Al meer dan zestig jaar is in Nederland niemand bij een overstroming omgekomen lezen we in Dijken van Nederland, terwijl de achtergrond wordt gevormd door een foto van de luchthaven van Sendai (Japan) die overspoeld wordt door de tsunami van 2011. Wij doen blijkbaar iets waar ze in andere delen van de wereld wat van kunnen leren.
De dijk is na de tulp wellicht het bekendste Nederlandse exportproduct. Reeds sinds de late IJzertijd, ver voordat de eerste terp opgeworpen werd, ontdekten wij dat we met opgestapelde plaggen delen van ons land hoogwatervrij konden maken. Wat de Nederlandse dijkenbouw echter vooral bijzonder maakt, is dat we dit al vanaf de middeleeuwen stelselmatig aanpakte. Onze regionale planning én onze democratie zijn voor een belangrijk deel geworteld in de opgestapelde klei. Bij het openslaan van het boek Dijken van Nederland stelt je je als lezer dan ook direct de vraag: waarom beschikken we nu pas over dit mooie overzicht? Het monumentale boek geschreven en samengesteld door Eric-Jan Pleijster en Cees van der Veeken, beide van LOLA Landscape Architects neemt een plaats in naast de bijbels als Polders! (Adriaan Geuze, 2005) en De polderatlas van Nederland (Wouter Reh, Clemens Steenbergen, 2009).
Bij iedere omgeslagen pagina stijgt dan ook de bewondering voor de samenstellers van dit boek. Naast een uitgebreide beschrijving van de dijkgeschiedenis wordt ook de toekomst van de dijk belicht en naast de typologie is er ook aandacht voor techniek en beheer. Dit wordt nog eens een keer ruimtelijk in beeld gebracht aan de hand van een gedetailleerde en thematische cartografie van alle dijken in Nederland. En deze uitgebreide thematische uiteenzetting wordt daarnaast nog eens samengebracht in een veertigtal dijkportretten, hetgeen deze encyclopedie van de Nederlandse dijk prettig leesbaar maakt. Qua illustraties springen vooral de heldere isometrieën van de verschillende dijktypen eruit. Deze manier van verbeelden vertegenwoordigt in zn functionaliteit om de relatie tussen de dijk en haar directe omgeving te typeren echt de state of the art op het gebied de landschapsarchitectonische tekening.
Na een aantal avonden bladeren, lezen en kijken ga je je onwillekeurig tóch afvragen of er niet iets te wensen over blijft. In de beschrijving van de dijk an sich lijkt het boek bijna akelig volledig te zijn. Van zijwende tot vingerling, van bodemdaling tot recreatieve beleving, aan alles lijkt gedacht. Ook de popgroep De Dijk ontbreekt gelukkig niet. Een encyclopedie getrouw overheersen de feitelijkheden. Ook bij beschouwingen over dijkaanpassingen en de toekomst van de dijk overheersen praktijk en techniek.
Gezien de achtergrond van de auteurs, landschapsarchitecten, zou je toch verwachten dat de dijk als landschapsarchitectonische opgave ruim aandacht krijgt. Juist vanuit het geboden overzicht zouden de lezers meegenomen kunnen worden in het avontuur van het dijkontwerp. Hoe zorg je ervoor dat bij een dijkverzwaring de landschappelijke beleving niet verloren gaat? En hoe zit dat als een monumentale dijk als de Hondsbossche Zeewering door aanzanding langzaam zal veranderen in een duin? In het recente verleden is met name vanuit de landschapsarchitectuur uitgebreid studie gedaan naar de landschappelijke beleving van dijken en het is jammer dat de daaruit voortgekomen bevindingen en oplossingsrichtingen weinig plek krijgen in dit boek. Een boek als bijvoorbeeld Zee van land (Wouter Reh, Clemens Steenbergen, Diederik Aten, 2007) gaat hierin een stap verder door het landschappelijke fenomeen (in dit geval de droogmakerij) in haar componenten te ontleden en het als bouwdoos aan de ontwerper aan te bieden. Ik hoop dat dit aspect hier bewust achterwege gelaten is, en kijk dan ook reikhalzend uit naar deel II.
In dat volgende deel zou dan ook meer aandacht mogen zijn voor alternatieve waterveiligheidsstrategieën. Want die prachtige dijken stellen ons ook voor een enorm probleem. Door de combinatie van zeespiegelstijging en bodemdaling worden de gevolgen van een overstroming steeds groter. Op de lange termijn is het middels dijken weerstand bieden tegen de natuur daarom een kwetsbare strategie. De in het begin van het boek door de Romeinse veldheer Plinius beschreven armetierige terpbewoners hadden het wat dat betreft beter voor elkaar. Met hun veerkrachtstrategie avant la lettre zorgden zij ervoor dat hun land kon meegroeien met de stijgende zeespiegel. Immers, het door rivier- en zeewater op het land achtergelaten sediment zorgde ervoor dat het land bij iedere overstroming weer een klein stukje werd opgehoogd. Terwijl wij onszelf op de borst slaan met de dijk als succesverhaal zullen we tegenover de grilliger wordende natuur ook wat nederigheid moeten tonen. Een wellicht biedt de dijk dan toch niet overal het beste perspectief op bescherming van ons lage land.