De Nederlandse wateraanpak is hot. Zo kopte het NRC Handelsblad onlangs “Nederlanders gaan Sandys en Katrinas te lijf”, en stond afgelopen zaterdag een lang interview met Henk Ovink in dezelfde krant. Ook de IABR (Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam) promoot de Dutch Approach en in dat kader werd in de Kunsthal het symposium Urban Design in Times of Climate Change gehouden waar het Nederlandse succes in de VS en Europa werd gevierd. Relevanter, maar minder druk bezocht was het daaropvolgende debat over watermanagement, Local Solutions.
Volgens UN Habitat woont 1 op de 8 mensen in de wereld in een krottenwijk, in aantal vergelijkbaar met het totale aantal inwoners van de VS en Europa samen. Deze mensen wonen aan stinkende rivieren die vaak overstromen, kampen met drinkwatertekort of worden ziek door het afvalwater op straat. Dat is zo in Lagos (Nigeria) en Jakarta (Indonesië), maar ook in Ho Chi Minh Stad (Vietnam), waar ik vier jaar heb gewerkt.
Het dagprogramma start met Urban Design in Times of Climate Change. Het auditorium is tot de nok toe gevuld als moderator Henk Ovink het podium betreedt. Hij is verantwoordelijk voor de Rebuild by Design ontwerpwedstrijd die de Amerikaanse overheid heeft uitgeschreven om duurzame waterbeschermingsoplossingen te vinden voor de gebieden die werden verwoest door orkaan Sandy. Het is dan ook niet raar dat het symposium vooral in het teken staat van de Nederlandse integrale aanpak bij deltaplanning in de VS en Europa.
Na Ovinks pleidooi om ruimtelijk te ontwerpen met water, wordt het publiek getrakteerd op een bonte verzameling voorbeelden: WEST 8, ZUS, BIG en het OMA ontwerpteam presenteren hun plannen voor Rebuild by Design, De Urbanisten bespreken het Rotterdamse Waterplein, Waggonner & Ball Architects nemen ons mee in hun ideeën voor de waterstad New Orleans, en H+N+S Landschapsarchitecten tonen hun toekomstvisie voor het Turkse Beykoz. Er zijn complimenten, prachtige toekomstbeelden en een verhelderende update over het Nederlandse Deltaprogramma. Tijd om vragen te stellen is er niet. En dat is jammer. Ik ben namelijk benieuwd welke kenmerken uit de succesformule van de Nederlandse aanpak in rijke deltalanden toepasbaar gemaakt kunnen worden voor ontwikkelingslanden. Want ondanks alle media-aandacht voor de slachtoffers en schade door overstromingen in het Westen, zijn de gevolgen van klimaatverandering het grootst voor deltagebieden in ontwikkelingslanden waar het merendeel van de arme wereldbevolking woont.
Als na de lunch het debat Local Solutions begint, heeft de helft van het publiek de zaal verlaten. Tijdens de middagsessie gaan een aantal deskundigen in op de vraag hoe participatieve ontwerp- en planningsmethoden een bijdrage kunnen leveren aan uitdagingen als klimaatverandering, overstromingen, gebrek aan infrastructuur en werkgelegenheid in ontwikkelingslanden.
Daliana Suryawinata en Florian Heinzelmann van het Rotterdamse architectenbureau SHAU vertellen over hun aanpak bij het ontwerp voor Muara Angke, een vissershaven aan de kust van Jakarta. Het bleek in eerste instantie lastig om de bewoners te winnen voor hun idee om hun arme wijk te veranderen in een verticale kampung van woonblokken met groene binnentuinen. Door de achterdocht naar de overheid, waren veel bewoners sceptisch, maar nu is iedereen zo enthousiast dat er wordt gestreden om een woning in het eerste bouwblok dat wordt opgeleverd.
Hoe dat kan?, vraagt Suryawinata zich hardop af. We hebben vertrouwen gewonnen bij de inwoners, zijn flexibel omgegaan met veranderingen en zijn ook in staat gebleken om de overheid te overtuigen van onze plannen. Het kost tijd om de sociale hiërarchie van de wijk te leren kennen en het vereist tactisch handelen om het stadsbestuur zo ver te krijgen om te kunnen gaan bouwen: Dit proces kwam in een stroomversnelling na de publicatie van een positief artikel in de Nederlandse Volkskrant over ons plan.
Niet alleen aan de kust, maar ook langs de talloze rivieren in Jakarta wonen mensen in krotjes. Daarom heeft Philippe Urech samen met Christophe Girot en studenten van de ETH in Zürich een masterplan gemaakt voor de Ciliwung Rivier, de grootste van dertien rivieren in Jakarta. De overstromingen van de krottenwijken langs de rivier nemen door menselijk ingrijpen toe: de bodem daalt als gevolg van grondwateronttrekking en de bouw van huizen op de rivier en de enorme bergen afval in het water zorgen voor opstoppingen. Hun aanpak is vergelijkbaar met de ruimte-voor-de-rivier projecten, waarbij de oevers van de rivier worden verbreed.
In tegenstelling tot de presentatie van SHAU, waarbij veel gebruik werd gemaakt van interviews, zijn hier de vogelvlucht perspectieven dominant. De prachtige kaarten, video-opnames en renderingen laten zien dat de studenten de loop van de rivier minutieus hebben geanalyseerd. Zo zijn fiets- en loopbruggen nauwkeurig aangesloten op het bestaande stratenpatroon van de wijk. Maar een studie naar woningtypologieën en stedenbouwkundige doorsneden ontbreekt. Terwijl juist daarin de kracht zou kunnen zitten om het plan te laten slagen. Zeker als je bedenkt dat vroeger de boot aan de voorkant van de woning lag, maar met de opkomst van de brommer is de woningplattegrond in feite omgedraaid. Het roept dan ook de vraag op of dit ontwerpvoorstel niet te ver af staat van de realiteit om uitgevoerd te kunnen worden.
Fabienne Hoelzel van Fabulous Urban, ten slotte, gaf uitleg over haar revitaliseringsplan voor Makoko, een in het water gelegen sloppenwijk in de Nigeriaanse stad Lagos. Volgens Hoelzel was het drijvende vissersdorp niet gebaat bij het uitrollen van een traditioneel ruimtelijk masterplan en daarom ontwikkelde ze een Urban Design Toolbox om door de economische impuls van afvalverwerking nieuwe werkgelegenheid te creëren. Het is meer een organisatievraagstuk dan een ruimtelijke opgave, zegt Hoelzel. Hoe werk je samen in een gebied waar elke vierkante centimeter is bezet, hoeveel geld is er met afvalverwerking te verdienen en hoeveel banen levert het op?
De kern van haar voorstel zijn de collectieve hotspots, drijvende gebouwen waar bewoners het organisch afval, inclusief menselijke uitwerpselen, door een biogasinstallatie laten verwerken tot biogas waarmee huishoudens van elektriciteit worden voorzien. Het plastic afval wordt verzameld en voor hergebruik verkocht. Zo leveren de hotspots niet alleen elektriciteit, maar ook werk en inkomsten op voor de bewoners. Daarnaast worden ze als een buurtcentrum ingericht, voorzien van een dokterspost, en een gemeenschaps- en studieruimte.
Uit het debat dat volgt, zijn mij enkele lessen bijgebleven die de ontwerpers van de lokale omstandigheden hebben geleerd. Start niet met een ruimtelijk voorstel, maar ga eerst in gesprek met de bewoners om vertrouwen te winnen, te ervaren hoe ze leven en er achter te komen wie de opiniemaker is van de wijk. Zorg er tegelijkertijd voor dat je iemand binnen de overheid kent, die jou van de juiste informatie voorziet en zich sterk maakt voor het plan. En misschien nog wel het belangrijkste: wees flexibel, want de plaats, planning en omvang van het project veranderen continue, ook als gevolg van een permanent aanwezige bewonersparticipatie.
Als ik terugblik op het ochtendsymposium en het middagdebat vraag ik me af of het niet mogelijk is dat Henk Ovink zijn netwerk, enthousiasme en kennis ook gaat inzetten in Nigeria, Indonesië of Bangladesh. Het is namelijk belangrijk dat Westerse ontwerpers betrokken zijn bij de kleinschalige projecten in ontwikkelingslanden omdat juist daar de urgentie van de waterproblematiek groot is en vraagt om snelle en gerichte actie. De lokale ontwerpgemeenschap staat te springen om de Nederlandse aanpak toe te passen. Uit eigen ervaring weet ik dat in Vietnam de studenten en jonge ontwerpers erg open staan voor de nieuwe ideeën uit het Westen, zeker ook uit Nederland. Ze weten de plannen prima via internet te vinden, maar botsen in de praktijk vaak aan tegen onwetendheid en of onkunde bij de overheid. Het gaat er dus om dat Nederlandse ontwerpers niet alleen ter plaatse plannen maken en de overheid meehelpen met het formuleren van beleid, maar vooral ook de jonge ontwerpers stimuleren en deels op te leiden. Met de Nederlandse steun in de rug zijn ze beter in staat om lokale overheden te overtuigen.