Anne Dessing vraagt zich af, als bouwregels te beperkend zijn en leiden tot uniformiteit, waarom zouden we de wetten dan niet herschrijven, zodat het bouwen veel specifiekere huizen oplevert?
Dit afstuderen is een ontwerpend onderzoek naar strategieën om bijzondere woonhuizen in Amsterdam te realiseren. De planologie in Japan vormt daarbij een belangrijke inspiratiebron.
Het werk bestaat uit het ontwerp van drie woonhuizen en drie kavelkaarten. De huizen komen voort uit persoonlijke wensen en de bijzondere plekken waarop ze staan. Tegelijkertijd is het doel om met de ontwerpen de plekken te versterken.
Het verhaal begint bij de architectuur. Er staan in de Japanse steden veel meer vrijstaande, zelfgebouwde huizen dan in de Nederlandse steden. Toen ik in 2008 in Japan verbleef ben ik verliefd geworden op de woonhuizen. De enkele huizen vormen vaak bijzondere sculpturale objecten. Daarbij staan de huizen vaak op erg kleine plots. De beperking in ruimte maakt de interieurs heel specifiek en daarmee vaak aantrekkelijk. Verder maken de individuele wensen van de bewoners de huizen tot iets bijzonders. Ook op de grotere schaal leveren de vrijstaande huizen interessant gebruik op. De stedenbouw laat namelijk ruimte voor een continu transformatieproces. Vanwege de fijnmazige korrel van de enkele huizen blijft de hoofdstructuur van de stad onaangetast bij het verwijderen of transformeren van de woningen. Het is daarom eenvoudig de huizen te vervangen. De relaties tussen de huizen onderling kunnen zo continu veranderen en bieden daarmee de ruimte voor nieuwe woonvormen en nieuwe vormen van sociale cohesie.
In Tokio bezitten de meeste families een stuk grond waarop zelf een huis wordt gebouwd. Er is in Amsterdam ook steeds meer ruimte voor het bouwen van je eigen huis, maar dat lijkt alleen weggelegd voor de welgestelde onder ons. Bovendien worden de zelfbouwgebieden met een tabula rasa-aanpak ontwikkeld, waardoor er weinig verankering met de plek ontstaat. Terwijl bij het particulier ontwikkelen juist het groeiaspect zo interessant kan zijn, zowel voor het huis als voor de plek.
Amsterdam is een prachtige samenhangende stad. Toch blijven er door de rigide planvorming kansen liggen. De insteek van mijn afstuderen is om wonen mogelijk te maken op locaties in de stad waar dat in eerste instantie niet zo voor de hand lijkt te liggen, maar die door hun ligging en hun bijzondere karakter wel erg aantrekkelijk kunnen zijn. Natuurlijk zal de plek ook zijn tekortkomingen kennen. Die onvolkomenheden breng ik in kaart en probeer ik met het toestaan van woningbouw op te heffen of om te kiepen. Zo kan er een win-win situatie ontstaan.
De eerste locatie is er een waar met architectuur een nieuwe buurt wordt gemaakt. Het Zeeburgerpad is een lang, smal eiland midden in de stad. De gehele strip is nu voorzien van bedrijfspanden waarvan er veel leeg staan. Door de leegstaande bedrijven te slopen, maar de fundering en vloer te behouden, is op goedkope wijze een woonhuis te realiseren. Door meerdere huizen op een plot te realiseren, kun je de kosten van de grond drukken. Voor twee ton heb je een stuk grond en een eigen huis met uitzicht op het water. Voor dit plan zijn de grenzen opgezocht wat betreft de Nederlandse regelgeving en het burenrecht, om zo dicht mogelijk op elkaar te kunnen wonen.
De tweede locatie is er een waar de stedenbouw wordt bevraagd. Tuindorp Frankendael is een typische naoorlogse wijk. De wijk is opgebouwd uit zogenaamde wooneenheden die als een stempel worden gerepeteerd. Zoals bij veel naoorlogse wijken zit er een kwaliteit in de helderheid van de stempel, maar in de repetitie blijft er juist veel ongedefinieerd. Zo is er geen afleesbare hiërarchie in de buurt als geheel. Er zijn veel non-plekken in de restruimte tussen de stempels. Verder is het door alle herhaling erg lastig je te oriënteren. De hoeken zijn altijd blind. Het verkavelingsplan probeert deze tekortkomingen op te lossen. Het is voor de nieuwe bewoners interessant een relatief goedkoop stuk grond te kopen dat nu een non-plek vormt. Ze zijn echter wel verplicht op de grond openbare ruimte te realiseren. Zo wordt getracht van de restruimtes prettige verblijfsruimtes te maken.
De derde locatie is een landschapsopgave. Het Rembrandtpark ligt tussen de vooroorlogse en de naoorlogse stad in en is ontworpen als een groene bufferzone. Tegenwoordig wordt deze zone eerder als barrière ervaren, want het park is voorzien van veel bomen en s avonds is het niet altijd prettig daar langs te moeten fietsen. De bossen zijn in het park vooral ontworpen als randen van groene kamers. In het bos kan men nu eigenlijk niet komen. Maar tussen de bomen kan het juist zo ontzettend mooi zijn. Het is een erg aantrekkelijk idee om te wonen midden in het bos en tegelijk in de stad. Uitgaande van deze kwaliteit is voor het park een plan gemaakt. De paden en het water die door het park lopen snijden het bos in stukken. Deze versnijdingen kunnen dienen als kavelgrenzen. Zo ontstaat een kavelkaart van eilanden. Sommige erg groot, andere heel klein. De grond blijft eigendom van de gemeente. De bewoners pachten de grond en mogen een torentje bouwen tussen de bomen. Ze zijn dan wel verantwoordelijk voor het onderhoud van het bos.
De drie ontwerpen dienen als testcase om met een andere blik naar de stad te kijken. Er is zon grote vraag naar wonen in de stad dat men bereid is concessies te doen aan de standaarden in het wooncomfort. En de sleutel binnen dit afstuderen is om juist met behulp van die concessies de ontwerpen specifiek en daarmee aantrekkelijk te maken.
naam
Anne Dessing
email
opleiding / studierichting
Academie van Bouwkunst Amsterdam / architectuur
mentoren
Anne Holtrop, Felix Claus, Marieke Timmermans
wanneer begonnen met afstuderen
September 2011
wanneer klaar
Maart 2013
favoriete ontwerper
Er zijn er heel veel! Een willekeurige greep aan inspirerende architecten die als eerst bij me opkomen: Adolf Loos, Carlo Scarpa, Peter Markli, Kazuo Shinohara, Lina Bo Bardi, Pascal Flammer, Anne Holtrop, OFFICE, John Hejduk, Aldo van Eyck, Aldo Rossi, Ettore Sottsass, Gio Ponti, Caruso St. John, Valerio Olgiati, ROTOR en architecten de Vylder Vinck Taillieu
.En dan zijn er ook nog een boel kunstenaars: Sophie Calle, Ellsworth Kelly, Ed Rusha, John Baldessari, Andro Wekua, Jean Arp, Agnes Martin, Thomas Schutte, Louise Bourgeois, Katrin Sigurdardottir, Constantin Brancusi en Rachel Whiteread.
favoriete project
Villa Müller van Adolf Loos
wat doe je nu
Ik ben mijn eigen praktijk begonnen. Ik initieer eigen projecten. Zo ben ik een onderzoek gestart naar wonen in de stad op contextgevoelige locaties. En ik werk in opdracht. Onder andere aan een villa in Barneveld, aan een nieuw interieur voor het Sandberg Instituut (in samenwerking met Arjen Aarnoudse) en aan het interieur van een advocatenkantoor (in samenwerking met Donna van Milligen Bielke)