Feature

Voortbouwen op voorbeelden

Vlak voor het einde van het academische jaar vond op de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft het symposium Double Day on Dwelling plaats. Elsbeth Ronner bezocht de eerste dag en werd ondergedompeld in de academische wereld van onderzoek naar woningbouw.

In Nederland zijn de grootschalige woningbouwprojecten de afgelopen jaren in aantal teruggelopen. Met name in uitbreidingslocaties blijft de grond onbebouwd, maar ook in de bebouwde kom blijven de lege plekken die ontstaan zijn door sloop langer onbebouwd. Slechts mondjesmaat worden nieuwe woningen opgeleverd. Gemeenten zoeken daarom naar andere partijen dan de gebruikelijke corporaties en projectontwikkelaars die bouwrijpe grond kunnen invullen. Veelal worden die gevonden onder particulieren die zelfstandig een huis bouwen. Deze kavels bevinden zich vaak in de bestaande stad op moeilijke plekken, denk aan de woningen in het Amsterdamse Buiksloterham, die met de achtertuin grenzen aan de dichte gevel van de Gamma. Ook worden bestaande utiliteitsgebouwen herontwikkeld tot woningen en scholen worden verkaveld tot appartementen. Het onderzoek naar woningbouw dat gedaan wordt aan verschillende universiteiten richt zich met name op de woningtypologie. Dit is een abstract middel om tot een categorisering van het woningontwerp te komen. Maar omdat de opgave voor architecten niet als voorheen het ontwerp van een generieke woning is, maar het ontwerp van unieke woningen waarbij zowel opdrachtgever als context voortdurend verschillen, rijst de vraag wat de relevantie van dit onderzoek is.

De leerstoel Woningbouw van de TU Delft onderzoekt in de publicaties van DASH actuele thematieken binnen de woningbouw. Onderwerpen zijn ‘ecohuis’, ‘stadsenclaves’ of ‘samen bouwen’. De publicaties grijpen terug op klassieke voorbeelden waarbij ook ‘ouderwetse’ seriematige woningbouw wordt besproken. Hoewel uiteenlopend, worden de onderwerpen en projecten systematisch onderzocht vanuit de studie van de woningplattegrond. Binnen welke context het ontwerp tot stand komt, de plattegrond vormt steeds de basis voor interpretatie. Zo is de organisatie van de plattegrond afhankelijk van de relatie tussen de buitenruimte en de woning of blijkt de invloed van een ecologische grondslag op het plan. Stelling van het symposium is dan ook dat de omstandigheden voor het ontwerp van de woningen kunnen verschillen, maar thematieken in de woningbouw zich herhalen in de geschiedenis en dus relevant zijn voor de toekomst.

De stelling moet gestaafd worden door sprekers vanuit allerlei delen van Europa die zijn uitgenodigd om hun verhaal te vertellen. Allen zijn het academici waar de Delftse club inspiratie aan ontleend en zodoende is het met name een kennisuitwisseling tussen onderzoekers. Onafhankelijk van het perspectief op woningbouw, is bij alle onderzoekers de woningplattegrond maatgevend, wat een heldere ingang geeft voor het gesprek. De dag start vanuit de grote schaal van urbane woningtypologiën die zijn ontstaan in ‘alternatieve moderne steden’ zoals Sao Paolo, Delhi en Athene. Victoria Easton, verbonden aan de ETH Zürich, neemt ons mee langs het ontstaan van kenmerkende woningtypologieën in deze steden. Naast een prachtige publicatie is het doel van de oefening om deze typologieën vervolgens te transporteren naar Zürich, alwaar studenten op basis van deze beginselen nieuwe woningblokken ontwerpen. De dag eindigt met de kleine schaal van de woningplattegrond waar de plaatsing van de deur in een portaal de sociale interactie beïnvloed tussen de bewoners. Dit promotieonderzoek van Gerald Ledent (KU Leuven) gaat in op de relatie tussen ‘Haus’ en ‘Heim’, oftewel het tastbare huis bestaand uit fysieke materialen tegenover het efemere thuis dat onderhevig is aan sociale en culturele structuren.

Het grote aantal sprekers dat de toehoorders met veel informatie overstelpt, belet een kritische tussentijdse reflectie op wat er gezegd wordt en maakt het zoeken naar een verbinding tussen de perspectieven ingewikkeld. Een enkele spreker werpt wel nieuwe vragen op voor onderzoek. Oliver Heckmann (Singapore University of Technology and Design), de samensteller van de klassieker ‘Grundriss Atlas Wohnungsbau’, zet bijvoorbeeld vraagtekens bij het Eurocentrisme van zijn studie. Deze is gericht op de Westerse wereld zonder aandacht te schenken aan andere continenten. Waar grootschalige hoogbouw in het Westen heeft gefaald, werkt het in landen als Singapore uitstekend, zodat dit niet buiten beschouwing mag worden gelaten, zo stelt hij. Monique Eleb (Ecole d’architecture Paris-Villemin), de Franstalige professor die vanuit de sociologie en psychologie woningtypen bestudeerd, tast bij haar collega’s af of ook zij de nieuwe trends waarnemen zoals een hang naar natuur in de woning en het mixen van sociale lagen of programma’s in woongebouwen.

Twee vragen komen bovendrijven. Enerzijds of de studie naar woningtypologiën niet te abstract is om ook de sociale conventies weer te geven en anderzijds hoe het onderzoek naar typologieën op andere locaties bruikbaar is, indien de samenhang tussen de fysieke woning en culturele implicaties zo sterk is als verondersteld wordt. Volgens Eleb moet het onderzoek naar typologieën begrepen worden als een deconstructie van al het materiaal dat inhaakt op het ontwerp van de woning. Zonder de deconstructie is het onderzoek onbegonnen werk. Heckmann – die liever het woord typologie vermijdt vanwege de statische strekking – stelt dat kennis van de woningplattegrond niet rigide is, maar een oefening waarbij het schema in een nieuwe specifieke culturele context geplaatst kan worden. Zo bezien is het een creatief gereedschap om bepaalde kwaliteiten in een ontwerp te brengen die zich eerder in een andere context hebben bewezen.

De vraag waar het om te doen was, namelijk de waarde van typologieën in relatie tot continuïteit in de architectuur van de woningbouw, wordt slechts impliciet afgetast. Easton meent dat geen enkel woningtype wordt ‘uitgevonden’, maar ontstaat vanuit een opbouwende reeks waarbij steeds kleine aanpassingen in investering, wet- en regelgeving en sociale conventies veranderingen teweeg brengen. Ondanks twijfels bij sommigen, lijken de meeste sprekers mee te gaan in deze stelling. Ook grote stappen in de geschiedenis van de architectuur laten evenwel het belang van het bestuderen van typologieën zien, zo blijkt uit de presentatie van Dick van Gameren (TU Delft). De stadsenclave Barbican in Londen is geïnspireerd op het notoire project Adelphi dat tweehonderd jaar daarvoor werd gebouwd. Kenmerkend is de overeenkomst in de opbouw van podium en plint. Hoewel gesloopt, bleek het Adelphi een werkend model voor een nieuwe enclave.

Terug naar de Nederlandse context. De Nederlandse architectuur is groot geworden door spraakmakende en vernieuwende woningbouwprojecten. De ontwikkeling van de gestandaardiseerde naoorlogse woning enerzijds en de brutale aanpassingen ervan door generatie Superdutch anderzijds vormen onder meer de traditie waarop de huidige woningbouwproductie voortborduurt. Ook al wordt er niet meer op zulke grote schaal gebouwd, het onderzoek naar de thematieken binnen de huiselijke architectuur is op ten minste twee punten relevant. De huidige context waarin projecten als speldenprikjes tot stand komen biedt veel meer mogelijkheden dan voorheen om de woningplattegrond te innoveren. Nauw contact met de opdrachtgever kan nieuwe sociale dynamieken aan het licht brengen, terwijl de omgeving soms uitdagende aanknopingspunten voor het ontwerp biedt. En juist nu er minder wordt gebouwd is er voldoende tijd om afstand te nemen tot de woningbouw om te bestuderen welke typen inspirerend zijn voor de huidige opgaven. Want ook de ‘unieke’ wensen van de particuliere opdrachtgevers vallen binnen de thematieken van sociale relaties tussen huisgenoten, de beweging door de woning en de organisatie van de verschillende functies. Voorkomen moet worden dat elke afzonderlijke woning een uitspatting wordt van welgemeende, maar misplaatste originaliteit of een resultante van het product geld en wetgeving zonder daadwerkelijk een toevoeging te zijn aan de stad of de architectuur. Het is aan de architecten van deze opgaven om de thematieken vorm te geven, met in de nabijheid van de schetsrol de uitmuntende voorbeelden om op voort te bouwen.