Recensie

Het nooit gepubliceerde boek

Ed Taverne recenseert de monumentale publicatie Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis. Geschiedenis wordt herschreven.

Barcelona, voorstel voor tentoonstelling en boek. Afbeelding uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.

Er zijn weinig onderwerpen uit de architectuurgeschiedenis van de twintigste eeuw waar zoveel onzin over geschreven en verteld is als over de ‘ Functionele Stad’, de verzamelnaam voor een onderzoek, een congres en expositie waar onverbrekelijk de naam van CIAM mee is verbonden. CIAM is de Franse afkorting van de Internationale Congressen voor het Nieuwe Bouwen, een in 1928 opgerichte organisatie waarbinnen wereldwijd honderden architecten via werkcongressen, onderzoek deden en plannen maakten om de bestaande stad aan te passen aan de veranderde economische en sociale omstandigheden. Hoogtepunt van deze bijna medische bezorgdheid voor de stad als patiënt was het beroemde, vierde congres dat niet zoals gepland in Moskou plaats vond, maar aan boord van een schip van Marseille naar Athene (1933).

Hoewel er over de werkelijke gang van zaken tijdens het congres, over de uitvoerige voorbereidingen en vooral over de uitkomsten tot het begin van de jaren tachtig weinig betrouwbare gegevens gepubliceerd waren, was de beeldvorming zowel in de publieke media als vakliteratuur, uitgesproken negatief. Een van de oorzaken daarvan was het uitblijven van een populariserende congrespublicatie met alle resoluties en aanbevelingen. Daardoor werd het vierde congres vooral geïdentificeerd met de door Le Corbusier in het Handvest van Athene (1943) geformuleerde doctrine van de uiteengelegde stad, en is het CIAM programma voor de vorming van een eigentijdse leefomgeving op oneigenlijke manier geassocieerd met de doorsneepraktijk van de naoorlogse stadsontwikkeling.
Uiteindelijk is vooral onder invloed van sociologische klaagzangen uit de jaren zestig van Jane Jacobs, Alexander Mitscherlich of Hans-Paul Bahrdt, het CIAM-denken over de stad verantwoordelijk gesteld voor vrijwel alle onvolkomenheden zo niet ‘onmenselijkheden’ van de naoorlogse planmatige herinrichting, uitbreiding en vernieuwing van steden in de Westerse wereld. Een eerste stap op weg naar een wetenschappelijke herwaardering van de CIAM als collectieve onderneming, was de publicatie van oorspronkelijke CIAM documenten door Martin Steinmann in 1979. Daarna zou het nog ruim twintig jaar duren voordat de eerste serieuze studie over het CIAM-discours over stad en stedenbouw, en de mondiale receptie en effectuering daarvan gepubliceerd werd (Mumford, 2000).

Giedion en Neurath. Afbeelding uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.

Maar nu is, na bijna tachtig jaar, eindelijk het boek verschenen waar het indertijd allemaal om begonnen was: de publicatie van de vergelijkende analyse van 34 verschillende steden aan de hand van gestandaardiseerd kaartmateriaal, de verslagen van de mondelinge toelichtingen en, niet op de laatste plaats, de conclusies en richtlijnen voor politici, bestuurders en stadsplanners. Het is onvoorstelbaar maar waar: uit de Atlas of the Functional City blijkt dat tot nu toe het enige, authentieke verslag van het vierde congres, een Grieks/Franse tekst is in een even speciale als onvindbare aflevering van een Grieks ingenieurstijdschrift uit 1933. Gezien de publicitaire voorkeuren van deze generatie modernistische architecten is dit een verbijsterende feit dat bovendien nieuwsgierig maakt naar de grondslagen voor de sociaalwetenschappelijke verontwaardiging over de sociale effecten van de naoorlogse (woon) architectuur en stedenbouw.

Voorstel voor tentoonstelling en boek. Afbeelding uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.

Het mag dan even geduurd hebben, de door een collectief van Zwitsers/Nederlandse onderzoekers geredigeerde Atlas of the Functional City. CIAM 4 and the Comparative Urban Analysis is een in alle opzichten schitterend eerbetoon aan een van de belangrijkste architectonische ondernemingen uit de vorige eeuw. Niet op de laatste plaats door de puur zakelijke, grafische vormgeving van de Atlas en de hoge technische kwaliteit en leesbaarheid van het gereproduceerde kaartenmateriaal (Studio Joost Grootens). Die tillen de Atlas uit boven de gemiddelde bronneneditie en doen recht aan de waarde die CIAM hechtte aan de kracht van het grafisch verantwoord, cartografisch beeld.

De Atlas is niet alleen een wonder van boekontwerp, ook als tekstkritische editie en vertaling van het bronnenmateriaal voldoet het aan de hoge verwachtingen die CIAM zelf van het nooit gepubliceerde boek koesterde. Maar de door wijlen Dirk Frieling geïnitieerde onderneming is – bijna vanzelfsprekend – niet blijven steken bij een zorgvuldige of nostalgische reconstructie van een historische gebeurtenis. Het is ook en vooral een originele architectuurkritische inleiding op de werkwijze, doctrines en formules van CIAM. Sterker nog, aan de hand van recent historisch onderzoek naar CIAM protagonisten als Cornelis van Eesteren, Werner Max Moser en Rudolf Steiger, maar ook naar de problematiek van kaart en beeld bij de visualisering van kennis en boodschap, ontrafelt een keur van internationale (architectuur) historici niet alleen de context en achtergronden van het CIAM project van de ‘Functionele Stad’, maar wordt ook loepzuiver duidelijk waarom dit hele avontuur vanaf het allereerste begin gedoemd was faliekant te mislukken.

Le Corbusier. Afbeelding uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.

Daar was overigens tijdens het congres nog niet veel van te merken. Op het allerlaatste moment hebben de redacteuren van de Atlas de gelukkige inval gehad een katern met onbekend fotomateriaal op te nemen dat kort geleden uit de nalatenschap van een van de Zwitserse deelnemers (Carl Hubacher) is opgedoken. Het is een verbluffende selectie uit de ruim 700 opnamen die niet enkel een beeld geeft van levendige gesprekken en discussies maar ook van de eigenaardigheden van een intellectuele cruisetocht. De foto’s laten in onhandige kostuums gestoken architecten zien die lijken te zijn overrompeld door de mediterrane wereld: door de hitte, het licht en vooral door de landschappen die voorbijtrekken en de antieke monumenten die bezocht en uitgebreid getekend en gefotografeerd worden. Als je niet beter zou weten zou je eerder denken aan een varend congres van cultureel antropologen in de ban van streekeigene gebouwen, exotische klederdrachten en inheemse folklore!

Uit alle tot nu toe gepubliceerde foto’s, teksten en analyses zou men kunnen afleiden dat de scherpste discussies en meningverschillen zich niet zozeer tijdens als wel bij de voorbereiding (Berlijn en Barcelona 1931) en afronding en het in de publiciteit brengen van het congres hebben plaats gevonden. In die discussie draaide het steeds weer om meningverschillen over drie onderling samenhangende onderwerpen: welke data zijn noodzakelijk voor het stellen van een juiste diagnostiek van de contemporaine stad? Vervolgens: hoe, waar en door wie moet het onderzoeksmateriaal worden verzameld? En, tenslotte, hoe kan al die statistische informatie worden geconverteerd in een visueel overzichtelijk kaartbeeld met (gestandaardiseerde) symbolen die de ‘oneigentijdsheid’ van de stad bespreekbaar maar ook, in architectonisch-stedenbouwkundige zin, behandelbaar kan maken. Al deze onderwerpen komen in de inleidende essays uitgebreid aan de orde, waarbij de nadruk valt op thematische cartografie, beeldstatistiek en data visualisatie – onderwerpen die, gelet op hun interdisciplinaire karakter, in het huidige stadsonderzoek hoog op de agenda staan maar waar de bevlogen architecten in 1933 nauwelijks mee vertrouwd waren.

Leden van De 8 kleuren CIAM-kaarten in. Afbeelding uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.

Het programma van CIAM 4 was gericht op de analyse van de stad in haar geheel. Niet vanuit haar typologische of formele diversiteit, maar vanuit (vier) functies, aan de hand van een comparatieve analyse van 34 steden verspreid over vier continenten. De CIAM pretendeerde daarmee een volstrekt nieuwe en originele vorm van stadsplanning te entameren die de bestaande methoden ver achter zich zou laten. Vanuit historisch perspectief gezien is daarentegen de aansluiting op lopende en beproefde programma’s en methoden van onderzoek en planning evident. Stadsplanning had zich in de loop van de negentiende eeuw uitgekristalliseerd via allerlei allianties tussen een exploderend gemeentelijk administratief apparaat en kennisproductie op gebied van huisvesting, volksgezondheid en infrastructuur.

Op het moment dat de CIAM zich serieus met de stad begon te bemoeien was stadsplanning al een gevestigde discipline met eigen tijdschriften, leerstoelen en vooral, gemeentelijke diensten met expertise op gebied van regelgeving, statistisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek, zonering en stadsuitbreiding. Vrijwel alle bij CIAM 4 betrokken architecten en stedenbouwkundigen waren of werkzaam in gemeentelijke overheidsdienst of actief betrokken bij de activiteiten (tentoonstellingen, congressen, prijsvragen) van een van de vele internationale, overkoepelende platvormen op gebied van planning en stedenbouw, zoals de International Garden Cities and Town Planning Association.

Kaart 1 Amsterdam (l) en (r) kaart 1 Bandung . Afbeeldingen uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.

Wat echter de CIAM als internationaal forum fundamenteel onderscheidde van bestaande platforms voor stedelijke planning was de dominante invloedsfeer van (modernistische) architecten en ontwerpers. Wat hen grotendeels samenbond was het geloof in een betere samenleving en dat die met name door de moderne wetenschap en techniek binnen hand bereik lag. Over de wijze waarop de architectuur daaraan zou kunnen of moeten bijdragen, liepen echter de standpunten sterk uiteen, waardoor de voorbereiding van het werkcongres over de stad ernstig werden bemoeilijkt. Uit alle gepubliceerde stukken en analyses blijkt dat de deelnemers het nooit helemaal eens zijn geworden over de definitie van de stad en al helemaal niet hoe die onderzoekend te benaderen: als een politiek, sociaal-wetenschappelijk of als een strikt architectonisch-technisch probleem. Feit is dat dankzij de door Van Eesteren opgestelde en door de Nederlandse en Zwitserse delegatie gesteunde richtlijnen, men uiteindelijk in zee is gegaan met een kernachtig onderzoeksprogramma waarin de bestaande stad werd teruggebracht tot haar meest vitale elementen waardoor het zicht op hun beoogde verander- en vooral ontwerpbaarheid niet uit het oog zou geraken.

Uitgaande van de definitie van stedelijke planning als ‘ de organisatie van alle functies van het collectieve leven’ dienden de verschillende landenteams aan de hand van gestandaardiseerd kaartenmateriaal een zo inzichtelijk mogelijk beeld te geven van zowel de onderlinge samenhang van de vier functies: die van huisvesting, werk, recreatie en transport als van hun afhankelijkheid van locale omstandigheden als klimaat, topografie en, in een enkel geval, ook van geschiedenis. Op basis van de analyse van wetenschappelijke data hoopte de CIAM zo een scherp inzicht te krijgen in de dynamiek en complexiteit van de stedelijke samenleving. Met andere woorden: er is nooit sprake geweest van een rigoureuze reductie van de urbane werkelijkheid tot vier basale functies en al helemaal niet van het ontwikkelen en aanbevelen van een abstract zonering model aan de hand waarvan stedelijke gebieden zouden kunnen worden (her)ingericht.

Van Eesteren. Afbeelding uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.

In de programmering van het onderzoek naar de vier categorieën dreigde precies het tegenovergestelde te gebeuren: door de loskoppeling van de gebruiksfunctie uit het Vitruviaanse trio van constructieve eisen en formele expressie, creëerde de CIAM een nieuw soort functionalisme dat niet meer architectonisch gebonden was, maar veel meer verwant was aan het functiebegrip binnen de sociale wetenschappen. Zeer tot ongenoegen van relatieve buitenstaanders als Aalto en Mies van der Rohe kwam daarmee het zwaartepunt van zowel onderzoek als analyse niet langer op architectonische en stedenbouwkundige vraagstukken te liggen maar op sociologische problemen en methoden. En daarmee begaven de CIAM architect-onderzoekers zich op voor hen vreemd en onbekend terrein, met grote gevolgen voor het verloop en welslagen van de hele onderneming.

De kern van de nu gepubliceerde Atlas bestaat uit een aantal essays die gedetailleerd en goed gedocumenteerd verslag doen van de bemanning en werkwijzen van achttien landenteams die indertijd de cartografische analyses van vierendertig steden moesten voorbereiden. Hier komen de moeilijkheden aan het licht die de veelal ongeschoolde onderzoekers ondervonden bij het verzamelen en ordenen van de nodige data bij de vaak onwillige en argwanende, stedelijke autoriteiten. Maar ook de worsteling met de feitelijk onmogelijke opgave om al die statistische informatie en socio-economische data te transformeren in visueel begrijpelijk en toegankelijk kaartbeeld. En juist door de zelf opgelegde beperking tot drie thematische kaarten en het ontbreken van enigerlei vorm van beeldstatistiek zoals bijvoorbeeld ontwikkeld door de Weense filosoof en econoom Otto Neurath – die overigens wel aan boord was – beschikte men in de praktijk over te weinig gegevens om aan de hand van vergelijkende analyses, werkelijk door te dringen tot  de dynamiek en complexiteit van de stad.

De conclusie is dat het schitterende project van CIAM 4 uiteindelijk schipbreuk heeft geleden niet door een overdosis aan modernistisch vooruitgangsgeloof maar gewoon door gebrek aan elementaire kennis van de stad.

Kaart 1 Los Angeles (l) en (r) kaart 1 Berlijn. Afbeelding uit Atlas of the functional city – CIAM 4 and Comparative Urban Analysis.