). Zet dergelijke schandalen tegen de achtergrond van grote economische en sociale ongelijkheid, geweld en criminaliteit, een groeiende middenklasse en een ongekende hoge belastingdruk en het wordt duidelijk waarom de zwijgende meerderheid zich niet langer de mond laat snoeren. Met het uitbreken van grootschalig protest, of het nu in Bolivia is tegen het privatiseren van de waterleiding, of in Brazilië tegen de verkwisting van geld voor de World Cup, worden regeringen in toenemende mate aangesproken op wantoestand en wanbeleid en ik hoop, net als Mc Guirk dat doet, dat deze druk van onderaf leidt tot het waarborgen van het recht tot de stad voor iedereen, ongeacht in welke wijk men woont.

In de vergelijking tussen de verschillende inspiraties van Mc Guirk, van anarchisme tot Corbusiaans utopisme, ligt zijn voorkeur duidelijk bij het eerste. Alhoewel er genoeg kan worden opgemerkt over de verstikkende anonimiteit van modernistische stedenbouw, denk ik toch dat stedenbouwkundige visie en planning nodig is om verbeteringen op grotere schaal te consolideren. De wrijving tussen verschillende belangen, arm tegen rijk, landloos tegen grootgrondbezit, zal uiteindelijk ook dienen te worden uitgevochten in de stembus, de rechtszaal en de politiek. Op het moment dat dat lukt kan er pas echt gesproken worden dat iedere burger hetzelfde recht op de stad heeft.