Nog niet opgeleverd, maar al wel de nieuwe ’talk of the town’: Timmerhuis Rotterdam van OMA. Een sneak preview met Piet Vollaard.
Op een paar honderd meter afstand van de bijna onder het eigen succes bezwijkende Markthal nadert het volgende Rotterdamse icoon zijn voltooiing. De bouw van Timmerhuis Rotterdam, het nieuwe stadskantoor ontworpen door OMA, heeft zich na een tumultueuze openbare aanbesteding in relatieve rust voltrokken. Vergeleken met de gespierde grootschaligheid van zowel De Rotterdam als de Markthal, waarbij contextuele gevoeligheid niet bepaald de sterkste punten zijn, is het Timmerhuis een voorbeeld van subtiele inpassing in het stedelijk weefsel en aansluiting op bestaande wederopbouwarchitectuur. Tegelijk is het eigenzinnig en afwijkend genoeg om na oplevering met gemak de strijd om het beste Rotterdamse gebouw van deze eeuw (tot nu toe) aan te gaan. En te winnen.
In december organiseerde Bouwen met Staal een werkbezoek aan de bouwplaats. Het gebouw wordt pas dit najaar opgeleverd, maar voor staalliefhebbers was dit hét moment voor een bezoek; de innovatieve staalconstructie is grotendeels ingevuld, maar nog wel overal zichtbaar, de gevel zit er in en de ruimten van kantoren en woningen zijn grotendeels af, zij het nog niet afgewerkt. Het algemene gevoel onder de bezoekers was bewonderend: "Beter dan ik dacht., Als ik dan toch in Rotterdam zou moeten wonen, dan zou ik hier een appartement kopen. Ook de leden van het bouwteam die die middag hun werk presenteerden, leken er inmiddels van overtuigd dat dit niet meer mis kon gaan. Op tijd geleverd, binnen budget en vrijwel alle ambities van het oorspronkelijke ontwerp; een hoge mate van duurzaamheid, een flexibele indeling en een ver uitkragende constructie boven een vrije begane grond vloer gerealiseerd.
Het nieuwe Timmerhuis bevindt zich tussen De Meent, Haagse Veer, Rode Zand en het Raamplein. Aan twee zijden wordt de nieuwbouw begrensd door het L-vormige voormalige Stadstimmerhuis, een ontwerp van gemeentearchitect Koops uit 1953. De gevels en een deel van de binnenruimten van dit karakteristieke wederopbouwpand zijn gerestaureerd. De bestaande kantoorvloeren sluiten aan op de nieuwbouw. De totale omvang van het project (oud en nieuw) is 48.480 m2, waarvan 10.350 m2 retail en publieksruimten, 15.730 m2 kantoor, 10.400 m2 woningen (91 koopappartementen), 3.400 m2 algemene en facilitaire ruimten en 8.600 m2 (ondergrondse) parkeergarage.
De nieuwbouw manifesteert zich als een 'zwevende wolk' van witte, glazen kubussen boven een vrije ruimte op straatniveau. In het oorspronkelijke ontwerp werd deze zwevende wolkmassa boven een kolomvrije ruimte ingegeven door het feit dat de gehele begane grond zou worden ingenomen door een zogenaamde stadswinkel, alle balie- en informatiefuncties van de gemeente bij elkaar. Die functie is tijdens het bouwproces uit het project gehaald en zal worden vervangen door expositieruimte voor Museum Rotterdam (1700 m2) en verder winkelruimte. Een belangrijk element is de passage dwars door het gebouw die onderdeel wordt van een nieuwe wandelverbinding tussen de Coolsingel en het Laurenskwartier.
De staalliefhebbers kwamen echter voor de constructie, en het moet gezegd: die is niet mis. Niet alleen door zijn uitzonderlijke hoofdopzet, maar ook door de voor Nederland nog ongebruikelijke samenstelling en afwerking. In hoofdopzet bestaat de constructie uit twee grote 'poten' die samen de wolk van stalen kubussen dragen. De gehele nieuwbouw is gebaseerd op een raster van 7,2 x 7,2 meter. De poten worden gevormd door twee onderling verschoven stalen kernen. Deze zijn in de langsrichting gekoppeld door vakwerkliggers (supertrusses). Vanaf de kernen en de hoofdliggers kraagt een driedimensionaal stelsel van Vierendeelliggers een rechthoekig stelsel van stalen balken en kolommen, zonder schoren, maar met momentvaste knopen – uit naar het bestaande gebouw en naar de straatzijden. Het maximale overstek dat hiermee gerealiseerd wordt is 17 meter. Door deze constructiewijze ontstaat maximale vrije indeelbaarheid binnen het raster. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de gehele constructie zou bestaan uit een 3D Vierendeelraster. Theoretisch is dit constructief mogelijk, maar in dit geval zou het tot teveel staalgebruik leiden.
De elementen van de draagconstructie zijn geprefabriceerd aangevoerd, een noodzaak bij een dergelijke binnenstedelijke locatie zonder noemenswaardige opslag of verwerkingsruimte op de bouwplaats. De constructie-elementen bestaan bovendien nauwelijks uit handelstaal, maar zijn daarentegen in de fabriek opgebouwd uit S355 (hogesterktestaal) gesneden en gelaste staalplaat. Aan de constructie is veel meer dan gebruikelijk in de Nederlandse bouwcultuur gelast. Aan sommige van de prefab knopen stonden twee lassers een week te lassen. In totaal is er 3850 ton staal verwerkt, een halve Eiffeltoren. Dankzij de vergaande prefabricage kon de gehele draagconstructie in negen maanden worden opgebouwd. Een tweede voordeel van de combinatie van hogesterktestaal en prefabriage is dat demontage relatief eenvoudig zijn en dat het, door standaardisatie wat betreft de maatvoering, relatief eenvoudig is om woon- en kantoorfuncties te wisselen.
De vloeren bestaan uit staalplaatbetonvloeren waarbij de leidingen door sparingen in de liggers worden gevoerd. Het grootste gedeelte van de staalconstructie die in het zicht blijft is met brandwerende coating afgewerkt.in het zicht. Ook in de twee grote verticale lichtschachten is de constructie op het vierkante raster doorgezet en in het zicht gelaten.
In verticale zin bestaat de nieuwbouw uit drie zones; de vrije plint met Museum Rotterdam en winkelruimten, daarboven een zone met kantoorruimten die overlopen in de kantoorvloeren van het bestaande gebouw, en tenslotte een zone met appartementen. Ergens halverwege de 'wolk' bevindt zich een mediaan. Onder de mediaan steeds verder uitkragende kantoren en daarboven vanaf de maximale uitkraging getrapt teruglopende woonverdiepingen. Door de getrapte opbouw konden veel appartementen worden voorzien van ruime dakterrassen. In een aantal gevallen wordt dit terras gedeeld met twee woningen, en andere appartementen zijn voorzien van een klein serre. Vooral het terras met uitzicht over de daken van de op deze plaats nog 'lage' binnenstad levert in combinatie met de volledig glazen gevels bijzonder aantrekkelijke woonruimten op.
De gevels bestaan uit geprefabriceerde aluminium kozijnen op een stramien van 1,80 m met een driedubbele beglazing. De volglazen gevels zijn voorzien van een keramisch noppenpatroon dat voor het wolkachtige karakter zorgt en dat opwarming door teveel zoninstraling voorkomt, terwijl ze van binnenuit gezien grotendeels doorzichtig blijven. Uit dit patroon zijn rechthoekige 'raamstroken' vrijgehouden. De gevels van de plint worden geheel opgebouwd uit gebogen glasplaten. Grote schuifwanden sluiten de openbare passage 's avonds af.
Het is nog wat vroeg om een eindoordeel over het Timmerhuis te geven, vooral het interieur van de open kantoorvloeren, natuurlijk bedoeld voor het 'nieuwe werken', en de verschillende openbare wandelroutes en trappartijen moet zich nog bewijzen. Of de golvende gevel als winkelpui gaat werken en of de passage ook daadwerkelijk zal bijdragen tot een nieuwe wandelroute in het centrum, is eveneens nog de vraag. Maar wat er staat is al bijzonder genoeg. Wat misschien nog het meest opvalt, is de moeiteloze wijze waarop het gebouw zich door zijn informele bouwmassa in zijn omgeving heeft gevoegd, terwijl de architectuur van de nieuwbouw toch absoluut niet conformeert aan de baksteenarchitectuur van het oude Stadstimmerhuis of het naastgelegen stadhuis. Het verwijt dat OMA niet contextueel kan bouwen – vooral door de volkomen verkeerd begrepen kwalificatie 'fuck the context' van Rem Koolhaas die hij uitte in het kader van extreem grote gebouwen – was altijd al misplaatst, maar kan nu met Timmerhuis Rotterdam definitief onder het lemma incorrecte kritiek worden gearchiveerd.