Recensie

De veranderbare samenleving

Landschap en energie, het is bepaald geen gemakkelijk hanteerbaar onderwerp. Landschapsarchitect Dirk Sijmons probeerde het al inzichtelijk te maken tijdens de laatste IABR waarvan hij curator was. Nu is er het mooie, lijvige boek Energie en landschap, ontwerpen voor transitie dat onder redactie van Sijmons, Jasper Hugtenburg, Fred Feddes en Anton van Hoorn is verschenen.

Spread uit het besproken boek. Impressie ‘gemengde windbossen (2015): monotone naaldbossen worden omgevormd naar (ecologische, recreatief en energetisch) meer waardevolle gemengde bossen, gecombineerd met windturbines.

Energie is de basis van alle leven, het landschap strekt zich uit over de hele wereld. Het welslagen van een publicatie over dit onderwerp staat en valt dan ook met een succesvolle inkadering. Dirk Sijmons staat erom bekend dat hij complexiteit met bravoure tegemoet treedt. In de inleiding wordt zelfs gesteld dat de grenzen tussen energie en ruimte nu voor het eerst ontwerpend worden beslecht, alle recente en minder recente ontwerpstudies naar energielandschappen, infra-ecologieën en metabolisme ten spijt*. Die bravoure wordt wel meteen wat afgezwakt door het doel dat men zich met deze publicatie stelt: het aantonen dat de relatie tussen energie en ruimte een heuse ontwerpopgave en een onontkoombaar vraagstuk is. Weinigen zullen daar nog van overtuigd moeten worden, maar velen zullen zich afvragen hoe dat binnen de huidige economische, politieke en sociaal-culturele verhoudingen in hemelsnaam moet gebeuren.

Energie en landschap, ontwerpen voor transitie bestaat uit verschillende onderdelen: een inleidende tekst met veel indrukwekkende infographics, een wikipedia-achtige benoeming van het ruimtebeslag van energievormen, vijf essays en vier ontwerpstudies. Niet alleen qua vorm, ook qua inhoud is de publicatie wisselend, waar op de ene pagina de werking van waterkracht schools wordt uitgelegd – ‘meestal toegepast in bergachtige gebieden’ -, wordt niet uiteengezet waarom je wel windmolens op de Veluwe zou kunnen plaatsen of wat het rendement is van een waterturbine in een sprengbeekje.

Spread uit besproken boek.

Als leidraad van het boek dienen energiescenario’s van kwantitatief energiegebruik. In dit geval twee belegen scenario’s ontwikkeld door het Planbureau voor de Leefomgeving en het Energieonderzoek Centrum Nederland: het business as usual (BAU) scenario en het less energy supplies & services (LESS) scenario. Belegen omdat zelfs het LESS-scenario nog uitgaat van een energiegebruik op het niveau van 1984, een periode met weliswaar 15% minder inwoners dan nu, maar met nog een aanzienlijk energie verbruikende industrie. Een pragmaticus zal zo’n doel heel ambitieus en ingewikkeld vinden om te bereiken, maar als toekomstig denkmodel om een maatschappij behoorlijk fundamenteel te veranderen zouden extremere (kwalitatieve) scenario’s het denken pas echt op scherp stellen.

Waar de kwantitatieve scenario’s weinig toegevoegde waarde hebben, zijn de ontwerpstudies meer kwalitatief doordacht met kringlopen en cascadering (componenten met de hoogste toegevoegde waarde als eerste uit de bio-massa halen). Het betreffen ontwerpstudies  voor Arnhem, Rotterdam, Noord-Nederland en de Groenmetropool (grensoverschrijdende mijnstreek) waarin steeds een energiesysteem wordt voorgesteld dat de energetische potenties van de landschappelijke structuur benut. De voorstellen laten zien dat het gaat over netwerken, smart grids en nieuwe verbindingen tussen energieproducenten en -afnemers. De ontwerpen zijn doordacht, maar binnen de ontwerpwereld lang niet zo vernieuwend als in de inleiding wordt gesuggereerd. De ingrediënten voor de energietransitie zijn er, maar het is vooral de realiseerbaarheid die al decennia zeer complex is. De complexiteit die met bravoure wordt aangegaan wordt uiteindelijk toch weer versimpeld tot één schaalniveau zonder verband met grotere netwerkkrachten, organisatievormen of zelfs met de analyses op de grotere schaal.

Spread uit besproken boek.

En daar vervalt Sijmons – niet onverwacht – in de oude gewoonten. Hij zet geloof, hoop en liefde op de veranderbaarheid van de samenleving en wil dat bovenal bereiken met een consistent overheidsbeleid. Zo zou een verbod op warmtelozingen op het water leiden tot aanleg van warmtenetten. De gevolgen van beleid en regelgeving worden in dit boek zo simpel en zo optimistisch ingezet dat de voorgaande analyses en de politieke werkelijkheid extra pijnlijk aanvoelen.

Na het lezen van al de teksten, bestuderen van de diagrammen en ontwerpen, ben je als lezer heen en weer geslingerd tussen de vele hoeken en gaten van het energetisch universum. Wat je precies gezien hebt zal iedere lezer anders ervaren. Het laatste essay van  Sijmons en Machiel van Dorst over de emotionele transitie had wat dat betreft centraal mogen staan. Het essay duidt de persoonlijke en psychologische houdingen die mensen kunnen hebben bij heftige veranderingen van een context, zoals landschap en energievoorziening. Energieverlies en -winst raakt mensen in hun bestaan, daden, dromen en angsten.  Het gebrek aan directe invloed op het complexe energiesysteem leidt tot weerstanden en onwetendheid. In het essay worden de homo ecologicus, economicus en politicus beschreven met ieder een eigen benadering van deze innerlijke en maatschappelijke strijd. Als dit essay leidend was geweest voor scenario’s en ontwerpstudies had het geleid tot een meer kwalitatieve benadering met ook een directe feedback op de persoonlijke leefwereld van de lezer. De vrijblijvende ontwerpen en de lichte, abstracte scenario’s slagen er nu niet overtuigend in om  de gesuggereerde verbinding tussen landschap en energie te leggen. En de energieklok, die tikt maar voort.

Impressie ‘duurzaam dorp’ (2020): kleine dorpen kunnen al op korte termijn in hun eigen energiebehoefte voorzien.